Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBAMS:2022:5154

2 september 2022

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rolnummer: C/13/706764 / HA ZA 21-792

Vonnis van 27 juli 2022

in de zaak van

[wettelijk vertegenwoordigster]

in hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigster van [eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. M.A. Smits te Nijmegen,

tegen

de stichting

STICHTING ARKIN,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde,

advocaat mr. S.F. Tiems te Leiden.

Partijen zullen hierna [wettelijk vertegenwoordigster] en Arkin genoemd worden.

De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 2 juli 2021,

  • de akte overlegging producties van de zijde van [wettelijk vertegenwoordigster] ,

  • de conclusie van antwoord, met producties,

  • het tussenvonnis van 26 januari 2022 waarbij ambtshalve een mondelinge behandeling is bepaald,

  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 17 mei 2022.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

De feiten

2.1. [wettelijk vertegenwoordigster] is de pleegmoeder van [eiseres] (hierna: [eiseres] ). [wettelijk vertegenwoordigster] is tevens de mentor en bewindvoerder van [eiseres] . Voor deze wettelijke vertegenwoordiging ontvangt [wettelijk vertegenwoordigster] geen vergoeding.

2.2. [eiseres] is in de periode van 21 december 2016 tot 28 januari 2018 op verschillende locaties van zorgaanbieder Arkin onder behandeling geweest onder andere in het kader van een rechterlijke machtiging als gevolg waarvan zij een BOPZ-status heeft gehad.

2.3.Op de website van Arkin wordt uitleg gegeven over de klachtenprocedure. Daar staat onder meer:

Klachtenbehandeling

Wij doen ons best om u de best mogelijke behandeling te bieden. Toch kan het gebeuren dat u niet tevreden bent. U kunt een klacht hebben over beslissingen over uw behandeling, of u vindt dat uw behandelaar de gemaakte afspraken over uw behandeling niet goed nakomt. Misschien bent u van mening dat een medewerker van de instelling onzorgvuldig met u of met uw medische gegevens is omgegaan. Of u voelt zich bijvoorbeeld niet veilig in de wachtkamer.

Als u een klacht hebt, dan horen we dat graag van u! In onze algemene klachtenfolder leest u welke stappen u kunt nemen.”

2.4.Daarnaast heeft Arkin op haar website een filmpje geplaatst waarin wordt gezegd:

“Soms is dit niet genoeg. Dan kunt u naar de geschilleninstantie. U schrijft een brief met uw klacht. De klachtenfunctionaris kan u hierbij helpen. De geschilleninstantie zegt wie er gelijk heeft en wat er nu moet gebeuren. Wilt u meer informatie? Lees dan onze folder. U kunt ook bellen met de klachtenfunctionaris: [telefoonnummer] . Wij helpen u graag.”

2.5.Onder het filmpje staat een link naar het ‘volledige klachtenbeleid’ van Arkin. Hierin is opgenomen:

“Als een klacht na het doorlopen van de interne klachtenregeling niet naar tevredenheid van de klager is opgelost of de klacht is niet binnen de wettelijke termijn afgehandeld dan kan de klager zijn klacht voorleggen aan de geschilleninstantie. De cliënt betaalt hiervoor € 52,50- griffiekosten. De kosten voor de instelling zijn momenteel ca. € 3300,- per geschil.

De geschilleninstantie doet binnen 6 maanden uitspraak. De uitspraak is bindend voor de zorgaanbieder en voor de cliënt. De geschilleninstantie komt tot een inhoudelijke (her)beoordeling van de klacht en kan eventueel een schadevergoeding toekennen tot een bedrag van € 25.000,-.”

2.6. [wettelijk vertegenwoordigster] heeft van de interne klachtenregeling gebruik gemaakt om de drieëndertig klachten die zij had over de (niet dan wel niet adequaat) verleende zorg aan [eiseres] voor te leggen aan de klachtencommissie van Arkin. De klachten zijn niet naar tevredenheid van [wettelijk vertegenwoordigster] opgelost.

