Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:OGEAC:2023:368

15 april 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

Parketnummer: 500.00314-22

Uitspraak: 29 september 2023

Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [datum] in Curaçao,

wonende in Curaçao, [adres] 22.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2023, 31 maart 2023 en 8 september 2023. De verdachte is verschenen, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. A.N. Sulvaran, advocaat in Curaçao.

De officier van justitie mr. E. van der Zee, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest.

Haar vordering behelst voorts dat de verdachte wordt ontzet van het recht het ambt van politieambtenaar te bekleden, voor de duur van 5 jaren.

De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, subsidiair heeft zij bepleit dat het Gerecht bij een bewezenverklaring van het onder 6 ten laste gelegde, de verdachte schuldig zal verklaren zonder oplegging van straf. Daarnaast heeft de raadsvrouw een strafmaatverweer gevoerd.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijzigingen van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:

FEIT 1: AANNEMING VAN STEEKPENNINGEN (al dan niet in strijd met plicht)

dat zij in of omstreeks de periode van november 2016 t/m maart 2022 te Curaçao, als ambtenaar, te weten als agent/opsporingsambtenaar werkzaam bij Korps Politie Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, voor zichzelf of een ander, een gift en/of belofte en/of een dienst, te weten onder meer:

(ZAAKSDOSSIER [Verdachte 1])

- een cheque van het bedrijf [x] d.d. 29 november 2016 van NAf 2000,- en/of,

- een cheque van het bedrijf [X] d.d. 3 april 2017 van NAf 10.000,- en/of,

- een cheque van het bedrijf [X] d.d. 8 augustus 2017 van NAf 1200,- en/of,

- een cheque van het bedrijf [X] d.d. 2 november 2018 van NAf 600,- en/of,

- een cheque van het bedrijf [X] d.d. 3 mei 2019 van NAf 1500,- en/of,

- twee retour vliegtickets en/of een geldbedrag (ten behoeve van vliegtickets) naar Miami in de periode van 5 december 2018 - 9 december 2018,

heeft/hebben aangenomen en/of heeft/hebben gevraagd, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze haar/hen, verdachte en/of haar mededaders (telkens) werd(en) gedaan en/of verleend en/of aangeboden teneinde haar en/of haar mededaders te bewegen om, al dan niet in strijd met haar/hun plicht te handelen, en/of in haar/hun bediening iets te doen en/of na te laten

en/of

heeft/hebben aangenomen en/of gevraagd, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze haar/hun, verdachte, en/of haar mededaders (telkens) werd(en) gedaan en/of verleend en/of aangeboden ten gevolge van en/of naar aanleiding van hetgeen door haar/hun, door, al dan niet, in strijd met haar/hun plicht, in haar/hun huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of is nagelaten te weten door

- het begunstigen en/of bevorderen en/of bespoedigen en/of – handelingen te verrichten en/of opdrachten en/of verzoeken te geven en/of richten aan een of meer medewerkers van KPC rondom de stukken en/of procedure en/of beoordeling(en) en/of beslissing(en) op de aanvra(a)g(en) vuurwapenmachtiging door/van [verdachte 1] ingediend, althans een voorkeursbehandeling te geven aan [verdachte 1] voornoemd, en/of

- te hebben nagelaten bij de procedure rondom de door [verdachte 1] ingediende aanvraag vuurwapenmachtiging betrokken personen, betrokken en/of verantwoordelijk voor de beoordeling en/of toewijzing van een dergelijke machtiging, te informeren en/of te wijzen op onregelmatigheden en/of onvolkomenheden binnen voornoemde aanvraagprocedure(s);

- het aangaan en/of onderhouden en/of laten ontstaan van een (zodanige) relatie tussen [verdachte 1] en verdachte en/of haar mededaders, zodat verdachte en/of haar mededaders niet meer zo vrij en/of beïnvloed en/of onafhankelijk en/of objectief was/waren/kon(den) zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot die [verdachte 1] voornoemd als in het geval dat zij, verdachte en/of haar mededaders die giften en/of diensten en/of beloften niet had(den) aangenomen;

(artikel 2:350 juncto 2:351 Wetboek van Strafrecht)

FEIT 2: AANNEMING VAN STEEKPENNINGEN (al dan niet in strijd met plicht)

dat zij in of omstreeks de periode van november 2016 t/m maart 2022 te Curaçao, als ambtenaar, te weten als agent/opsporingsambtenaar werkzaam bij Korps Politie Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, voor zichzelf of een ander, een gift en/of belofte en/of een dienst, te weten onder meer:

(ZAAKSDOSSIER [betrokkene 3])

- een of meer toegangskaarten; waaronder voor ‘le Ciel’ op of omstreeks

24/12/2019 en/of

- een of meer maaltijden, in ieder geval op of omstreeks 16/1/2020 en/of

- een of meer geldbedragen en/of een geldbedrag voor de aankoop van verf ter waarde van 1.339,28 NAF op of omstreeks 4/11/2020 dan wel een deel van dat bedrag,

heeft/hebben aangenomen en/of heeft/hebben gevraagd, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze haar/hen, verdachte en/of haar mededaders (telkens) werd(en) gedaan en/of verleend en/of aangeboden teneinde haar en/of haar mededaders te bewegen om, al dan niet, in strijd met haar/hun plicht te handelen, en/of in haar/hun bediening iets te doen en/of na te laten

en/of

heeft/hebben aangenomen en/of gevraagd, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze haar/hun, verdachte, en/of haar mededaders (telkens) werd(en) gedaan en/of verleend en/of aangeboden ten gevolge van en/of naar aanleiding van hetgeen door haar/hun, door, al dan niet, in strijd met haar/hun plicht, in haar/hun huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of is nagelaten te weten door

- het begunstigen en/of bevorderen en/of bespoedigen en/of – handelingen te verrichten en/of opdrachten en/of verzoeken te geven en/of richten aan een of meer medewerkers van KPC rondom de stukken en/of procedure en/of beoordeling(en) en/of beslissing(en) op de aanvra(a)g(en) vuurwapenmachtiging door/van [betrokkene 3] ingediend, althans een voorkeursbehandeling te geven aan [betrokkene 3] voornoemd, en/of

- te hebben nagelaten bij de procedure rondom de door [betrokkene 3] ingediende aanvraag vuurwapenmachtiging betrokken personen, betrokken en/of verantwoordelijk voor de beoordeling en/of toewijzing van een dergelijke machtiging, te informeren en/of te wijzen op onregelmatigheden en/of onvolkomenheden binnen voornoemde aanvraagprocedure(s);

- het aangaan en/of onderhouden en/of laten ontstaan van een (zodanige) relatie tussen [betrokkene 3] en verdachte en/of haar mededaders, zodat verdachte en/of haar mededaders niet meer zo vrij en/of beïnvloed en/of onafhankelijk en/of objectief was/waren/kon(den) zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot die [betrokkene 3] voornoemd als in het geval dat zij, verdachte en/of haar mededaders die giften en/of diensten en/of beloften niet had(den) aangenomen;

(artikel 2:350 en 2:351 Wetboek van Strafrecht)

