Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:GHARL:2024:2754

22 april 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

PIJ P23/289

Beslissing van 22 februari 2024

De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van

[Verdachte] ,

geboren te [Geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,

verblijvende in Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) [RJJI] , verder te noemen: de jeugdige.

Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 23 februari 2023. Deze beslissing houdt in de verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van 24 maanden en - impliciet - afwijzing van het verzoek tot het laten opmaken van een nieuw persoonlijkheidsonderzoek.

Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:

- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;

- de beslissing waarvan beroep;

- de akte van beroep van 13 maart 2023 waarbij namens de jeugdige beroep is ingesteld;

- het elfde perspectief plan van RJJI [locatie 1] van 11 augustus 2023;

- de ForCa-aanvraag door de RJII [locatie 1] van 8 september 2023;

- het verzoek van de raadsman van de jeugdige tot verplaatsing van de geplande inhoudelijke behandeling van het beroep ter zitting van het hof tot na de observatieplaatsing van de jeugdige die begin november 2023 zal aanvangen;

- het verzoek tot herselectie van RJJI [locatie 1] van 17 januari 2024,

- een email-bericht van RJJI [locatie 1] van 1 februari 2024;

- een klinisch multidisciplinair onderzoek van Observatieafdeling (ForCa) Forensisch Centrum (FC) [locatie 2] van 7 februari 2024.

Het hof heeft ter zitting van 8 februari 2024 gehoord de advocaat-generaal, R.J.A. Segerink, en de jeugdige, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam.

Het hof heeft ter zitting tevens gehoord [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog en werkzaam bij de jeugdinrichting [locatie 1] .

Overwegingen

Het standpunt van de jeugdige

De raadsman merkt in de eerste plaats op dat de rechtbank de zaak achter gesloten deuren heeft behandeld maar dat dit ter openbare terechtzitting had moeten gebeuren, zodat reeds om die reden de beslissing waarvan beroep vernietigd dient te worden.

De jeugdige wenst dat de PIJ-maatregel wordt beëindigd. Een PIJ-maatregel behoort in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van een jeugdige te zijn. In het geval van de jeugdige kan echter worden vastgesteld dat de PIJ-behandeling tot op heden niet succesvol verloopt. De jeugdige is in twee jaar tijd al enkele keren overgeplaatst vanwege door hem ervaren onveiligheid binnen de verschillende jeugdinrichtingen. Inmiddels verblijft hij in de jeugdinrichting [locatie 3] op de afdeling kort verblijf in afwachting van plaatsing op de Individueel Traject Afdeling (ITA) aldaar. Naast de jeugdige verblijven op de afdeling kort verblijf nog negen anderen, waarvan zeven in het kader van de voorlopige hechtenis en twee die net als verdachte wachten op een vervolgplaatsing. De ervaring leert dat die plaatsingstrajecten eindeloos kunnen duren. Uit het rapport van de ForCa van 7 februari 2024 volgt dat voor de jeugdige een meer groepsgerichte en pedagogische aanpak contraproductief werkt, terwijl juist dat aan de jeugdige wordt aangeboden. Een meer individueel en therapeutisch klimaat is voor hem geïndiceerd, aldus de ForCa. Een behandeling binnen een Forensische Psychiatrische Kliniek (FPK) of op een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) kan echter niet binnen het kader van een PIJ-maatregel. Dit alles is niet in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige.

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing waarvan beroep dient te worden vernietigd en dat de vordering tot verlenging van de maatregel dient te worden afgewezen.

Het standpunt van het openbaar ministerie

Sinds de beslissing waarvan beroep is er veel gebeurd. Er zijn incidenten geweest en de jeugdige is ter observatie geplaatst op de observatieafdeling (ForCa)van FC [locatie 2] . Uit het rapport van de ForCa van 7 februari 2024 volgt dat er bij de jeugdige nog steeds sprake is van stoornissen en van een hoog recidiverisico hetgeen verlenging van de PIJ-maatregel rechtvaardigt. De persoonlijkheidsproblematiek van de jeugdige is nog nauwelijks behandeld. Een verlenging van de PIJ-maatregel met vierentwintig maanden is zowel noodzakelijk als in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige.