2.7.Nadien heeft [wettelijk vertegenwoordigster] zich namens [eiseres] gewend tot de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (hierna: GCggz). Zij heeft op 4 januari 2020 een melding gemaakt van haar klachten. Op 17 januari 2020 is aanvullend een vragenformulier ingediend waarbij nogmaals een omschrijving wordt gegeven van de klachten en tevens wordt gemeld dat schade is geleden ten bedrage van € 25.000,00. Bij de akkoordverklaring van het vragenformulier is het volgende vermeld:

“Door hier akkoord te gaan geeft u (namens uw cliënt) toestemming aan De Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg desgewenst het hele behandeldossier – inclusief de medische en paramedische gegevens – bij de (vertegenwoordiger van de) zorgaanbieder/zorgverlener op te vragen en geeft toestemming aan de (vertegenwoordiger van de) zorgaanbieder/zorgverlener om dit dossier gevraagd en ongevraagd aan de Commissie ter beoordeling van het geschil toe te zenden.

U heeft hier toestemming voor gegeven.

U kunt het reglement van de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg terugvinden op onze website https://www.degeschillencommissiezorg.nl/ggz-reglement/”

2.8.De mondelinge behandeling van het geschil heeft op 12 maart 2021 plaatsgevonden. Op 4 mei 2021 heeft de GCggz een bindend advies uitgebracht. De klacht van [wettelijk vertegenwoordigster] is op alle onderdelen ongegrond verklaard.

Het geschil

3.1. [wettelijk vertegenwoordigster] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  1. het oordeel van de GCggz van 4 mei 2021 met betrekking tot ontvankelijkheid, ongegrondverklaring en afwijzing van de verzochte schadevergoeding, te vernietigen, althans voor recht te verklaren dat de uitspraak van de GCggz van 4 mei 2021 [wettelijk vertegenwoordigster] niet bindt, zodat het haar vrij staat alsnog de civiele rechter te benaderen voor een volledige toetsing van haar klachten en/of schadevergoeding te vorderen, althans die beslissing te nemen als de rechtbank meent dat behoort;

  2. met veroordeling van Arkin in de proceskosten, met inbegrip van de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.2. [wettelijk vertegenwoordigster] legt aan haar vordering ten grondslag dat tussen haar en Arkin geen rechtsgeldige vaststellingsovereenkomst is gesloten in de zin van artikel 7:900 BW waarbij is overeengekomen dat de GCggz een bindend advies zou geven met als gevolg dat zij zich niet meer tot de civiele rechter zou kunnen wenden. Het doen van afstand van het recht op toegang tot het bij de wet ingestelde recht dient vrijwillig en ondubbelzinnig te geschieden. Het aanbod van Arkin is niet ondubbelzinnig geweest waardoor de aanvaarding van [wettelijk vertegenwoordigster] ook niet ondubbelzinnig heeft kunnen gebeuren. Verder stelt [wettelijk vertegenwoordigster] dat indien wel een overeenkomst tot stand is gekomen waarop mogelijk algemene voorwaarden van toepassing zouden kunnen zijn op grond van artikel 6:236n BW sprake is van een onredelijk bezwarend beding.

Arkin concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [wettelijk vertegenwoordigster] met veroordeling van [wettelijk vertegenwoordigster] in de kosten van deze procedure, met inbegrip van de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

Arkin betwist primair dat geen vaststellingsovereenkomst is overeengekomen.

Subsidiair voert Arkin aan dat het ontbreken van een vaststellingsovereenkomst geen grond is voor vernietiging van het bindend advies op grond van artikel 7:904 BW. Zij had vernietiging of nietigverklaring van de vaststellingsovereenkomst moeten vorderen in plaats van het bindend advies als essentiële gebreken kleven aan de vaststellingsovereenkomst. Vernietiging van het bindend advies kan alleen plaatsvinden als gebondenheid in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, hetgeen niet is gebleken. Meer subsidiair bepleit Arkin een verwijzing naar de GCggz met een nieuwe samenstelling.