FEIT 3: ONBEVOEGD BEVOEGDHEID AANWENDEN

dat zij in of omstreeks de periode van november 2016 t/m maart 2022 te

Curaçao, als ambtenaar, te weten senior medewerker en/of vervanger van het

Unit Hoofd Bijzondere Wetten bij Korps Politie Curaçao, althans een

opsporingsambtenaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,

althans alleen,

opzettelijk in strijd met haar/hun bevoegdheid gebruik heeft/hebben gemaakt van enige opsporings- of toezichtsbevoegdheid als bedoeld in de Verordening van den 4den januari 1930, houdende nadere voorzieningen op het stuk van wapenen en munitie (Vuurwapenverordening 1930) en/of Verordening van den 7den november 1931, houdende nadere voorzieningen op het stuk van wapenen (Wapenverordening 1931) en/of in enige andere landsverordening, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s),

a. de aanvraag tot vuurwapenmachtiging van [verdachte 1] en/of

b. de aanvraag tot vuurwapenmachtiging van [betrokkene 3],

- in behandeling genomen, beoordeeld en/of afgehandeld, terwijl de minister van justitie middels een beschikking d.d. 9 november 2017 een stopzetting inzake deze machtigingen (van zelfverdediging) heeft aangekondigd, en/of

- de/het bestaande (interne) afspraken/beleid het in behandeling nemen van soortgelijke aanvragen niet toestaa(n)(t) en/of toestond(en), en/of

- de aanvra(a)g(en) van [verdachte 1] en/of [betrokkene 3] voornoemd niet aan de gestelde (toetsings)criteria voldeed/voldeden terwijl zij, verdachte, zich daarvan bewust was en/of

- (in het kader van toezicht op de naleving van het bij en krachtens voornoemde Landsverordening(en)) niet alle inlichtingen heeft/hebben verlangd van personen, te weten [verdachte 1] en/of [betrokkene 3], die houder waren en/of zijn (geweest) van een schriftelijke algemene of bijzondere machtiging als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel 5 Vuurwapenverordening 1930 en/of artikel 2 onderdeel 9 Wapenverordening 1931 die redelijkerwijs voor de vervulling van haar taak met betrekking tot deze landsverordening(en) nodig waren en/of zijn (geweest) en/of

- te hebben nagelaten bij de procedure rondom de door voornoemde personen, te weten [verdachte 1] en/of [betrokkene 3] ingediende aanvraag(en) vuurwapenmachtiging, personen betrokken en/of verantwoordelijk voor de beoordeling en/of toewijzing van een dergelijke machtiging, te informeren en/of te wijzen op onregelmatigheden en/of onvolkomenheden binnen voornoemde aanvraagprocedure(s);

(artikel 2:360 jo 1:123 Wetboek van Strafrecht jo artikel 3 lid 2 onder 5 artikel 13 jo 23b Vuurwapenverordening 1930 en Wapenverordening 1931)

FEIT 4: MISBRUIK VAN FUNCTIE

dat zij in of omstreeks de periode van november 2016 t/m maart 2022 te Curaçao, als ambtenaar, te weten senior medewerker en/of vervanger van het Unit Hoofd Bijzondere Wetten bij Korps Politie Curaçao, althans een opsporingsambtenaar werkzaam bij Korps Politie Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen,

opzettelijk met misbruik van haar functie of positie als senior medewerker en/of vervanger van het Unit Hoofd Bijzondere Wetten en/of als opsporingsambtenaar iets heeft gedaan of nagelaten iets te doen ten einde enig voordeel voor hem of een ander te verkrijgen,

immers heeft verdachte en/of haar mededaders de aanvra(a)g(en) tot vuurwapenmachtiging inzake zelfverdediging van de heer [verdachte 1] en/of de aanvraag tot vuurwapenmachtiging inzake zelfverdediging van de heer [betrokkene 3],

in het voordeel van een of meer van de aanvragers, althans zichzelf, verdachte en/of haar mededaders in behandeling genomen, en/of beoordeeld en/of afgehandeld waarbij zij en/of haar medeverdachte

- in strijd met de beschikking van de minister van Justitie d.d. 9 november 2017, en/of de beslissing van de minister van Justitie d.d. 5 mei 2017 inzake de criteria voor het afgeven van een machtiging zelfverdediging aan voormalige statenleden, en/of een of meer beleidstukken, althans afspraken heeft gehandeld en/of;

- bij de procedure en/of beoordeling(en) en/of beslissing(en) op de aanvra(a)g(en) vuurwapenmachtiging door/van [verdachte 1] en/of [betrokkene 3] voornoemd, anders dan om zakelijke redenen heeft begunstigd en/of bevorderd en/of bespoedigd en/of - anders dan gebruikelijk – heeft geïntervenieerd, althans een voorkeursbehandeling heeft gegeven aan [verdachte 1] en/of [betrokkene 3] voornoemd, en/of

- de/het bestaande (interne) afspraken/beleid het in behandeling nemen van soortgelijke aanvragen niet toestaa(n)(t) en/of toestond(en), en/of

- de aanvra(a)g(en) van [verdachte 1] en/of [betrokkene 3] voornoemd niet aan de gestelde (toetsings)criteria voldeed/voldeden terwijl hij zich daarvan bewust was en/of;

- (in het kader van toezicht op de naleving van het bij en krachtens de Vuurwapenverordening 1930 en Wapenverordening 1931 niet alle inlichtingen heeft/hebben verlangd van personen, te weten [verdachte 1] en/of [betrokkene 3], die houder waren en/of zijn (geweest)/wilden worden van een schriftelijke algemene of bijzondere machtiging als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel 5 Vuurwapenverordening 1930 en/of

artikel 2 onderdeel 9 Wapenverordening 1931 die redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak met betrekking tot deze landsverordening(en) nodig waren en/of zijn (geweest)

- en/of te hebben nagelaten bij de procedure rondom de voor voornoemde

personen, te weten [verdachte 1] en/of [betrokkene 3] ingediende aanvraag(en) vuurwapenmachtiging, personen betrokken en/of verantwoordelijk voor de beoordeling en/of toewijzing van een dergelijke machtiging, te informeren en/of te wijzen op onregelmatigheden en/of onvolkomenheden binnen voornoemde aanvraagprocedure(s);

FEIT 5: VALSHEID IN GESCHRIFTE (GEBRUIK MAKEN)

dat zij op of omstreeks in of omstreeks de periode van juni 2018 tot en met januari 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van één of meer valse of vervalste geschriften, te weten,

a. een motivatiebrief d.d. 5 oktober 2018, en/of,

b. een inkomstenverklaring van het Ministerie van Financiën d.d. 8 januari 2018 op naam van [verdachte 1], en/of,

c. een inkomstenverklaring van het Ministerie van Financiën d.d. 8 januari 2019 op naam van [verdachte 1], en/of,

d. een slotadvies,

(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst en/of opzettelijk zodanig(e) geschrift(en) heeft/hebben afgeleverd en/of voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl zij (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die/dat geschrift(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte en/of haar mededaders,

- die verklaring heeft/hebben gebruikt om aan haar/hen leidinggevende en/of derden te verstrekken en/of aan te geven dat er verder geen bezwaar was om de heer [verdachte 1] een machtiging te geven en/of zijn vuurwapen te laten registreren, en/of

