Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:GHARL:2024:2448

11 april 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-003774-23

Uitspraak d.d.: 11 april 2024

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 9 augustus 2023 met parketnummer 16-310756-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1982,

thans verblijvende in P.I. [verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:

  • bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit;

  • veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van het voorarrest;

  • toepassing van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht door oplegging van een contactverbod met [slachtoffer] voor de duur van vier jaren, dadelijk uitvoerbaar, waarbij per overtreding veertien dagen vervangende hechtenis moet worden toegepast met een maximum van zes maanden;

  • oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van het bepaalde in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;

  • ten aanzien van het beslag: verbeurdverklaring van de vibrator.

Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,

mr. F.S. Boedhoe, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 9 augustus 2023, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit veroordeeld tot:

  • een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van het voorarrest;

  • toepassing van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht door oplegging van een contactverbod met [slachtoffer] voor de duur van vier jaren, waarbij per overtreding zeven dagen vervangende hechtenis moet worden toegepast met een maximum van zes maanden;

  • oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van het bepaalde in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;

  • ten aanzien van het beslag: verbeurdverklaring van de vibrator.

Het hof is van oordeel dat de rechtbank grotendeels op de juiste wijze en op juiste gronden heeft beslist. Het hof zal het vonnis met verbetering van de gronden van de bewijsbeslissing bevestigen, behalve voor zover het betreft de strafoplegging. Ten aanzien van de strafoplegging komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd.

Verbetering bewijsmiddel 7

Bewijsmiddel 7 zoals dit in het vonnis is opgenomen ter zake van het primair tenlastegelegde feit wordt als volgt verbeterd.

7. Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut met bijbehorende bijlage van 25 augustus 2022, opgemaakt door [NFI-deskundige 1] en [NFI-deskundige 2] , NFI-deskundigen, blijkt dat voornoemde deskundigen onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, hebben verklaard:

Tabel 2 Referentiemateriaal

SIN

Omschrijving referentiemateriaal

WAAQ6044NL

een referentiemonster wangslijmvlies van slachtoffer [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 2014)

Onderstaande bemonsteringen zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek.

Tabel 3 Bemonsteringen van sporenmateriaal

Vibrator

SIN

Omschrijving bemonstering

AAPC9337NL#01

Kop

AAPC9337NL#02

Midden

AAPC9337NL#03

Rand

AAPC9337NL#04

Achterzijde

AAPC9337NL#05

Knop

Tabel 4 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek

SIN (omschrijving)

DNA kan afkomstig zijn van

Bewijskracht

AAPC9337NL#01 tot en met #05 (vibrator)

relatief grote hoeveelheid DNA van een vrouw

- slachtoffer [slachtoffer]

meer dan 1 miljard

Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek

AAPC9337NL#01 tot en met #05 (bemonsteringen vibrator)

Dit betreffen afgeleide DNA-hoofdprofielen waarvan is aangenomen dat alle DNA-kenmerken van één (vrouwelijk) persoon afkomstig zijn. Voor dergelijke DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon ermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is. Daarom geldt voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer] dat DNA-profielen AAPC9337NL#01 tot en met #05 elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker zijn wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] , dan wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan [slachtoffer] verwante) vrouw.

Verbetering bewijsoverweging

Het hof schrapt uit de bewijsoverweging van de rechtbank de daarin voorkomende zin: “In de derde en laatste plaats is tijdens het forensisch onderzoek het genitaal gebied van [slachtoffer] onderzocht op de aanwezigheid van speeksel. Hierbij zijn op de binnenste schaamlippen (nat en droog) aanwijzingen aangetroffen voor de aanwezigheid van speeksel, hetgeen eveneens steun biedt aan de verklaring van [slachtoffer] .”.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn dochter [slachtoffer] , die, toen het misbruik begon, nog maar zes jaar oud was. Het misbruik vond plaats als [slachtoffer] bij haar vader verbleef en bestond uit verregaande seksuele handelingen waaronder penetratie met zijn penis, zijn pink en met een vibrator. Bij haar vader thuis zou [slachtoffer] veiligheid en geborgenheid mogen en ook moeten kunnen verwachten, maar het tegengestelde is het geval geweest. Kinderen moeten kunnen opgroeien in een veilige omgeving en zich, ook op seksueel gebied, veilig kunnen ontwikkelen op het moment dat zij daar zelf aan toe zijn. Deze ontwikkeling is door het handelen van verdachte, waarbij kennelijk louter het bevredigen van zijn eigen seksuele behoeftes op de voorgrond heeft gestaan, ernstig verstoord. Het is een feit van algemene bekendheid dat door seksueel misbruik de psychische gezondheid van het slachtoffer ernstig kan worden geschaad.

