Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBDHA:2024:5643

18 april 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 24/1221


uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 maart 2024 in de zaak tussen


[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.G.P. Glas),

en

de burgemeester van Alphen aan den Rijn, verweerder

(gemachtigden: B. van Riessen en mr. M.W. de Jeu).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de sluiting van zijn woning aan de [adres] .

1.1.Bij besluit van 29 januari 2024 heeft verweerder verzoeker geboden de woning gesloten te houden per 31 januari 2024 voor de duur van drie maanden. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.

1.2.De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn gemachtigde en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Waar gaat deze zaak over?

3. Op 11 januari 2024 is de woning van verzoeker doorzocht door de politie. Op basis daarvan is een bestuurlijke rapportage opgemaakt. Daarin staat beschreven dat er in de woning in totaal 96 gram harddrugs en 37,5 gram softdrugs is aangetroffen.n

Volgens respectievelijk lijst I en lijst II van de Opiumwet.

Ook waren er meerdere aan drugshandel te relateren goederen aanwezig, waaronder koffiemolens, verpakkingsmaterialen, meerdere mobiele telefoons en weegschalen. Daarnaast zijn in de nabijheid van de woning de afgelopen tijd ponypacks, gripzakjes en ander drugsgerelateerd afval aangetroffen. Ook zijn er gedurende de afgelopen maanden overlastmeldingen gedaan door omwonenden. Zo is er bij omwonenden door personen aangebeld die aangaven dat zij cocaïne kwamen ophalen. Daarnaast zijn er personen met antecedenten op het gebied van verdovende middelen veelvuldig in de woning aanwezig geweest. Op 30 december 2023 is een persoon aangehouden in het voertuig van verzoeker. Hij had twee ponypacks cocaïne en een grote hoeveelheid geld bij zich. De ponypacks bevatten dezelfde afbeeldingen als die in de woning van verzoeker zijn aangetroffen tijdens de doorzoeking. Daar komt bij dat de woning in een kwetsbare wijk ligt, waar veel mensen wonen met (een verleden in) drugsgerelateerde problematiek. Verweerder is op grond van dit alles overgegaan tot het sluiten van de woning voor de duur van drie maanden.

Wat vindt verzoeker?

4.
Verzoeker betwist niet dat er sprake is geweest van drugshandel vanuit de woning en de daarbij behorende overlast. De omstandigheden waaronder dit is gebeurd, maken echter dat verweerder van sluiting had moeten afzien. Verzoeker is niet direct betrokken geweest bij de gedragingen. Hij is laag verstandelijk beperkt en heeft een achterstand op het gebied van sociaal-emotionele ontwikkeling. Kwaadwillige derden hebben misbruik van zijn situatie gemaakt, en hem treft in deze geen verwijt. Voor die derden geldt inmiddels een contactverbod waarop de politie en reclassering toezicht houden. De gevolgen van de sluiting zijn groot. Verzoeker zal zijn woning verliezen omdat de verhuurder over zal gaan tot buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst, en wel uiterlijk per 3 mei 2024. Een voornemen daartoe is door verzoeker ontvangen. Verzoeker heeft geen sociaal netwerk om op terug te vallen, zodat hij dakloos zal worden.

Het oordeel van de voorzieningenrechter


Spoedeisend belang

4. De voorzieningenrechter acht het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening voldoende aanwezig. Een sluiting van een woning is voor de bewoner ingrijpend. Hoewel de woning reeds is gesloten, heeft deze voorlopige voorzieningprocedure wel invloed op de manier waarop de verhuurder de huurovereenkomst juridisch kan ontbinden. Een woningsluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet maakt namelijk dat de verhuurder over kan gaan tot buitengerechtelijke ontbinding, en de verhuurder heeft reeds aangegeven hiertoe voornemens te zijn.n

Vergelijk met de uitspraak van de voorzieningenrechter van rechtbank Noord-Holland, van 29 september 2020, (ECLI:NL:RBNHO:2020:7570).

De voorzieningenrechter zal daarom een voorlopig rechtmatigheidsoordeel geven.
Bevoegdheid

5. Niet in geschil is dat er in de woning van verzoeker een handelshoeveelheid drugs is aangetroffen, zodat verweerder in beginsel bevoegd is de woning te sluiten. De vraag is of verweerder de sluiting noodzakelijk en evenredig heeft kunnen achten.