- dat advies gebruikt om aan haar/hen leidinggevende en/of derden te verstrekken en/of aan te geven dat er verder geen bezwaar is om [verdachte 1] voornoemd een machtiging te geven,

en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in voornoemde documenten onder a t/m d valselijk en/of in strijd met de waarheid gegevens zijn vermeld, namelijk:

a. (..) Ondergetekende, [verdachte 1], Direkteur en eigenaar van (..) [afhandelingsbureau] NV,

- (..) Het bedrijf van [afhandelingsbureau] BV, heb ik als direkteur,

- (..) Als direkteur van de bedrijven (..).”,

(terwijl - in werkelijkheid - de heer [verdachte 1] geen directeur is van [afhandelingsbureau] NV) en/of,

b. (..) Uw aangegeven belastbaar Inkomen is NAf 57.436,70,

(terwijl – in werkelijkheid – het inkomen van de heer [verdachte 1] NAf 27.000,-

was) en/of,

c. (..) Uw aangegeven belastbaar Inkomen is NAf 55.436,70,

(terwijl – in werkelijkheid – het inkomen van de heer [verdachte 1] NAf 23.650,- was) en/of;

d. voornoemd slotadvies valselijk en/of in strijd met de waarheid staat vermeld: “de Heer [verdachte 1] aan de criteria geformuleerd voor het in aanmerking komen van een vuurwapenmachtiging voor zelfverdediging doeleinden heeft voldoen”,

(terwijl – in werkelijkheid – de heer [verdachte 1] nog geen Verklaring van goed gedrag (VOG), en/of andere documenten had ingediend;

terwijl zij handelde in haar hoedanigheid als ambtenaar en gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid of middel die haar door haar ambt zijn geschonken;

(artikel 2:184 lid 2 juncto 1:116 Wetboek van Strafrecht)

FEIT 6:

HET UITOEFENEN VAN EEN KREDIETINSTELLING ZONDER VERGUNNING

dat zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 27 september 2022 in Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk het bedrijf van kredietinstelling heeft uitgeoefend, terwijl zij, verdachte en/of haar mededaders geen geldige vergunning daarvoor heeft/hebben gehad, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) in voornoemde periode tegen vooraf bedongen rentes geldleningen aan derden aangeboden en/of verstrekt;

en/of

dat zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2021 tot en met 27 september 2022 in Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, zich (telkens) opzettelijk direct of indirect tot het publiek heeft gewend ter zake van het bedrijfsmatig verlenen van kredieten, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) in voornoemde periode tegen vooraf bedongen rentes geldleningen aan derden aangeboden en/of verstrekt, te weten onder meer aan [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 9], en/of heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) contacten tot stand gebracht en/of onderhouden om geldleningen tot stand te brengen en/of in het kader van die leningen aflossingsbedragen in ontvangst genomen;

terwijl zij in de gevallen van [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 8] bij het begaan van bovengenoemd(e) feit(en) gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid of middel die haar door haar ambt zijn geschonken.

(artikel 2 juncto 50 lid 1 van de Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen 1994 en/of artikel 45 juncto 50 lid 1 van de Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen 1994 juncto 1:116 Wetboek van Strafrecht).

Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

Algemeen

Tijdens het onderzoek naar de brand in het kantoor van de belastingdienst in 2019 (onderzoek Fogo) stuitte de politie op mogelijke onregelmatigheden bij de verwerking van aanvragen voor machtigingen voor vuurwapens door de Unit Bijzondere Wetten (UBW) van het Korps Politie Curaçao (KPC). Daarop is een nieuw strafrechtelijk onderzoek gestart (onderzoek Golf) waarin een groot aantal getuigen is gehoord en telefoons zijn afgetapt. Het onderzoek heeft geleid tot de onderhavige strafzaak die draait om beschuldigingen aan het adres van drie verdachten: twee medewerkers van de UBW en een derde.

De verdachte is medewerker van de UBW. Zij wordt ervan beschuldigd dat zij zich heeft laten omkopen (feiten 1 en 2), dat zij opzettelijk in strijd met haar bevoegdheid gebruik heeft gemaakt van opsporings- of toezichtsbevoegdheden (feit 3), dat zij misbruik heeft gemaakt van haar functie (feit 4), dat zij opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse documenten (feit 5), en dat zij door leningen te verstrekken de Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen 1994 heeft overtreden (feit 6).

Feit 1 Steekpenningen [verdachte 1] en feit 2 Steekpenningen [betrokkene 3]

Een ambtenaar die zich laat omkopen heeft om te beginnen gevraagd om een gift, of een gift of een belofte of een dienst aanvaard (‘passieve ambtelijke omkoping’). Daarnaast moet hij hebben geweten of redelijkerwijs hebben vermoed, dat deze gift werd gedaan (i) om hem als ambtenaar iets te laten doen of nalaten of (ii) omdat hij in het verleden als ambtenaar iets heeft gedaan of nagelaten. Van ‘redelijkerwijs moeten vermoeden’ kan ook sprake zijn als de ambtenaar onzorgvuldig en onvoorzichtig een gift aanvaardt zonder zich voldoende te realiseren dat er een verband met de ambtsuitoefening kan zijn (‘verwijtbare naïviteit’). Er is geen direct verband vereist tussen de gift en een concrete tegenprestatie; zelfs als de ambtenaar nog geen tegenprestatie heeft geleverd kan er sprake zijn van omkoping - bij voorbeeld als de gift bedoeld is om een speciale relatie te laten ontstaan zodat de gever later een voorkeursbehandeling kan verwachten.

Het verwijt houdt in dat de verdachte geldbedragen en twee retour vliegtickets naar Miami in de periode van 5 tot 9 december 2018 heeft ontvangen van [verdachte 1]. De verdachte heeft ontkend dat zij om giften heeft gevraagd, of deze giften heeft aanvaard.

Voor zover het verwijt betreft de cheques die door het bouwbedrijf van [verdachte 1] zijn uitgeschreven kan niet worden vastgesteld dat die aan de verdachte ten goede zijn gekomen, dat zij ze heeft aanvaard of dat zij daarom heeft gevraagd - al dan niet tezamen en in vereniging met een ander. Die cheques zijn door een collega van de verdachte geïnd, en iedere link tussen deze geldstroom en het handelen van de verdachte ontbreekt. In zoverre moet de verdachte dan ook worden vrijgesproken.

Het dossier bevat een aanwijzing dat de verdachte zelf met haar eigen creditcard de vliegtickets naar Miami heeft betaald. Kort voor deze betaling ontving de verdachte een contante storting op haar betaalrekening, waarna zij dat bedrag op haar creditcardaccount liet bijschrijven. De herkomst van deze contante storting is onduidelijk. Volgens de verdachte heeft haar reisgenote de storting op haar betaalrekening verricht en was het gestorte bedrag bestemd voor de aanschaf van haar vliegticket. De bewering dat [verdachte 1] de bron van de storting is, is niet met bewijsmiddelen gestaafd. Ook in zoverre kan omkoping niet worden vastgesteld.

[Betrokkene 3] zou in de periode december 2019 tot en met november 2020 aan de verdachte toegangskaarten voor een feest hebben gegeven, alsmede een of meer maaltijden, en een geldbedrag. De verdachte heeft ontkend dat zij om de toegangskaarten heeft gevraagd of deze heeft aanvaard. Zij zegt inderdaad een maaltijd te hebben genuttigd op kosten van [betrokkene 3], maar bij die gelegenheid liet [betrokkene 3] meerdere maaltijden op haar werkadres bezorgen en die waren niet alleen voor haar bestemd maar ook voor een collega. De verdachte erkent eenmaal een geldbedrag van [betrokkene 3] te hebben aangenomen; tegenover de politie verklaarde zij dat zij en [betrokkene 3] elkaar leuk vinden, dat [betrokkene 3] hoorde dat zij geld nodig had om verf te kopen en hij dat geld aan haar gaf.