Het hof houdt er bij de strafoplegging rekening mee dat verdachte [slachtoffer] niet gedurende de gehele bewezenverklaarde periode heeft misbruikt, aangezien verdachte tijdens deze periode een herseninfarct heeft gehad, als gevolg waarvan hij [slachtoffer] een aantal maanden niet heeft gezien en gedurende welke periode dus geen seksueel misbruik heeft plaatsgevonden. Verder heeft het hof onvoldoende kunnen vaststellen hoe vaak de verschillende vormen van ontucht hebben plaatsgevonden, omdat de beschikbare bewijsmiddelen daarover onvoldoende duidelijkheid verschaffen.

Het hof heeft bij de strafoplegging voorts gelet op het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 26 februari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is

veroordeeld voor strafbare feiten.

Ten aanzien van de toerekenbaarheid ontleent het hof aan het vonnis van de rechtbank de volgende overwegingen:

“Rapportages psychologisch en psychiatrisch onderzoek

Uit het rapport van de psychiater volgt dat verdachte een licht verstandelijke beperking heeft en lijdt aan psychische stoornissen, te weten een beperkte neurocognitieve stoornis en een stoornis in cannabisgebruik (tot aan het moment dat verdachte een herseninfarct kreeg in juni 2021), ernstig, in langdurige volledige remissie. Daarnaast wordt vermoed dat sprake is van een gameverslaving. Door de ernst van de verstandelijke beperking van verdachte, die op alle levensgebieden doorwerkt, wordt het onderzoek door de deskundige als gecompliceerd aangemerkt. Verdachte heeft hierdoor weinig kleuring van zijn persoon en ontwikkeling kunnen geven. Daarnaast zijn beweegredenen voor zijn handelen, achtergrond van zijn overtuigingen en gevoelens weinig verdiepend besproken. Het kan niet worden uitgesloten dat de procespositie van verdachte een rol speelt in het verminderde zicht op hem als persoon voor wat betreft zijn seksuele ontwikkeling en eventuele deviante seksuele interesses. Hoewel een seksuele stoornis/deviante interesse niet is aangetoond gedurende het onderzoek, kan dit door de beperkingen daarvan niet worden uitgesloten. De licht verstandelijke beperking en psychische stoornissen waren volgens de deskundige aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde, maar er kunnen, mede gelet op de ontkennende houding van verdachte, geen uitspraken worden gedaan over een verband tussen de gevonden stoornissen en het tenlastegelegde en een eventuele doorwerking. Op basis van een gestructureerde risicotaxatie is het recidiverisico naar alle waarschijnlijkheid laag. De betrouwbaarheid hiervan is verminderd vanwege het vermoeden van onvoldoende zicht op de persoon van verdachte. Vanwege de beperkingen van het onderzoek kan de deskundige geen betrouwbaar advies geven aangaande interventies die het eventuele recidivegevaar kunnen beperken en het juridische kader waarbinnen dit gerealiseerd zou kunnen worden.

In het rapport van de psycholoog komt naar voren dat er meermaals overleg is geweest met de psychiater en dat zij tot dezelfde conclusies en overwegingen is gekomen.

Reclasseringsadvies

Uit het reclasseringsadvies volgt dat de reclassering vanwege de ontkennende proceshouding van verdachte en het ontbreken van een delictverleden geen conclusies kan trekken omtrent delictgerelateerdheid van de leefgebieden. Om dezelfde reden kunnen er geen beschermende factoren worden aangewezen. In algemene zin stelt de reclassering dat, in geval van seksueel misbruik binnen de familie, doorgaans sprake is van delictgerelateerdheid van het leefgebied 'Relatie partner, gezin en familie', doorgaans in relatie tot psychosociaal functioneren en/of houding. Beschermende factoren komen vaak voort uit zinvolle dagbesteding en een sociaal (al dan niet familiair) netwerk dat in meer of mindere mate steunend/waakzaam is. Vanwege de ontkennende proceshouding van verdachte kan de reclassering geen uitspraken doen over het risico op recidive en letselschade. Gesteld wordt dat de verstandelijke vermogens van verdachte onvoldoende toereikend zijn om te kunnen profiteren van een behandeling. Verdachte zou wel baat kunnen hebben bij praktische ondersteuning in de vorm van ambulante begeleiding. Geadviseerd wordt om bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met het slachtoffer (en eventueel haar moeder) en andere voorwaarden het gedrag betreffende (het geven van openheid van zaken aangaande de leefgebieden en ambulante begeleiding). Hierbij wordt een extra lange proeftijd in overweging meegegeven. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat een deels voorwaardelijke straf niet passend is, dan zou het plan van aanpak dat voortkomt uit voornoemde bijzondere voorwaarden uitgevoerd kunnen worden in het kader van detentie- en re-integratie (via DJI) en/of voorwaardelijke invrijheidstelling. In verband met de ernst van het tenlastegelegde en de onzekerheid omtrent de risicotaxatie wordt in overweging gegeven verdachte in plaats van voornoemde bijzondere voorwaarden een GVM (op grond van artikel 38z Sr) op te leggen, zodat deze voorwaarden toegepast kunnen worden na tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. Een dergelijke maatregel biedt volgens de reclassering een `steviger' en langer kader, omdat deze maatregel eventueel zou kunnen worden verlengd als blijkt dat de risico's onvoldoende zijn ingeperkt. Gelet op de problematiek, schat de reclassering in dat twee jaren niet afdoende zijn om de risico's te verminderen.”