In eerste aanleg diende de zaak te worden behandeld ter openbare terechtzitting, maar de zaak is toen achter gesloten deuren behandeld. Dit is echter niet in het nadeel van de jeugdige geweest. Om die reden hoeft aan het gebrek geen consequentie te worden verbonden. Daarom heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing waarvan beroep.

Het oordeel van het hof

Vernietiging

Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank van 13 februari 2023 blijkt dat de zaak in eerste aanleg achter gesloten deuren is behandeld. De jeugdige had echter al de leeftijd van 19 jaren bereikt.

Bij een zaak over de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing, zoals in dit geval, is de hoofdregel dat het onderzoek plaatsvindt ter openbare terechtzitting (artikel 6:6:4, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv)). Deze hoofdregel geldt niet indien de veroordeelde op het tijdstip dat de zaak dient, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt. In dat geval is de hoofdregel dat de zaak achter gesloten deuren wordt behandeld (artikel 6:6:3, zesde lid, Sv in verbinding met artikel 495b, eerste lid, Sv). Het hof ziet in de systematiek van het Wetboek van Strafvordering en in de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van artikel 6:6:3, zesde lid, Sv geen reden om deze bepaling anders uit te leggen dan overeenkomstig de duidelijke tekst van de wet.

Omdat de jeugdige ten tijde van de behandeling bij de rechtbank inmiddels de leeftijd van 19 jaar had bereikt, had de zaak toen in het openbaar behandeld dienen te worden. Daarom zal het hof de beslissing van de rechtbank vernietigen. Voor enig verder rechtsgevolg is geen reden nu het gebrek is hersteld door de openbare behandeling in hoger beroep.

Indexdelicten

Bij arrest van 8 februari 2021 heeft het gerechtshof Den Haag, de jeugdige veroordeeld tot de PIJ-maatregel voor een gewapende overval op een cafetaria, in het arrest gekwalificeerd als afpersing en een poging tot zware mishandeling. Dit zijn misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, waardoor verlenging van de maatregel mogelijk is.

Stoornis en recidivegevaar

Bij de jeugdige is sprake van een ongespecificeerde psychotrauma- of stressor gerelateerde stoornis en een borderline-persoonlijkheidsstoornis met narcistische- en antisociale trekken.

Bij beëindiging van de PIJ-maatregel wordt het risico op recidive als hoog ingeschat.

Verlenging

Het hof stelt voorop dat de maatregel kan worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist en die verlenging ook in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige is. Voorts is een verlenging van de termijn van de maatregel slechts mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat. De maatregel eindigt steeds voorwaardelijk een jaar voordat het einde van de maatregel wordt bereikt.

Het hof verbindt aan de stoornis en het recidive risico de conclusie dat dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist.

De maatregel is ingegaan op 3 maart 2021. De rechtbank heeft deze in haar beslissing van 23 februari 2023 met 24 maanden verlengd tot 21 februari 2025. Op die datum heeft de maatregel 4 jaar geduurd.

Blijkens het op 29 december 2022 uitgebrachte advies van de jeugdinrichting [locatie 4] bevindt de behandeling van de jeugdige zich nog in de aanloopfase.. De eerste stappen in de behandeling zijn gezet na een periode van passief en actief verzet door de jeugdige, maar de laatste periode is de behandeling weer gestagneerd door een terugval van de jeugdige in passief en actief verzet. De jeugdige houdt hardnekkig vast aan zijn eigen negatieve kernovertuigingen. Er is geen sprake van probleemerkenning en daarmee niet van intrinsieke motivatie om te werken aan de persoonlijkheidsproblematiek. Door de impasse die daardoor is ontstaan met betrekking tot het verschil in behandelvisie, en daarnaast de wens van de jeugdige om steeds overgeplaatst te worden naar een andere setting en hiermee te vluchten voor de daadwerkelijke doelen, is de jeugdinrichting niet veel verder gekomen in de behandeling en is voortzetting van de PIJ-maatregel noodzakelijk. De jeugdinrichting heeft geadviseerd tot verlenging van de maatregel met vierentwintig maanden.