Uit het onderzoek ter terechtzitting volgt dat [betrokkene 3] aan de verdachte kaarten voor door hem georganiseerd een feest in ‘Le Ciel’ heeft aangeboden, maar niet dat de verdachte die gift heeft aanvaard.

Het dossier bevat whatsapp gesprekken tussen [betrokkene 3] en de verdachte in de periode 2018-2020. Die gesprekken geven steun aan de stelling van de verdachte dat zij en [betrokkene 3] gedurende langere tijd een persoonlijke band onderhielden.

Bij de beoordeling van de vraag of de verdachte zich door [betrokkene 3] heeft laten omkopen met een maaltijd en een geldbedrag, kent het Gerecht gewicht toe aan de omstandigheid dat [betrokkene 3] al sinds 2014 beschikte over een machtiging voor een vuurwapen, dat de verdachte niet beslissingsbevoegd ten aanzien van de toekenning van de verlangde verlenging van die machtiging, en dat er sprake was van een persoonlijke band tussen [betrokkene 3] en de verdachte. Onder deze omstandigheden is het denkbaar dat er geen sprake is geweest van een zakelijk motief bij het verstrekken en aannemen van de maaltijd en het geldbedrag. Nu niet kan worden uitgesloten dat een zakelijk motief heeft ontbroken, kan niet buiten twijfel worden vastgesteld dat de verdachte als ambtenaar deze giften aanvaardde als tegenprestatie voor iets dat zij als ambtenaar zou doen of laten, of om een speciale relatie te laten ontstaan die kan leiden tot een voorkeursbehandeling.

Feit 3 Onbevoegd bevoegdheden aanwenden

Artikel 2:360 van het Wetboek van Strafrecht luidt: ‘De ambtenaar die opzettelijk in strijd met zijn bevoegdheid gebruik maakt van enige opsporings- of toezichtbevoegdheid als bedoeld in het Wetboek van Strafvordering of in enige andere landsverordening, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

Onder het oude recht was als ambtsmisdrijf strafbaar gesteld het onbevoegd aanwenden van bevoegdheden bij huiszoeking en de inbreuk op het huisrecht.

Met de uitbreiding van de wettelijke opsporingsmethoden en het toenemende belang van toezichtsbevoegdheden, ontstond behoefte aan de huidige ruime(re) delictsomschrijving.

De huidige bepaling laat zich zo lezen, dat strafbaar is gesteld de opzettelijk onbevoegde inbreuk op iemand persoonlijke levenssfeer door een ambtenaar die zich beroept op enige opsporings- of toezichtsbevoegdheid uit het Wetboek van Strafvordering of enige andere landsverordening. Het nalaten om een dergelijke bevoegdheid aan te wenden zoals aan de verdachte ten laste is gelegd, valt daar niet onder; dat levert immers geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer op. Daarom zal de verdachte ook van dit feit worden vrijgesproken.

Feit 4 Misbruik van functie

Volgens artikel 2:354 van het Wetboek van Strafrecht, waarop het onder feit 4 ten laste gelegde is toegesneden, is strafbaar ‘de ambtenaar die opzettelijk met misbruik van zijn functie of positie iets doet of nalaat iets te doen ten einde enig voordeel voor hem of een ander te verkrijgen.’ Aan de basis van dit artikel ligt artikel 19 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie uit 2003 dat in de Nederlandse vertaling als volgt luidt: ‘Elke Staat die partij is, overweegt de wettelijke en andere maatregelen te nemen die nodig kunnen zijn om als strafbaar feit aan te merken, wanneer opzettelijk gepleegd, het misbruik van functie of positie, waaronder wordt verstaan, het in strijd met de wet verrichten of nalaten van een handeling door een overheidsfunctionaris bij de uitoefening van zijn of haar functie teneinde een onverschuldigd voordeel te verkrijgen voor de functionaris zelf of voor een andere persoon of entiteit.’ Misbruik van functie moet in dit verband worden gelezen als ‘handelen in strijd met de wet’ en onder ‘de wet’ worden hier wetten in materiële zin verstaan, dus alle geschreven rechtsregels houdende algemeen verbindende voorschriften.

Bij de beoordeling van de tenlastelegging valt op dat het algemeen verbindend voorschrift dat door de verdachte zou zijn overtreden, niet wordt genoemd.

Voor zover de verdachte wordt verweten dat zij personen heeft begunstigd of aan personen een voorkeursbehandeling heeft gegeven, valt op dat onbelicht blijft in hoeverre de behandeling van de in de tenlastelegging genoemde personen afwijkt van de wijze waarop anderen door de verdachte werden behandeld. Er kan dan ook niet buiten twijfel worden vastgesteld dat de verdachte de wet heeft overtreden dan wel personen heeft begunstigd of een voorkeursbehandeling heeft gegeven.

Feit 5 Valsheid in geschrift

Hij die ‘opzettelijk gebruik maakt van het valse of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst dan wel opzettelijk zodanig geschrift aflevert of voorhanden heeft, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik,’ maakt zich schuldig aan valsheid in geschrift.

Aangenomen kan worden dat de verdachte, alleen of samen met een ander, de in de tenlastelegging genoemde documenten in de ten laste gelegde periode aan derden heeft verschaft in verband met de aanvraag door [verdachte 1] van een machtiging in de zin van de Vuurwapenverordening 1930.

Voor een veroordeling van de verdachte voor het onder feit 5 ten laste gelegde feit moet vast staan dat (i) de genoemde geschriften bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen en dat (ii) de verdachte wist dat de in de tenlastelegging genoemde documenten vals of vervalst waren.

Het als eerste genoemde document is door [verdachte 1] ondertekende motiveringsbrief waarin staat dat [verdachte 1] directeur is van [afhandelingsbureau] NV. Die mededeling is onjuist. Bij de aanvraag voor een vuurwapenmachtiging moeten officiële documenten worden overgelegd, waarbij in dit verband een uittreksel uit het handelsregister van belang is. Bij de aanvraag in kwestie is een uittreksel gevoegd waaruit blijkt dat [verdachte 1] in het handelsregister geregistreerd staat als directeur/aandeelhouder van [X] BV. In die hoedanigheid staat [verdachte 1] ook op de vuurwapenmachtiging vermeld. Bij deze stand van zaken is onduidelijk of de motiveringsbrief dient om te bewijzen dat [verdachte 1] bij [afhandelingsbureau] een directeurspositie bekleedt, nu aan die positie in het verdere traject van de aanvraag geen betekenis lijkt te zijn toegekend.

