Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Hoe gemeenten hun best doen niet het kind van de rekening te worden

Op de vraag waarom het gemeenten niet lukt om jeugdhulp effectief en doelmatig te organiseren, betoogde Desiree van Doremalen dat dit komt omdat gemeenten geen gebruikmaken van de diagnostische cyclus. (1) Een conclusie die volgens Wouter Oud onvoldoende recht doet aan de situaties waar gemeenten, inwoners en jeugdhulpaanbieders zich in bevinden.

23 februari 2022

Blog

Blog

AleksandarNakic_E+_via GettyImages

Ik las vorige week een blog van Desiree van Doremalen getiteld 'Waarom lukt het gemeenten niet om jeugdhulp effectief en doelmatig te organiseren?'. Het korte antwoord daarvan las ik helaas als: “Omdat ze geen gebruik maken van de diagnostische cyclus.” Ik zeg hier helaas, niet omdat ik het oneens ben met de punten die Desiree noemt, maar omdat ik denk dat deze conclusie onvoldoende recht doet aan de situaties waar een gemeente, haar inwoners en aanbieders van jeugdhulp zich in bevinden. Hierbij moet natuurlijk meegewogen worden dat ik ondertussen alweer jaren actief ben aan de kant van de ‘poortwachters’ die naarstig proberen grip te krijgen op wat ze sinds vanaf 2015 in hun takenpakket hebben gekregen, zowel inhoudelijk als financieel.

De klacht

Dat de jeugdhulpverlening in Nederland een zorgenkindje is hoeven we niet ter discussie te stellen, een direct gevolg van de transitie en transformatie is dat echter niet. Immers was de tevredenheid over het functioneren van voormalig Bureau Jeugdzorg ook niet om over naar huis te schrijven. Het probleem en de roep naar verbetering bestaan dus al langer. Deze verbeteringsronde wordt echter 'dapper' gecombineerd met 'forse' bezuinigingen vanuit het rijk. Iedereen die zich enigszins heeft ingelezen in de schaarste-theorie zal hierbij snappen dat het risico van tunnelvisie op organisatieniveau groter wordt, wat klassieke denkfouten, als het foutief vaststellen van een oorzakelijk verband, het volgen van de meerderheid of zwart-witdenken in de hand werkt. Dat gemeenten de focus lijken te leggen op het huishoudboekje is daarmee misschien wel goed te verklaren.

Los van het gedoe om geld, kan ik het verhaal van de transformatie wel inhoudelijk aan mezelf uitleggen. Het idee om dichter bij het gezin een meer integrale aanpak neer te zetten heeft zeker potentie in het vergroten van het welzijn van gezinnen. Die opdracht vraag echter ook om de nodige context, want de reikwijdte is groter dan alleen goed de Diagnostische Cyclus uitvoeren.

Het probleem

Integraal werken betekent samenwerken. In ons geval gaat dat om een interdisciplinaire samenwerking op teamniveau. Die samenwerking is nodig om werkwijzen op elkaar af te stemmen en complexe problematiek te structureren, zodat inwoners geholpen worden naar een passende oplossing. Die passende oplossing hoeft echter niet in de jeugdhulp gevonden te worden, of is soms gewoonweg niet direct te realiseren. Denk bijvoorbeeld aan problematiek op het gebied van bestaanszekerheid (huisvesting/inkomen), wat ik voorwaardelijk stel als het gaat om gezond en veilig opgroeien. De Zelfredzaamheid-Matrix beschrijft daarnaast nog elf domeinen die relevant kunnen zijn in de probleemanalyse, daarin hebben we het dan nog niet over de veertien condities voor een optimale ontwikkeling uit de richtlijn “Gezinnen met meervoudige en complexe problemen”.

De analyse

In het doorlopen van de Diagnostische Cyclus – overigens doen wij ons best de jeugdhulprichtlijn “Samen met ouders en jeugdige beslissen over passende hulp” te gebruiken in onze dagelijkse praktijk – loop je er dan tegenaan dat de verheldering van een klacht, probleem of verklaring makkelijk complex is. Ouders die in een vorm van schaarste leven hebben klachten die van dag tot dag anders kunnen zijn en over verschillende leefgebieden gaan. Die klachten kunnen voortkomen uit problemen op verschillende domeinen, waarin het overzicht nog ontbreekt. De samenhang van die problemen verwerken in een verklarende analyse kan genoeg tijd kosten om te zorgen dat er nieuwe problemen ontstaan. Dit maakt dat we er soms niet aan ontkomen om hulp in te zetten in de directe ondersteuning van het gezin, omdat het anders niet lukt om de situatie te stabiliseren.

