Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBDHA:2024:3958

22 maart 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer

wrakingnummer 2024/26

zaak- /rekestnummer: C/09/662703 / KG RK 24-351

Beslissing van 19 maart 2024

van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van

[verzoekster] ,

hierna te noemen: verzoekster,

gemachtigde: [gemachtigde] ( [bedrijf] ),

strekkende tot de wraking van

mr. J.J. Arts,

rechter in deze rechtbank,

hierna te noemen: de rechter.

De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het schriftelijke wrakingsverzoek van 3 maart 2024 met bijlagen, ingekomen op de griffie van de wrakingskamer op 5 maart 2024, en

- de brief van de gemachtigde van verzoeker van 6 maart 2024, ingekomen op de griffie van de wrakingskamer op 7 maart 2024.

Het wrakingsverzoek

2.1.Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaken met nummers SGR 23/7525, SGR 23/7526, SGR 23/7527 en SGR 23/7528 tussen verzoekster en de heffingsambtenaar van de gemeente Leidschendam-Voorburg.

2.2.Het wrakingsverzoek luidt, voor zover van belang voor de beoordeling van het wrakingsverzoek, als volgt:

“Inzake uw dossier(s) met het(de) nummer(s) 22/7525{ev.c.a./e.v.}én zie alle bijlage(n) bericht ik u hierdoor in ieder geval tijdig [lees in voorkomend geval: nogmaals c.q. per omgaande] alsvolgt: op 11 januari jl. ontving ik de vooraankondiging voor een zitting te uwent op woensdag 6 maart

aanstaande. Per kerende post meldde ik u schriftelijk alsdan (trouwens elke eerste woensdag van de maand, alsdan altijd Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden) absoluut fysiek verhinderd te zijn onder opgave van mijn -op dat moment- resterende beschikbaarheidsdata. Wát schetst mijn verbazing: ik kreeg van u géén reactie op mijn voormeld epistel maar juist wel een schrijven dat de zitting op voormelde dag zou aanvangen om 10.00 uur. Geplande behandeltijd: (maar) 30 minuten.

Voor de tweede keer in 42 jaar ben ik nu genoodzaakt een wrakingsverzoek in te dienen. Vermoed dat er bij deze rechter (J. J. Arts) sprake is van een persoonlijke vooringenomenheid. Weet dat in praktisch alle zaken die zij de afgelopen jaren van mijn klanten heeft behandeld, zij het onderspit moesten delven: de gebruikelijke vorderingen werden kort-botweg op een bijna gestandaardiseerde wijze niet-ontvankelijk c.q. ongegrond verklaard. Nota bene -in mijn opinie- in strijd met de vigerende wetgeving, heersende jurisprudentie én recente literatuur. Zal ik u een overzicht daarvan nazenden? Aldus ontstond een grote stroom van zaken naar het Gerechtshof Den Haag. Zonde van alle hieraan bestede tijd, energie, inspanningen én gemaakte (on)kosten. Tussenoplossing: aanstaande donderdag alsnog digitaal -via Teams-met voorkeur een andere rechter erop! Akkoord?”

De beoordeling

3.1.Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.

3.2.Naar de wrakingskamer uit het wrakingsverzoek begrijpt is verzoekster van mening dat de rechter vooringenomen is omdat er geen andere datum is bepaald voor de zitting in de hoofdzaken, terwijl bekend was dat de gemachtigde van verzoekster absoluut verhinderd was op deze datum.

3.3.Een beslissing om een zitting al dan niet naar een andere datum te verplaatsen is een procedurele beslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek, voor zover het is gebaseerd op de (tussen)beslissing, niet toewijsbaar is.

3.4.De verder aangevoerde stelling, dat de klanten van de gemachtigde van verzoekster in praktisch alle zaken die de rechter de afgelopen jaren van hen heeft behandeld het onderspit moesten delven, omdat de gebruikelijke vorderingen kort-botweg op een bijna gestandaardiseerde wijze niet-ontvankelijk c.q. ongegrond werden verklaard, is naar het oordeel van de wrakingskamer onvoldoende geconcretiseerd om een grond voor wraking van de rechter te kunnen zijn. Daarbij geldt dat uit het enkele feit dat een rechter eerder een of meerdere voor klanten van de gemachtigde ongunstige uitspraken heeft gedaan, geen vooringenomenheid kan worden afgeleid (vgl. HR 16 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU8280). Ook daarom is het wrakingsverzoek niet toewijsbaar.

3.5.Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

De beslissing

De wrakingskamer:

4.1.wijst het verzoek tot wraking af;

4.2.bepaalt dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;

beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:

• de verzoekster p/a haar gemachtigde;

• de wederpartij in de hoofdzaak;

• de rechter.

Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, A.M.A. Keulen en S.M. Westerhuis-Evers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2024.

de griffier de voorzitter

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Artikel delen