Dat de overgelegde inkomstenverklaringen van het Ministerie van Financiën op naam van [verdachte 1] over de jaren 2018 en 2019 valse of vervalste geschriften zijn, kan worden afgeleid uit de verklaring van een belastingmedewerker die inhoudt dat de originele verklaringen van het Ministerie het inkomen in hele guldens vermeldt (en niet zoals in de gebruikte documenten tot op de cent nauwkeurig). Door de verdediging is evenwel aangegeven dat de UBW de opgevraagde inkomstenverklaringen van het Ministerie van Financiën niet op juistheid controleert, en daarop is de stelling van de verdediging gebaseerd, dat de verdachte niet van de gebleken valsheid op de hoogte was. Daargelaten dat in de tenlastelegging de termen ‘aangegeven belastbaar inkomen’ en ‘inkomen’ (vastgesteld belastbaar ~) ten onrechte lijkt te vereenzelvigen, staat niet op basis van wettig bewijs overtuigend vast dat de verdachte in of omstreeks de periode van juni 2018 tot en met januari 2019 wist dat de inkomstenverklaringen van het Ministerie van Financiën onjuiste informatie bevatten.

In zijn slotadvies van 13 oktober 2018 schrijft medeverdachte [verdachte 3] dat [verdachte 1] heeft voldaan aan de criteria voor het in aanmerking komen van een vuurwapenmachtiging voor zelfverdedigingsdoeleinden. Op dat moment had [verdachte 1] zijn verklaring omtrent het gedrag nog niet bij de UBW ingeleverd, maar die verklaring bestond wel – blijkens de afgiftedatum 16 juli 2018 op het document.

Onduidelijk is of in het slotadvies sprake is van een opzettelijk valse mededeling in een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - of dat advies bedoeld was om te misleiden. De bewijsbestemming lijkt in dit geval eerder te zijn gekoppeld aan de documenten waarop het advies is gebaseerd. Daar komt bij dat een slotadvies in verband met de aanvraag van een consent bij de UBW niet gebruikelijk was; er lijkt dan ook geen sprake van een papier waaraan in het rechtsverkeer betekenis voor het bewijs van enig feit pleegt te worden toegekend.

Feit 6 – Kredietinstelling

Volgens de Memorie van Toelichting op de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994 is een kredietinstelling een onderneming die in belangrijke mate haar bedrijf maakt van het ter beschikking krijgen van gelden, direct of op termijn invorderbaar, al dan niet in de vorm van spaargelden of tegen uitgifte van schuldbewijzen, en het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen. Een kredietinstelling neemt gelden aan èn verstrekt kredieten. Nu weliswaar vast staat dat de verdachte kredieten heeft verstrekt maar niet is gebleken dat zij gelden aanneemt in de hiervoor vermelde zin, kan zij niet worden beschouwd als een kredietinstelling in de zin van de Landsverordening en kan niet worden gezegd dat zij het bedrijf van kredietinstelling heeft uitgeoefend zonder geldige vergunning.

Conclusie

Het Gerecht komt aldus tot het oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde. De verdachte zal van al de hiervoor besproken feiten integraal worden vrijgesproken, en partieel van het onder feit 6 ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

dat zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2021 tot en met 27 september 2022 in Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, zich (telkens) opzettelijk direct of indirect tot het publiek heeft gewend ter zake van het bedrijfsmatig verlenen van kredieten, immers heeft/hebben verdachte en zijn mededader in voornoemde periode tegen vooraf bedongen rentes geldleningen aan derden aangeboden en/of verstrekt, te weten onder meer aan [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 9], en/of heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) contacten tot stand gebracht en/of onderhouden om geldleningen tot stand te brengen en/of in het kader van die leningen aflossingsbedragen in ontvangst genomen.

terwijl zij in de gevallen van [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6] en/of[betrokkene 8] bij het begaan van bovengenoemd(e) feit(en) gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid of middel die haar door haar ambt zijn geschonken.

Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij/zij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.n

Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao d.d. 12 december 2022, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 202212121200.DOS en de onderzoeksnaam “Golf”.

1. Een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot aangetroffen schuldbekentenissen in de persoonlijke goederen van [verdachte] d.d. 17 augustus 2022 (p. 100-102), waarbij het volgende werd gerelateerd:

Inleiding

Onder leiding van het Openbaar Ministerie, de Officier van justitie mr. H. Leepel, loopt momenteel binnen het Korps Politie Curacao een strafrechtelijk onderzoek onder de naam "Golf". Als verdachte in deze kunnen aangemerkt worden, onder meer de vrouw [verdachte].

Huiszoeking

Naar aanleiding van dit onderzoek vond, op maandag 21 maart 2022, onder ander in de werkruimte van [verdachte] een huiszoeking plaats. Verschillende relevante documenten werden voor verder onderzoek in beslaggenomen. De werkruimte van [verdachte] met de overgebleven goederen, waaronder enkele persoonlijke goederen, werden na de huiszoeking ter beschikking gesteld aan de wnd. Unithoofd van de Unit Bijzondere Wetten (UBW), de inspecteur W.P. Sneper.

Persoonlijke goederen van [verdachte]

Op woensdag 27 juli 2022 werd het onderzoeksteam door de inspecteur W.P. Sneper op de hoogte gesteld dat er vermoedelijk relevante documenten tussen de persoonlijke goederen van de verdachte (…) werden aangetroffen. Ik, verbalisant, ging naar de UBW om kennis te nemen van de aangetroffen goederen. Aldaar aangekomen, toonde de inspecteur W.P. Sneper mij verschillende schuldbekentenissen die tussen de persoonlijke goederen van de verdachte (…) waren.

Datum:

Bijzonderheden:

1.

n.v.t.

A-4 met verschillende namen en bedragen opgeschreven

2.

n.v.t.

2x A-4 met tabel met namen en bedragen van eind juni 2017

3.

n.v.t.

A-4 met kopie rijbewijs van […] met de annotatie “ang. 390,-“.

4.

n.v.t.

A-4 met kopie rijbewijs van […] met de annotatie “heeft geleend ang. 650,-“.

5.

n.v.t.

Schuldbekentenis en aflossing regeling op naam van (…), voor een verschuldigd bedrag van Ang. 780,-.

6.

12-08-2018

Schuldbekentenis en aflossing regeling op naam van (…), voor een verschuldigd bedrag van Ang. 3000,-.

7.

13-08-2018

Schuldbekentenis en aflossing regeling op naam van (…), voor een verschuldigd bedrag van Ang. 650,-

8.

15-08-2018

Schuldbekentenis en aflossing regeling op naam van (…), voor een verschuldigd bedrag van Ang. 1300,-.

9.

31-08-2018

Schuldbekentenis en aflossing regeling op naam van (…), voor een verschuldigd bedrag van Ang. 650,-.

10.

09-09-2018

Schuldbekentenis en aflossing regeling op naam van (…), voor een verschuldigd bedrag van Ang. 1500,-

11.

09-09-2018

Schuldbekentenis en aflossing regeling op naam van (…), voor een verschuldigd bedrag van Ang. 1500,-.

12.

10-09-2018

Schuldbekentenis en aflossing regeling op naam van (…), voor een verschuldigd bedrag van Ang. 3000,-.

13.

21-09-2018

Schuldbekentenis en aflossing regeling op naam van (…), voor een verschuldigd bedrag van Ang. 1500,-.

14.

11-07-2018

A-4 met kopie rijbewijs van (…) met de annotatie “ Ik heb geleend ang. 195,-“

15.

12-12-2019

Schuldbekentenis en aflossing regeling op naam van (…), voor een verschuldigd bedrag van Ang. 3800,-.

16.