Op 21 december 2022 is de jeugdige overgeplaatst naar de jeugdinrichting [locatie 1] .

Uit het elfde perspectiefplan van 11 augustus 2023 van RJJI [locatie 1] komt naar voren dat de jeugdige heeft aangegeven angst te ervaren binnen de jeugdinrichting. De jeugdige heeft in het verleden eerder in deze jeugdinrichting verbleven en er is toen een aantal incidenten geweest tussen hem en enkele andere jongeren. De jeugdige heeft een verzoek ingediend om overgeplaatst te worden naar de Individueel Traject Afdeling (ITA)-afdeling.

Op 8 september 2023 heeft de jeugdinrichting verzocht om de jeugdige ter observatie te plaatsen op de observatieafdeling (ForCa)van FC [locatie 2] . Volgens de jeugdinrichting was een voorzichtige positieve ontwikkeling te zien4, maar is de jeugdige recent weer teruggevallen in zijn problematiek. De jeugdige heeft zichzelf, in reactie op ervaren onveiligheid, bewapend hetgeen in het verleden eerder heeft geleid tot uitplaatsingen. Zelf heeft de jeugdige nadrukkelijk gezegd een overplaatsing te willen en deze zo nodig af te zullen dwingen. De jeugdige blijft daarbij druk zetten op anderen teneinde zijn gevoel van onveiligheid dat hij niet nader kan of wil specificeren, op te lossen, waarbij hij geen eigen verantwoordelijkheid neemt voor de ontstane situatie. Om meer helderheid te hebben met betrekking tot verklarende factoren voor het gedragsbeeld en het vandaaruit in te steken behandelbeleid, heeft de jeugdinrichting een ForCA-plaatsing aangevraagd. De jeugdinrichting wil een (zoveelste) uitplaatsing proberen te voorkomen en de jeugdige een andere manier van een probleem oplossen te doen ervaren dan het probleem vermijden en/of een overplaatsing af te dwingen.

Op 9 november 2023 is de jeugdige geplaatst op de observatieafdeling van FC [locatie 2] , met als doel de behandeling behorende bij de PIJ-maatregel te evalueren en waar passend te adviseren in vervolgstappen.Eind december 2023 is de jeugdige weer teruggekeerd in de jeugdinrichting [locatie 1] .

Blijkens het rapport van de observatieafdeling van FC [locatie 2] van 7 februari 2024 is het functioneren en het gedrag van de jeugdige vooral het gevolg van zijn traumatiserende voorgeschiedenis vol onveiligheid, onvoorspelbaarheid en geweld. Daardoor is de jeugdige basaal onveilig met wantrouwen en zelfs achterdocht in het leven komen te staan. Een aantal traumatiserende ervaringen in de instellingen waarin hij heeft verbleven, hebben geleid tot ‘re-enactment’ van deze oorspronkelijke trauma’s en hebben hem in dit gevoel van onveiligheid bevestigd en hem wantrouwender en verhoogd alert gemaakt, met name wanneer hij in een stressvolle omgeving verkeert. Daarnaast is er sprake van een verstoorde emotieregulatie, met een beperkte frustratietolerantie, impulscontrole en agressieregulatie. De jeugdige tracht met verzet, agressie en het ‘opkomen voor zichzelf’ de eigen diepgewortelde angsten te beheersen, om zo zelf nog enige regie en controle kunnen ervaren. De deskundigen van de observatieafdeling hebben ook een aantal therapieën en behandelmethodieken geadviseerd. Naar verwachting zal dit een langdurig beloop hebben. Volgens de deskundigen staat het belang van een individuele aanpak in een zeer ervaren behandelteam - met bij voorkeur zo min mogelijk wisselingen - voorop, nu de jeugdige feitelijk groepsongeschikt is gebleken. Mede gezien zijn leeftijd, maar ook de persoonlijkheidsproblematiek, is een volwassen benadering (en bij voorkeur ook setting) geïndiceerd.