Noodzaak

6. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder de sluiting noodzakelijk heeft kunnen achten.

7. Verweerder heeft op basis van meerdere indicatoren op grond van haar beleid geconcludeerd dat sprake is van een ernstig geval.n

Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Alphen aan den Rijn 2021.

Dat naar strafrechtelijke maatstaven geen sprake zou zijn van een ernstig geval maakt dat niet anders. Daar ligt een ander toetsingskader voor dan hier het geval is. Naast de hoeveelheid aangetroffen drugs en de daaraan te relateren goederen, zijn er verschillende meldingen van overlast gedaan, is er loop naar het pand vastgesteld en bevindt de woning zich in een kwetsbare wijk. Bovendien gaat van de sluiting een signaalfunctie uit. Dat de noodzaak zou zijn komen te ontvallen, omdat de reclassering en politie toezicht houden op het contactverbod dat geldt voor de kwaadwillige derden en er sindsdien geen overlastmeldingen meer zijn gedaan, volgt de voorzieningenrechter dan ook niet.


Evenredigheid

8. Verweerder is gehouden om alle omstandigheden van het geval te betrekken in haar beoordeling. Allereerst is van een bijzondere binding met de woning niet gebleken. Daarnaast kan persoonlijke verwijtbaarheid een rol spelen in de beoordeling. Een betrokkene kan bijvoorbeeld geen verwijt worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en redelijkerwijs ook niet kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn woning. Daar is in het geval van verzoeker geen sprake van. Nog daargelaten dat op dit moment niet duidelijk is welke rol verzoeker in het geheel heeft gehad, kan worden verweten dat hij zijn woning in gebruik heeft gegeven aan kwaadwillige derden. De voorzieningenrechter acht het niet aannemelijk dat verzoeker totaal geen weet had van wat zich in de woning afspeelde alleen al omdat er op verschillende plekken in zijn woning drugs, dan wel daaraan te relateren goederen zijn aangetroffen. Daarbij komt dat op de zitting namens verweerder is verklaard dat uit een zeer recent verslag van onderzoek van de telefoon van verzoeker zou blijken dat hij bij de handel in drugs zou zijn betrokken. Dat verzoeker kwetsbaar is en dat er misbruik van hem zou zijn gemaakt, betekent nog niet dat hem in deze nul verwijt kan worden gemaakt. Hoogstens kan worden gesproken van verminderde verwijtbaarheid.

9. Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten en dat dit kosten met zich brengt. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. De verantwoordelijkheid om vervangende woonruimte te vinden ligt in beginsel dan ook bij verzoeker. Verzoeker heeft te kennen gegeven bij zijn ouders te kunnen verblijven tot in ieder geval de dag waarop de sluiting eindigt. In zoverre leidt de woningsluiting zelf nog niet direct tot dakloosheid. De woningsluiting maakt daarnaast nog niet dat de verhuurder de huurovereenkomst niet zal ontbinden. Dit heeft alleen effect op de vraag hoe de huurovereenkomst juridisch gezien beëindigd kan worden. Verweerder heeft er in het bestreden besluit op gewezen dat verzoeker zich bij dreigende dakloosheid door tussenkomst van “ [naam] ” te [plaats] kan wenden tot de stichting De Binnenvest in Leiden. Voorts is gewezen op een budgethotel in de omgeving waar langer verblijf mogelijk is, en een andere woningbouwvereniging waar verzoeker zich tot kan wenden in het geval zijn sociale netwerk ontoereikend is. Niet met zekerheid is gebleken dat deze opties geen uitkomst kunnen bieden.

10. De voorzieningenrechter komt aldus tot de conclusie dat verweerder de sluiting evenredig heeft kunnen achten. Zij heeft het algemeen belang dat is gediend met het herstel van de openbare orde mede gelet op de ernst van de situatie en de overlast ter plaatse, zwaarder kunnen laten wegen dan het belang van verzoeker.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verweerder de woning van verzoeker heeft kunnen sluiten voor de duur van drie maanden.

12. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. van den Nieuwendijk, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2024.

griffier

voorzieningenrechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Artikel delen