13-12-2019

Schuldbekentenis en aflossing regeling op naam van (…), voor een verschuldigd bedrag van Ang. 1300,-.

17.

09-04-2020

Schuldbekentenis en aflossing regeling op naam van (…), voor een verschuldigd bedrag van Ang. 2600,-.

18.

Jan 2021

Schuldbekentenis en aflossing regeling op (…), voor een verschuldigd bedrag van Ang. 325,-.

19.

14-05-2-21

Schuldbekentenis en aflossing regeling op naam van (…), voor een verschuldigd bedrag van Ang. 6800,-

Uit het voren gerelateerde rees het vermoeden dat al voornoemde personen cliënten van de verdachte (…) zijn en een lening bij haar hadden gedaan.

2. Een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot aangetroffen schuldbekentenissen in userfile (G-schijf) van [verdachte] (p. 107-108), waarbij het volgende werd gerelateerd:

Vordering uitleveringstukken

Naar aanleiding van het onderzoek “Golf” werd met een vordering van de officier van justitie alle opgeslagen en vastgelegde gegevens, te weten: “kopie van de digitale administratie van de UBW”, bij het Korps Politie Curaçao (KPC) opgevraagd. De digitale administratie van de UBW betrof zowel de gehele “My Department (F-schijf)” van UBW en de “My userfiles (G-schijf)”.

My Userfile (G-schijf van [verdachte])

Op de my userfile (G-schijf van de verdachte (…)) werden enkele schuldbekentenissen aangetroffen die relevant voor dit onderzoek kunnen zijn. Voor de overzichtelijkheid werden voornoemde schuldbekentenissen in een schema uitgewerkt.

40-01

A-4 met drie (3) namen en berekeningen

40-02

Schuldbekentenis en aflossing regeling op naam van (…), voor een verschuldigd bedrag van Ang. 10.800,-.

40-03

Schuldbekentenis en aflossing regeling op naam van (…) voor een verschuldigd bedrag van Ang. 18.750,-.

40-04

Schuldbekentenis en aflossing regeling op naam van (…), voor een verschuldigd bedrag van Ang. 18.750,-.

40-05

Schuldbekentenis en aflossing regeling op naam van (…), voor een verschuldigd bedrag van Ang. 6.800,-.

40-06

Schuldbekentenis en aflossing regeling op naam van (…), voor een verschuldigd bedrag van Ang. 390,-.

40-07

Schuldbekentenis en aflossing regeling op naam van (…), voor een verschuldigd bedrag van Ang. 390,-.

40-08

Schuldbekentenis en aflossing regeling op naam van (…), voor een verschuldigd bedrag van Ang. 390,-.

Uit het voren gerelateerde rees het vermoeden daat al voornoemde personen cliënten van de verdachte (…) zijn, die geldsommen bij haar hebben geleend.

3. Een proces-verbaal van bevindingen inzake schuldbekentenis van [betrokkene 4]

(p. 15-16), waarbij het volgende werd gerelateerd:

Naar aanleiding van het onderzoek “Golf” vond op maandag 21 maart 2022, onder ander in de werkruimte van [verdachte] een huiszoeking plaats.

Aangetroffen document in de werkruimte op lessenaar van [verdachte]

Gedurende bedoelde huiszoeking werd op een lessenaar in bedoelde ruimte onder ander een “Brief van Schuldbekentenis en Aflossing Regeling” ondertekend door [betrokkene 4] aan [verdachte] aangetroffen. In deze schuldbekentenis verklaart [betrokkene 4] onder ander dat zij schuldig is aan [verdachte] een bedrag van Ang. 950,-. Verder verbindt [betrokkene 4] zich om dit bedrag in vijf (5) termijnen, te beginnen op 30-04-2021 en te beëindigen op uiterlijk 31-08-2021, te betalen. Verder neemt zij aan een boete-rente van 30% per maand te betalen indien zij een openstaand saldo die nog onbetaald is, heeft.

4. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 augustus 2022 inzake een schuldbekentenis van [betrokkene 8], waarbij het volgende werd gerelateerd:

Naar aanleiding van het onderzoek “Golf” vond op donderdag 23 juni 2022 een huiszoeking plaats op het adres (…), zijnde de woning van de verdachte (…). Gedurende deze huiszoeking werd onder meer een aantal documenten aangetroffen.

Aangetroffen schuldbekentenis ten name van [betrokkene 8]

Gedurende bedoelde huiszoeking werd onder andere een brief “Schuldbekentenis en Aflossing Regeling”, ondertekend door [betrokkene 8], identiteitsnummer (…), aangetroffen.

In deze schuldbekentenis verklaart [betrokkene 8] onder ander dat zij schuldig is aan [verdachte] een bedrag van Ang. 650,-. Verder verbindt [betrokkene 8] zich om dit bedrag in een (1) maandelijkse termijn, zijnde uiterlijk 21-10-2020, te betalen.

Verder neemt zij aan een boete-rente van 30% per maand te betalen indien zij een openstaand saldo die nog onbetaald is, heeft.

(…)

Bij onderzoek in het personeelsbestand van het KPC is gebleken dat [betrokkene 8] medewerker Post en Archief is binnen het KPC.

5. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 augustus 2022 inzake twee schuldbekentenissen van [betrokkene 9], waarbij het volgende werd gerelateerd:

Naar aanleiding van het onderzoek “Golf” vond op donderdag 23 juni 2022 een huiszoeking plaats op het adres (…), zijnde de woning van de verdachte (…). Gedurende deze huiszoeking werd onder meer een aantal documenten aangetroffen.

Aangetroffen twee (2) schuldbekentenissen ten name van [betrokkene 9]

Gedurende bedoelde huiszoeking werden onder andere twee (2) brieven “Schuldbekentenis en Aflossing Regeling”, beide met dezelfde datum 14-06-22 en ondertekend door [betrokkene 9], identiteitsnummer (…), aangetroffen.

In schuldbekentenis “A” verklaart [betrokkene 9] onder andere dat hij schuldig is aan [NN] een bedrag van Ang. 26.000,-. Verder verbindt [betrokkene 9] zich om dit bedrag in een (1) maandelijkse termijn, te beëindigen op uiterlijk 30-06-2022, te betalen. Verder neemt hij aan een boete-rente van 30% per maand te betalen indien hij een openstaand saldo twee (2) dagen na vervaldag die nog onbetaald is, heeft.

Gedurende het onderzoek is gebleken dat [NN], geboren op Curaçao op [datum], de oudste dochter is van de verdachte (…).

6. Een proces-verbaal van relaas d.d. 12 december 2022, waarin het volgende wordt gerelateerd:

Op 1 juli 2022 werd de getuige [betrokkene 6] verhoord. Kort samenvattend verklaarde zij een werkrelatie heeft met [verdachte]. Zij heeft in december 2020 een bedrag van ANG. 500,- bij [verdachte] heeft geleend. De rente bedroeg ANG. 30,- voor iedere 100 gulden die zij had geleend.

Zij moest rente blijven betalen voor zolang zij het hele bedrag niet heeft terugbetaald. Voorheen werd zij door een vrouw die werkzaam is bij de gevangenis benaderd om het geld van [verdachte] te innen. Momenteel komt mevrouw [PP], president van de NAPB, het geld van [verdachte] bij haar innen. Zij werd gisteren door [PP] namens [verdachte] opgebeld. [PP] deelde haar mede dat [verdachte] had gezegd om geld bij haar te komen innen.