Gezien de buitengewone ernst van het feit is het hof van oordeel dat niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft het hof acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijke strafzaken zijn

opgelegd. Het hof acht een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, zoals door de advocaat-generaal gevorderd, niet passend. Het hof overweegt daartoe dat, zoals eerder is overwogen, verdachte een verstandelijke beperking heeft en lijdt aan psychische stoornissen. Gelet op de ernst van de verstandelijke beperking en de doorwerking daarvan op alle leefgebieden, acht het hof het, ondanks het feit dat de deskundigen dit niet hebben kunnen vaststellen, aannemelijk dat deze verstandelijke beperking in meer of mindere mate heeft doorgewerkt op de gedragskeuzes en -gedragingen van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde.

Alles afwegend is het hof van oordeel dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Oplegging van vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38v Sr)

Ten aanzien van de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van het bepaalde in artikel 38v Sr heeft de rechtbank het volgende overwogen:

“Ook is de rechtbank op basis van het verhandelde ter terechtzitting en het voorliggende strafdossier van oordeel dat - ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten - aan verdachte een maatregel die strekt tot de beperking van de vrijheid moet worden opgelegd. Deze vrijheidsbeperkende maatregel zal de rechtbank opleggen overeenkomstig artikel 38v Sr en houdt in dat verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, ook niet via derden, contact zoekt, maakt of heeft met [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 2014 te [geboorteplaats 2] ), tenzij met toestemming en/of in het bijzijn van Veilig Thuis. Deze beperking geldt zolang Samen Veilig (SAVE) [regio] dat nodig acht. De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van vier jaren. Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat voor elke keer dat verdachte zich niet aan deze maatregel houdt vervangende hechtenis voor de duur van zeven dagen zal worden toegepast. Daarbij geldt dat de vervangende hechtenis voor een maximale duur van zes maanden kan worden opgelegd en

dat toepassing van de vervangende hechtenis verdachte niet ontheft van deze maatregel.”

Het hof onderschrijft deze overweging van de rechtbank en voegt hier het volgende aan toe:

De maatregel zal dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer.

Oplegging van gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38z Sr)

Ten aanzien van de oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van het bepaalde in artikel 38z Sr heeft de rechtbank het volgende overwogen:

“Ten slotte oordeelt de rechtbank dat, nu uit de rapportages van de deskundigen volgt dat er geen betrouwbare inschatting kan worden gemaakt van het recidiverisico, er rekening mee dient te worden gehouden dat het recidiverisico na afloop van de gevangenisstraf niet tot een aanvaardbaar risico is teruggedrongen. Gelet op het voorgaande alsmede de ernst van de verstandelijke beperking van verdachte en de doorwerking daarvan op alle leefgebieden, acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte langdurig onder toezicht wordt gesteld. Ter bescherming van de algemene veiligheid van personen zal de rechtbank dan ook, conform het advies van de reclassering en zoals de officier van justitie heeft gevorderd, een GVM als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Hierdoor kan de rechtbank, nadat verdachte de gevangenisstraf heeft uitgezeten - indien aangewezen - op vordering van de officier van justitie en na beoordeling van de op dat moment actuele situatie, de tenuitvoerlegging van de GVM bevelen. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan. Verdachte zal namelijk worden veroordeeld tot een gevangenisstraf vanwege een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of

meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.”

Het hof onderschrijft deze overweging van de rechtbank.

Beslag

Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg reeds afstand gedaan van de inbeslaggenomen vibrator. Gelet hierop zal het hof hieromtrent dan ook geen beslissing nemen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 38v, 38w, 38z, 57, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Legt aan de verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.

Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid (artikel 38v Sr) inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van vier (4) jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 2014 te [geboorteplaats 2] ) zolang Samen Veilig (SAVE) [regio] dat nodig acht, tenzij met toestemming en/of in bijzijn van Veilig Thuis.

Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt zeven (7) dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een gezamenlijk maximum van zes (6) maanden.

Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Beveelt dat de opgelegde maatregel ex artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar is.

Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.

Aldus gewezen door

mr. J. Hielkema, voorzitter,

mr. E.W. van Weringh en mr. M. van der Horst, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. N.E. Renders, griffier,

en op 11 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Artikel delen