Ondertussen heb ik twee van de zeventien richtlijnen jeugdhulp genoemd, die allemaal afhankelijk van de situatie op verschillende momenten relevant kunnen zijn in een rondje door deze cyclus. Voor de verklarende analyse willen we komende tijd investeren in het werken met het 7-Factorenmodel. Daarmee kunnen we de uitwerking van die stap concretiseren en samen met het gezin doorlopen en zo zoeken naar passende hulp (Matched Care).

De dagelijkse praktijk toont zich dus weerbarstig, en niet alleen in het directe gezinsleven. Zo komen we nog met te grote regelmaat tegen dat recent gewerkt is of nog steeds gewerkt wordt met koude diagnostische labels. Ik zie nog regelmatig ADHD, ASS en allerlei afgeleiden in rapporten weggeschreven staan alsof het absolute waarheden zijn, terwijl elke nieuwe versie van de DSM die waarheden aan lijkt te kunnen passen. Nu ben ik niet van plan om hier een hele zijdelingse discussie over te starten, maar het gebrek aan heldere handelingsgerichte diagnoses (zelfs als we daar vanuit de gemeente met het gezin samen gericht naar vragen) blijft een zorg voor mij.

Die zorg heb ik niet alleen maar omdat ik daardoor het idee heb dat we elkaar ergens niet goed begrijpen, maar ook omdat het zijn weerslag heeft op hoe we met ouders over opgroeien en opvoeden in gesprek willen. Het plaatsen van de gezinssituatie in een transactioneel kader maakt het voor iedereen makkelijker om los te komen van het kindgerichte paradigma (“Mijn kind heeft ADHD”). Dit vind ik van groot belang om met ouders wel het gesprek te kunnen voeren vanuit de principes van kwetsbaar ouderschap en het bufferdenken van Alice van der Pas. Dat geeft ruimte om problemen in opvoeden of opgroeien, waar passend, te normaliseren en met ouders te praten over wat we goed genoeg vinden. Dat is wat mij betreft waar de echte transformatie van de jeugdhulp zit. Passend bij de missie van Rene Knip waar ik in een eerder artikel over schreef. Dit brengt me trouwens nog even bij “Abstine in dubio”, in Friesland bestaat daar wel een pedagogische variant van: “Doen wat nodig is, maar laten waar het kan.”

Dan toch nog even over de inkoopsystematiek. Ik beschik niet over harde gegevens om conclusies uit te trekken, maar ik zie verschillende initiatieven om de inhoud van het werk het grootste goed te houden. Echter zullen we niet los kunnen komen van financiële verantwoording en controle als de portemonnee aan het begin van het fiscale jaar al leeg is. Hoe die zo snel leeg is hoef ik niet uit te leggen, maar dat dwingt (samenwerkende) gemeenten tot harde keuzes. Om de schaarste weg te houden bij de uitvoering en de kwaliteit niet onder schaarste te laten lijden doen wij echter ons best om te werken vanuit “Als de inhoud klopt, dan klopt het geld.” We zoeken dus zeker niet alleen een oplossing in een andere inkoopmethodiek, maar doen ons best om in schaarste de focus te houden op de inhoud van het werk en het welzijn van de gezinnen die binnen (of soms buiten) onze grenzen wonen.

De indicatie

Welke hulp we daarbij nodig hebben hangt af van de ruimte die we krijgen. Goed, snel en goedkoop is een utopie. In de praktijk kun je sturen op twee van deze factoren. Zolang de betaalbaarheid ons primaire probleem is ontkomen we er niet aan om te kiezen tussen goed en snel. Waar de urgentie van de problematiek ons soms dwingt tot snel. Willen we de jeugdhulp in Nederland kwalitatief goed regelen met passende hulp die tijdig beschikbaar is voor gezinnen en jeugdigen, dan hebben we een situatie nodig waarin gemeenten zich geen zorgen hoeven te maken over de financiering. Pas dan ontstaat er echt ruimte om te transformeren.

Voetnoten

(1) Lees het opiniestuk 'Waarom lukt het gemeenten niet om jeugdhulp effectief en doelmatig te organiseren?' van Desiree van Doremalen.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.