7. Een proces-verbaal van getuige verhoor d.d. 8 juli 2022 (p. 145–151), voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven als verklaring van [betrokkene 5]:

Ik ben sinds 2009 in dienst van het Korps Politie Curaçao (KPC). Sinds 2018 ben ik Tactisch Rechercheur bij LEC.

Ik speel Sam van Ang. 2.000,- bij [verdachte]. Zij is de beheerster van de Sam.

Ik moet haar maandelijks Ang. 220,- betalen. Ik betaal nu wel een boete bij haar, doordat ik een deel van mijn samgeld eerder had aangevraagd.

Ik weet niet precies hoeveel die boete is. Vorige maand had [verdachte] mij een berekening gestuurd via app. Volgens mij moest ik haar nog Ang. 925,- betalen.

De regels zijn dat als je laat betaalt, je een boete moet betalen.

De betaling geschiedt meestal doordat zij bij Garipitoweg bij mij kwam of ik kwam bij haar op kantoor.

Ik had ook Ang. 500 van [verdachte] geleend tegen een rente van Ang. 150. Dat was sinds 2021. Het rentepercentage was 25% of 30%.

Het klopt dat er, voor elke maand dat je de openstaande schuld niet betaalt, er 30% aan toegevoegd wordt.

8. Een proces-verbaal van getuige verhoor d.d. 12 juli 2022, voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven als verklaring van [betrokkene 8]:

Ik werk sinds ongeveer 1986 bij KPC als medewerker Post en Archief.

Vorig jaar heb ik geld geleend bij [verdachte], dat was Ang. 300,-. Daarna heb ik nog Ang. 400,- of 500,- van haar geleend. [Verdachte] is mijn collega. Ik had geld nodig en werd door iemand geadviseerd om bij haar te gaan.

Ik moest Ang. 35,- als rente betalen voor elke Ang. 100,- die ik geleend had.

De betaling geschiedt contant. Ik loop naar haar kantoor of soms komt zij bij mij op kantoor. De betaling moet in diezelfde maand gebeuren, dus als ik bijvoorbeeld Ang. 100,- leen, dan moet ik haar Ang. 135,- terugbetalen. Dus je moet de rente meteen betalen. Als ik niet op tijd betaalt, dan komt er telkens interesse bij.

Dat was ook in mijn geval. Mijn totale lening met interesse bedroeg Ang. 1300,-.

Ik kon [verdachte] vorig jaar rond mei niet betalen. In de gevallen dat ik haar het geld voor een bepaalde maand niet geef, dan blijft de interesse accumuleren.

Ik vroeg [verdachte] om een herberekening voor mij te doen om mijn openstaande saldo te weten. [Verdachte] vertelde mij toen dat ik haar Ang. 4000,- aan interesse schuldig was. Ik vertelde haar dat de interesse te hoog voor mij was.

[Verdachte] vertelde mij vervolgens dat mijn interesse Ang. 5000,- was en dat zij door de vingers had gekeken en mijn interesse voor Ang. 4000,- had gelaten. We hebben hierna een nieuwe regeling afgesproken. Dat was dat ik bij haar Sam zou spelen om haar het geleende geld inclusief de interesse terug te betalen.

[Verdachte] komt zelf het geld innen.

Ik herken de schuldbekentenis op mijn naam, die bij de huiszoeking is aangetroffen, niet. Wel zie ik dat mijn handtekening hierop staat. Misschien heb ik het inderdaad getekend. Ik zie op het document dat ik deze schuld uiterlijk

31 oktober 2020 moest aflossen. Dat was een oude schuld.

Ik werd een (1) keer door [verdachte] gecontacteerd voor haar geld. Nadat [verdachte] problemen op werk kreeg moest ik het geld bij [PP] gaan brengen. [PP] begon me constant te bellen voor het geld van [verdachte]. Ik hield er niet van.

Nu attendeer ik met de dochter van [verdachte]. Ik moet haar vandaag ook gaan ontmoeten om haar het geld van deze maand te geven. Ik werd laatst ook gebeld door een onbekende vrouw. Ik heb meteen [ZZ] gebeld om aan [verdachte] te zeggen dat ik haar het geld later zal geven. Ik vertelde haar ook om niemand naar mijn werk te sturen om mij te innen. Ik vertelde toen ook dat als anderen mij zo lastig blijven vallen, dan zal ik naar de BIZ gaan om hen hiervan op de hoogte te stellen.

9. Een proces-verbaal van getuige verhoor d.d. 26 juli 2022 (p. 165-171), voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven als verklaring van [betrokkene 7]:

Ik ben leraar wiskunde, scheikunde en natuurkunde op scholen op niveau van Havo en Vwo. Ik ben ook eigenaar van een rijschool.

Ik ken [verdachte] onder de naam [bijnaam]. Vorig jaar had ik een klein financieel probleem. De dochter van [verdachte], [NN], was een leerling van mij. Ik vertelde [NN] over mijn probleem. Zij gaf aan mij door dat zij mij kon helpen. Ik ben akkoord met haar gegaan om het geld van haar te lenen, want ik wist dat ik bij een bank niet klaar kon komen om geld te lenen binnen twee weken. Vervolgens had ik van haar Ang. 2500,- geleend. Als ik mij niet vergis, was dat in februari vorig jaar.

Ik had een schuldbekentenis op papier getekend.

De afspraak was dat ik binnen 5 maanden het geld moest terugbetalen, maar ik kon het niet doen.

Mijn relatie met [verdachte] is zakelijk.

U toont mij uit het dossier een chatgesprek op 5 februari 2022 tussen [verdachte] en mij, waarin [verdachte] zegt dat ik een contract had getekend dat ik sinds 3 november 2021 geld heb geleend en in de maanden november, december en januari niet heb betaald. [Verdachte] zegt dat ik ook bij haar moest komen met 500 gulden, maar dat dat 650 gulden wordt. Zij zal wachten tot ik bel en anders gaat zij alles aan [betrokkene 9] overdragen, die dan bij mij zal langskomen.

Ik heb tegen [verdachte] gezegd dat ik niet met haar de afspraak had gemaakt, maar met haar dochter.

U houdt mij voor dat [verdachte] in het bericht schrijft dat zij verlies lijdt als zij het geld niet terugkrijgt en dat zij dus laat blijken dat zij belanghebbende is in de overeenkomst.

Doordat ik de overeenkomst met [NN] had, stond ik daar niet bij stil.

[Verdachte] heeft mij op 20 februari 2022 een bericht gestuurd, waarin stond: 3318.

Ik had met [NN] erover gesproken dat ik Ang. 2500,- had geleend en niet Ang. 3318,-. Blijkbaar is het verschil van de 3318 de rente van het geld dat ik had geleend. Ik heb tot nu toe Ang. 1000,- betaald. Mijn openstaande saldo is ongeveer Ang. 1700,-. Vorige week was ik [verdachte] op straat tegengekomen. Zij zei tegen mij om op het kind dus [NN] te herinneren. Ik begreep dat zij het over het geld had.