3.4.Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

De beoordeling

4.1.De Wet Kwaliteit, klachten en geschillengezondheidszorg (Wkkgz) bepaalt in artikel 20 de bevoegdheid van erkende geschillencommissies om bij wege van bindend advies te oordelen over ingediende klachten die na een interne klachtenprocedure bij de oorspronkelijke zorginstelling bij één van de geschillencommissies worden voorgelegd. Tevens bestaat de bevoegdheid voor geschillencommissies een schadevergoeding toe te kennen tot maximaal € 25.000,00. De vraag ligt voor of [wettelijk vertegenwoordigster] gebonden is aan het door de GCggz gegeven bindend advies. [wettelijk vertegenwoordigster] stelt primair dat dit niet het geval is omdat partijen geen vaststellingsovereenkomst hebben gesloten inhoudende dat zij hun geschil aan GCggz zouden voorleggen met een bindend advies tot gevolg. Arkin betoogt daarentegen dat wel degelijk een dergelijke vaststellingsovereenkomst tussen partijen is gesloten.

4.2.In artikel 7:900 lid 1 BW staat dat een vaststellingsovereenkomst een overeenkomst is die partijen sluiten om een onzekerheid of een geschil over wat 'tussen hen rechtens geldt' te beëindigen of te voorkomen. Hierbij dient onderscheid te worden gemaakt tussen een vaststellingsovereenkomst waarbij partijen gezamenlijk beslissingen nemen en aldus de vaststelling en de beslissing samenvallen, en de vaststellingsovereenkomst waarbij partijen aan één van hen of aan een derde opdragen een beslissing te nemen en de vaststelling en de beslissing niet samenvallen, zoals is bepaald in lid 2 van artikel 7:900 BW. Een door een geschillencommissie gegeven bindend advies betreft de situatie waarbij partijen aan een derde opdragen een beslissing te nemen over hun geschilpunten.

4.3.In het onderhavige geval heeft de GCggz de beslissing genomen in het geschil tussen partijen nadat dit aan haar was opgedragen. Dat de GCggz van rechtswege bevoegd is om een bindend advies te geven over een aan haar voorgelegd geschil neemt niet weg dat partijen een vaststellingsovereenkomst dienen overeen te komen gericht op het opdragen van het bindend advies, hetgeen impliceert dat afstand wordt gedaan van het recht op toegang tot het bij de wet ingestelde gerecht.

4.4.De rechtbank oordeelt dat geen vaststellingsovereenkomst tussen partijen is gesloten waarbij het bindende karakter van de beslissing is overeengekomen. Zij overweegt daartoe het volgende.

4.5.Niet in geschil is dat [wettelijk vertegenwoordigster] het geschil heeft willen voorleggen aan de GCggz. Zij stelt echter dat haar wil uitdrukkelijk niet gericht was op het bindend voorleggen van het geschil aan de GCggz met uitsluiting van de overheidsrechter. Hierbij zij opgemerkt dat volgens vaste rechtspraak de afstand tot de overheidsrechter vrijwillig en ondubbelzinnig dient plaats te vinden. De rechtbank overweegt dat uit de hiervoor (overwegingen 2.3 tot en met 2.5) geciteerde informatie op de website van Arkin onvoldoende duidelijk volgt dat een uitspraak van de GCggz bindend is in die zin dat de weg naar de overheidsrechter daarmee in beginsel niet langer open staat. In het ‘volledige klachtenbeleid’ is weliswaar opgenomen dat de uitspraak bindend is, maar daar wordt niet uitgelegd wat dat betekent. In de meer algemene informatie, die zonder doorklikken op de website te raadplegen is, ontbreekt dergelijke informatie geheel. [wettelijk vertegenwoordigster] heeft bovendien aangegeven dat zij meerdere klachtenfunctionarissen heeft gesproken zonder dat haar is verteld dat het voorleggen van haar klachten aan de GCggz betekende dat zij zich niet langer tot de burgerlijke rechter kon wenden. Dat betekent dat de aanvaarding door [wettelijk vertegenwoordigster] van het aanbod van Arkin niet vrijwillig en ondubbelzinnig was gericht op het bindend voorleggen van het geschil aan de GCggz in de zin van artikel 6:217 BW.

