Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:GHAMS:2024:1206

2 mei 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

afdeling strafrecht

parketnummer: 23-002672-23

datum uitspraak: 18 april 2024

TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 september 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-216846-23 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1987,

adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van

4 april 2024.

De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.
hij op of omstreeks 28 augustus 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meerdere (zes) grote (sport)tassen en/of koffer(s) en/of een koelbox, (telkens) met zeer veel persoonlijke goederen als inhoud, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

2.
hij op of omstreeks 28 augustus 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een hotelkamer en/of het interieur daarvan, zijnde een televisie en/of een toilet en/of een handdoek en/of een matras, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [hotel], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.
hij op 28 augustus 2023 te Amsterdam, meerdere (sport)tassen en koffers en een koelbox, telkens met zeer veel persoonlijke goederen als inhoud, die aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;

2.
hij op 28 augustus 2023 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een hotelkamer en het interieur daarvan, zijnde een televisie en een toilet en een handdoek en een matras die geheel aan [hotel], toebehoorden heeft vernield en/of beschadigd;

Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

diefstal.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van beide feiten dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsman heeft betoogd dat de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was en ter onderbouwing daarvan stukken overgelegd.

Het hof overweegt als volgt.

Uit de door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde stukken blijkt dat de verdachte op 24 september 2023 een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, opgelegd heeft gekregen, waarvoor door de rechtbank Amsterdam twee dagen later een machtiging tot voortzetting is verleend. In de beschikking van de rechtbank is vermeld dat vermoed wordt dat bij betrokkene (verdachte) sprake is van gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis in de vorm van een psychotische episode. Dit vermoeden van psychose is ook vermeld in de door de raadsman overlegde e-mail van 24 september 2023, opgesteld door arts [arts] en psychiater [psychiater].

Het hof stelt vast dat bovengenoemde stukken dateren van ongeveer een maand na de tenlastegelegde feiten. Gelet op dit tijdsverloop en de omstandigheid dat de arts en psychiater spreken van een ‘vermoeden’, is het hof van oordeel dat de stukken onvoldoende basis vormen voor de conclusie dat de verdachte op 28 augustus 2023 leed aan een psychose. Het verweer van de raadsman, voor zover inhoudende dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar was, wordt dan ook verworpen, nu het hof dit niet heeft kunnen vaststellen. De verdachte zal daarom niet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdachte is strafbaar.

Het hof ziet echter in de aard van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, zoals beschreven in de processen-verbaal van aangifte, wel aanknopingspunten voor het oordeel dat het bewezenverklaarde de verdachte in verminderde mate moet worden toegerekend. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat zich blijkens de verklaring van de coördinator van de hotelketen ook in de dagen voorafgaand aan 28 augustus 2023 verschillende incidenten hebben voorgedaan waarbij de verdachte verward gedrag vertoonde, alsmede de hierboven genoemde stukken van 24 en 26 september 2023.

Het hof zal de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte in zijn voordeel meewegen bij de beoordeling van de straf.

Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr)

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken met aftrek van voorarrest.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete van €500,00.

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep subsidiair verzocht toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a Sr. Hij heeft daartoe gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische gesteldheid.

Het hof overweegt als volgt.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal en vernieling. Dit zijn hinderlijke feiten.

Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de inhoud van de stukken van het dossier, is gebleken dat de verdachte lijdt aan psychische problemen, die van invloed zijn geweest op het handelen van de verdachte. Daarnaast blijkt uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 maart 2024, dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.

Gelet op het voorgaande, en gelet op de relatieve ernst van de feiten, zal het hof bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Bepaalt dat ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.F. Groos, mr. M.L.M. van der Voet en mr. M. Jeltes, in tegenwoordigheid van

mr. L.C. de Groot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van

18 april 2024.

=========================================================================

[…]

Artikel delen