10. Een proces-verbaal van verdachte verhoor d.d. 29 november 2022 (p. 219–234), voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven als verklaring van [betrokkene 9]:

Ik had verschillende leningen bij mevrouw [verdachte] gedaan. Eerst leende ik bij de ex-partner van [verdachte] (…). Later leende ik geld bij beiden. Na een tijdje waren ze niet meer samen en bleef ik bij [verdachte] lenen. Toen zij niet meer samen waren vertelde [verdachte] vertelde mij dat al de gelden die ik toen had geleend van haar waren. Ik moest de openstaande schuld aan haar blijven betalen. [Verdachte] liet mij toen een document voor die openstaande schuld ondertekenen.

Volgens mij was dat document op naam van haar dochter. Ik kwam geregeld bij [verdachte] op het werk om mijn aflossingen te betalen. Soms was zij niet aanwezig en liet ik het geld bij haar collega’s achter.

In de periode dat [verdachte] opgesloten was kwam ene [BB] bij mij geld innen. Volgens mij werkt [BB] bij de gevangenis.

De betalingsvoorwaarden waren bijvoorbeeld als ik Ang. 1000,- leen dan moet je Ang. 1300,- terugbetalen. De leningen werden eerst mondeling vastgelegd, later begon zij dat schriftelijk vast te leggen, op naam van een dochter van haar.

Laatst heeft die dochter mij ook gebeld. Ik vertelde [verdachte] dat ik met haar een afspraak had en niet haar dochter. Alleen een keer was ik laat met betaling waarbij ik 15% boete moest betalen.

Vroeger leende ik om de drie maanden bij [verdachte], als ik bij een bank ging zou dit lang duren om een lening te krijgen. Bij [verdachte] kreeg ik het geld meteen. Begin 2021 heb ik Ang. 20.000,- geleend.

U toont mij een overzicht met vijf schuldbekentenissen in de periode 13-12-2019 en 09-07-2022, door [verdachte] aan mij uitgegeven. Het totaalbedrag is Ang. 40.300,-.

Uiteindelijk heb ik Ang. 31.000,- geleend. Mijn betalingen gebeurden in een termijn van ongeveer drie manden. [NN] is de oudste dochter van [verdachte].

Op haar naam zijn een aantal schuldbekentenissen van mij opgemaakt. Ik heb nooit bij [NN] geleend. Ik heb altijd met [verdachte] onderhandeld.

U toont mij een overzicht met vijf schuldbekentenissen in de periode 22-10-22 en

14-06-2022, door [NN] aan mij uitgegeven. Het totaalbedrag is Ang.

135.200,-. Ik heb het bedrag van Ang. 50.700,- niet gekregen, omdat ik te laat was voor een project in Curasol. De andere bedragen heb ik wel bij [verdachte] geleend.

U houdt mij een schuldbekentenis d.d. 19-04-2022 voor ten bedrage van Ang. 6.500,-. Verder verbindt ondergetekende zich om dit bedrag in een (1) maandelijkse termijn, uiterlijk op 30-04-2022 te betalen, met een boete-rente van 30% per maand bij een openstaand saldo dat na vervaldag nog onbetaald is.

Ik heb dat geld geleend.

11.De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:

Het klopt dat ik geldleningen aan derden heb verstrekt, tegen rente. De personen die worden genoemd in het onder 6 tenlastegelegde zijn debiteuren van mij.

Het klopt dat ik in 2021 door mijn chef, de heer [getuige 1], erop ben aangesproken dat het op grote schaal verstrekken van leningen aan collega’s in strijd is met de regelgeving voor het verstrekken van kredieten. Ik heb die geldleningen over een langere periode verstrekt.

Bewijsoverwegingen

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het onder 6 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, omdat zij niet kan worden aangemerkt als een kredietinstelling in de zin van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994.

Nu het Gerecht de verdachte van dit onderdeel van de ten laste legging heeft vrijgesproken, kan het verweer op dit punt onbesproken blijven.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte geregeld en stelselmatig en dus bedrijfsmatig, leningen heeft verstrekt aan derden waaronder collega’s bij het Korps Politie Curaçao, en zich dus in termen van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994 ‘zich tot het publiek heeft gewend.’ De verdachte staat niet als kredietinstelling geregistreerd, en beschikt niet over een ontheffing van de centrale bank.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 45 juncto artikel 50 van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994.

Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Het opzettelijk handelen in strijd met het verbod als bedoeld in artikel 45 van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994, strafbaar gesteld bij artikel 50 van deze Landsverordening.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf

Bewezen is verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994.

De raadsvrouw heeft ten aanzien van dit feit schuldigverklaring zonder oplegging van straf bepleit. In dit kader – zo begrijpt het Gerecht – heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vervolging, dan wel het opleggen van een straf aan de verdachte ter zake van dit feit in strijd in met het rechtsgelijkheidsbeginsel, nu het verstrekken van kredieten (door politieambtenaren) op grote schaal plaatsvindt en enkel de verdachte hiervoor wordt vervolgd.

Voor zover het verweer van de raadsvrouw, dat is gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel, al zou moeten leiden schuldigverklaring zonder oplegging van straf, overweegt het Gerecht als volgt.

Aan het openbaar ministerie is de bevoegdheid toegekend om zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld voorbereidend onderzoek (verdere) vervolging moet plaatsvinden. Deze beslissing leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke toetsing. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is pas sprake bij afwijking van een bestendig patroon van beslissen in een groot aantal vergelijkbare gevallen. Daarvan is in deze zaak niet gebleken. Het Gerecht ziet dan ook geen aanleiding de verdachte voor het bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel op te leggen. Het verweer wordt verworpen.

Het Gerecht overweegt voorts als volgt.

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

Met betrekking tot de ernst van het bewezen verklaarde wordt het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft op grote schaal leningen tegen een hoge rente verstrekt aan derden, (voornamelijk) collega’s van het Korps Politie Curaçao. Door aldus te handelen heeft zij de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen overtreden. Deze regelgeving strekt ertoe de stabiliteit en de integriteit van de financiële sector en het bankwezen in het bijzonder te beschermen en te bevorderen, alsook de belangen van de debiteuren te beschermen.

De verdediging heeft aangevoerd dat het verstrekken van kredieten op de wijze zoals de verdachte deed, binnen de Curaçaose samenleving veelvuldig voorkomt. Hiervoor zal het Gerecht haar ogen niet sluiten. Kennelijk wordt deze vorm van informele kredietverschaffing in de samenleving (nog) niet beleefd als een strafrechtelijk vergrijp. De veroordeling van de verdachte voor kredietverschaffing aan derden dient dan ook als waarschuwing tegen het bedrijfsmatig lenen buiten toezicht door de centrale bank. Deze maatschappelijke context werkt op dit moment nog strafverminderend.

Het Gerecht houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze zijn gebleken uit het over de verdachte opgemaakte voorlichtingsrapport van de Reclassering d.d. 27 december 2022 en hetgeen daarover ter terechtzitting naar voren is gebracht.

Na dit een en ander te hebben afgewogen is het Gerecht tot de slotsom gekomen dat een taakstraf van na te noemen duur passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:45 en 1:46 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidde(n) ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste is gelegd en spreekt haar daarvan vrij;

verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 6 ten laste gelegde feit heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;

kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 30 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 dagen hechtenis;

beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van 2 (twee) uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag;

Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. J. Snitker, bijgestaan door mr. P.M. Huizenga, griffier, en op 29 september 2023 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.

Artikel delen