Op de zitting van het hof van 8 februari 2024 is psycholoog [GZ-psycholoog] verbonden aan de jeugdinrichting [locatie 1] gehoord. Volgens de deskundige speelde bij de jeugdige de onveiligheidsgevoelens direct weer op na zijn terugplaatsing vanuit de ForCa in de jeugdinrichting. Dit heeft geleid tot een geweldsdelict op 11 januari 2024. Voor zowel het behandelteam als de jeugdige was dit heel onwenselijk. Uit het onderzoek van de ForCa is naar voren gekomen dat voor de jeugdige een overplaatsing naar de ITA het meest passend is. In afwachting van een plaatsing op de ITA-afdeling, achtte de jeugdinrichting het van belang dat de jeugdige zo spoedig mogelijk werd overgeplaatst naar een andere jeugdinrichting waar ook een ITA-afdeling is, zodat de jeugdige bij plaatsing op de ITA-afdeling niet overgeplaatst zou moeten worden naar (weer) een andere jeugdinrichting. In dat kader is de jeugdige op 24 januari 2024 geplaatst in de jeugdinrichting [locatie 3] , die beschikt over een ITA-afdeling. Verder is de jeugdige aangemeld bij de ITA-plaatsingscommissie en de Divisie Individuele Zaken (DIZ). Hoe lang de wachtlijst voor de ITA-afdeling is, heeft de deskundige niet kunnen zeggen. Overplaatsing naar een setting met volwassenen, zoals een FPA, lijkt voor nu niet haalbaar. Voor de jeugdige is een hoger beveiligingsniveau nog nodig. Volgens de deskundige is een behandeling nog steeds nodig en noodzakelijk. De deskundige [GZ-psycholoog] heeft het advies om de maatregel met vierentwintig maanden te verlengen gehandhaafd.

Alles in onderling verband en samenhang bezien, stelt het hof vast dat er zonder heldere kaders bij de jeugdige nog sprake is van een hoog recidiverisico vanwege de nog steeds aanwezige kernproblematiek. De persoonlijkheidsstoornissen zijn nog nauwelijks behandeld. Gelet op de aard en de ernst van de problematiek en het hoge recidiverisico acht het hof daarom voortzetting van de maatregel noodzakelijk met het oog op de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en acht deze tevens in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige. De behandeling en resocialisatie zal gelet op de aard en de ernst van de problematiek nog langere tijd vergen en die tijd moet in het belang van de maatschappij en de jeugdige ook genomen worden. Het ForCa rapport van 7 februari 2024 biedt aanknopingspunten voor de behandeling. Met de jeugdinrichtingen [locatie 4] , [locatie 1] en de ter zitting gehoorde deskundige is het hof van oordeel dat in dit licht een verlenging van de maatregel voor lange duur is geïndiceerd, namelijk met een termijn van 24 maanden.

Einde maatregel

Gevolg gevend aan het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, stelt het hof vast dat de maatregel, gelet op de ingangsdatum, de huidige expiratiedatum en de verlenging bij deze beslissing, op 10 februari 2025 voorwaardelijk zal eindigen en op 10 februari 2026 onvoorwaardelijk zal eindigen.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 23 februari 2023 met betrekking tot de jeugdige, [Verdachte].

Verlengt de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van 24 maanden.

Aldus gedaan door

mr. M. Keppels, voorzitter,

mr. G. Mintjes en mr. E.A.K.G. Ruys, raadsheren,

en dr. I.E. Troost en dr. K.J. de Wijs-Heijlaerts, raden,

in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis, griffier,

en op 22 februari 2024 in het openbaar uitgesproken.

mr. Ruys en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Artikel delen