4.6.Arkin betoogt verder dat [wettelijk vertegenwoordigster] bekend was met de bevoegdheid van de GCggz om een bindende uitspraak te doen en een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van € 25.000,00 hetgeen volgt uit het feit dat zij precies € 25.000,00 vorderde bij de GCggz. Dit impliceert haar bekendheid met de informatie omtrent de procedure bij de GCggz. Door [wettelijk vertegenwoordigster] wordt deze bekendheid met het bindende karakter van de uitspraak van de GCggz uitdrukkelijk betwist. [wettelijk vertegenwoordigster] heeft op de mondelinge behandeling hierover verklaard dat haar tijdens een telefonisch gesprek met een klachtenfunctionaris van Arkin is verteld dat zij € 25.000,00 op het formulier kon invullen bij het schadebedrag nadat zij had laten weten dat het leed van haar dochter niet in geld is uit te drukken. Gelet op deze betwisting door [wettelijk vertegenwoordigster] en hetgeen hiervoor is overwogen over de niet-ondubbelzinnige informatieverstrekking door Arkin is de enkele omstandigheid dat op het aanvraagformulier het bedrag van € 25.000,00 is ingevuld onvoldoende om bekendheid van [wettelijk vertegenwoordigster] met het bindende karakter van de procedure bij de GCggz aan te nemen.

4.7.De enkele verwijzing naar het reglement van de GCggz op het door [wettelijk vertegenwoordigster] ingediende vragenformulier maakt voorgaande niet anders. Daarbij staat immers niet vermeld dat het reglement van toepassing is of dat bij indiening van het vragenformulier de indiener met de toepasselijkheid ervan akkoord gaat. Bovendien blijkt uit het formulier evenmin dat de commissie bij wege van bindend advies op haar klachten zou beslissen.

4.8.Uit het voorgaande volgt de conclusie dat [wettelijk vertegenwoordigster] niet gebonden is aan de uitspraak van de GCggz. De gevorderde verklaring van recht zal dan ook in die zin worden toegewezen. De overige geschilpunten tussen partijen kunnen als gevolg hiervan onbesproken blijven.

4.9.Arkin zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [wettelijk vertegenwoordigster] worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op € 1.435,00, waarvan € 309,00 aan griffierecht en € 1.126 aan salaris advocaat (twee punten x tarief € 563,00). Arkin zal ook worden veroordeeld in de nakosten van de procedure, op de wijze als hierna onder de beslissing vermeld.

4.10.Zowel over de proceskosten als de nakosten zal de door [wettelijk vertegenwoordigster] gevorderde en door Arkin niet weersproken wettelijke rente worden toegewezen.

De beslissing

De rechtbank

5.1.verklaart voor recht dat [wettelijk vertegenwoordigster] niet gebonden is aan het door de GCggz gegeven bindend advies van 4 mei 2021,

5.2.veroordeelt Arkin tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [wettelijk vertegenwoordigster] tot op heden begroot op € 1.435,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening van het vonnis, tot aan de dag van voldoening,

5.3.veroordeelt Arkin in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Arkin niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening van het vonnis, tot aan de dag van voldoening,

5.4.verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,

5.5.wijs het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. M. Singeling, bijgestaan door mr. M.W.J. Kerren, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2022.

Artikel delen