Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBDHA:2024:5772

22 april 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 23/4268


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2024 in de zaak tussen


[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M.R.P. Bakker),

en

het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, verweerder

(gemachtigde: M. de Weger).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag voor leerlingenvervoer voor haar zoon.

1.1.Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 26 september 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 12 mei 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder daarbij gebleven.

1.2.Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.3.De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2024 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?

2. Deze zaak gaat over de vraag of verweerder eiseres’ aanvraag voor leerlingenvervoer mocht afwijzen.

2.1.Eiseres woont met haar gezin in [woonplaats]. Met ingang van het schooljaar 2022-2023 volgt haar zoon regulier vmbo leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) op het College [school 1] in [plaats 1].

Wat vindt eiseres in beroep?

3. College [school 1] is weliswaar geen school voor speciaal onderwijs, maar deze school biedt gespecialiseerde ondersteuning die aansluit bij de behoefte van eiseres’ zoon. De afstand tussen de school en huis is zo groot, dat de zoon niet zelfstandig naar school kan reizen, met het openbaar vervoer of anderszins. Eiseres brengt haar zoon dagelijks zelf met de auto naar school en dit belemmert haar in haar dagelijkse verplichtingen. Het medisch onderzoek dat in opdracht van verweerder is uitgevoerd is niet zorgvuldig tot stand gekomen en geeft geen realistisch beeld van de beperkingen van de zoon, die aan DCD (dispraxie) lijdt en door een slappe luchtpijp longproblemen heeft. Verweerder heeft het [school 2], dat dichterbij eiseres’ huis ligt ten onrechte als een voor de zoon toegankelijke school aangemerkt. Deze school is niet toegankelijk want er was geen plek beschikbaar. Bovendien wordt op het [school 2] beweegonderwijs gegeven en daaraan kan de zoon door zijn longproblemen niet meedoen. Verweerder had bovendien bijzondere omstandigheden moeten aannemen en voor de resterende maanden van het schooljaar tot een werkbare oplossing moeten komen.

Wat zijn de regels?

4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

4.1.Kort gezegd houdt de Verordening leerlingenvervoer Rijswijk 2019 (Verordening) het volgende in. Als aan een aantal voorwaarden is voldaan, dan moet verweerder voor leerlingenvervoer zorgen of dat bekostigen. Een eerste voorwaarde is dat een leerling door een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet zelfstandig met het openbaar vervoer of met de fiets naar school kan gaan.n

Artikel 18, eerste lid, van de Verordening.

Een tweede voorwaarde is dat het moet gaan om de dichtstbijzijnde toegankelijke school.n

Artikel 3, eerste lid, van de Verordening.

De dichtstbijzijnde school is de school die (1) het dichtstbij de woning van de leerling ligt, (2) die de onderwijssoort aanbiedt waarop de leerling is aangewezen en (3) die van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting is of die een openbare school is.n

Artikel 1 van de Verordening.

In bijzondere gevallen kan verweerder ten gunste van de ouders afwijken van deze regels.n

Artikel 25 van de Verordening.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Is College [school 1] de dichtstbijzijnde toegankelijke school?

6. Verweerder mocht vaststellen dat het College [school 1] in Den Haag niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is. De zoon van eiseres volgt aan het College [school 1] een reguliere vmbo opleiding met lwoo. Niet in geschil is dat het [school 2] in [plaats 2] ook een vmbo opleiding met lwoo aanbiedt en dat het dichterbij de woning van eiseres en haar gezin is gelegen dan het College [school 1].

Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het [school 2] niet toegankelijk is voor haar zoon. Bij de vraag of een school toegankelijk is, is alleen het gegeven onderwijs van belang. Het moet dan gaan om objectieve factoren die betrekking hebben op het gegeven onderwijs.n

Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 6 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4538.

De ondersteunende faciliteiten die daarnaast worden aangeboden zijn daarbij niet relevant.n

Uitspraak van de Afdeling van 28 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY4422.

Dat eiseres een andere school die vmbo met lwoo aanbiedt (College [school 1]) een betere vindt dan de dichtstbijzijnde school (het [school 2]), maakt dus op zichzelf nog niet dat de dichtstbijzijnde school (het [school 2]) niet als een toegankelijke school kan worden aangemerkt.

Eiseres heeft niet met stukken onderbouwd dat de specifieke onderwijssetting van het College [school 1] voor haar zoon noodzakelijk is om het onderwijs te kunnen volgen.

Het betoog van eiseres dat het [school 2] geen toegankelijk school is, omdat deze school geen plek heeft voor haar zoon, slaagt ook niet. Eiseres heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat er voor aanvang van het schooljaar 2022-2023 geen plek voor hem was op het [school 2]. Dat er tijdens het schooljaar 20222-2023 geen plek meer was voor zij-instromende leerlingen is in dat kader niet relevant en ook niet of er in daaropvolgende schooljaar plek is. De aanvraag om leerlingenvervoer zag immers op het schooljaar 2022-2023.

De enkele niet nader onderbouwde stelling van eiseres dat het [school 2] voor haar zoon niet toegankelijk zou zijn, omdat hij vanwege longproblemen niet kan deelnemen aan het beweegonderwijs leidt ook niet tot een ander oordeel.

Verweerder heeft er verder terecht op gewezen dat er naast het [school 2] nog andere vmbo-scholen zijn die lwoo bieden en die dichterbij de woning van eiseres en haar gezin liggen dan het College [school 1]. Gesteld noch gebleken is dat deze scholen niet toegankelijk zouden zijn.

6.2.Tot slot volgt de rechtbank eiseres niet in haar, voor het eerst in beroep ingenomen, standpunt dat verweerder de denominatie van de betreffende school in zijn beoordeling had moeten betrekken. Immers, het was aan eiseres om schriftelijk te verklaren dat zij overwegende bezwaren heeft tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere vmbo-scholen die dichterbij haar huis zijn gelegen.n

Artikel 3, tweede lid, van de Verordening.

Nu zij dit niet (tijdig) heeft gedaan, was er voor verweerder geen verplichting dit in zijn beoordeling te betrekken.

6.3.Het voorgaande betekent dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het College [school 1] niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is voor de zoon van eiseres. Aan deze voorwaarde voor toekenning van (bekostiging van) leerlingenvervoer is daarom niet voldaan.

Niet zelfstandig met het openbaar vervoer of met de fiets naar school?

7. De rechtbank oordeelt dat ook niet is voldaan aan de voorwaarde dat de zoon van eiseres niet zelfstandig met het openbaar vervoer of met de fiets naar school kan gaan door een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap. Het gaat er dan om of eiseres’ zoon zelfstandig naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school kan gaan, zoals bijvoorbeeld het [school 2] in Rijswijk en dus niet om de vraag of hij zelfstandig naar het College [school 1] kan reizen.

Uit het advies van Salude volgt dat de zoon van eiseres in staat wordt geacht om zelfstandig of onder begeleiding per fiets of met het openbaar vervoer naar het [school 2] te gaan.

Het betoog van eiseres dat het advies van Salude niet zorgvuldig tot stand is gekomen slaagt niet. Eiseres heeft de vraag opgeworpen of Salude ter zake deskundig is. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat Salude een onafhankelijk medisch adviesbureau is.

Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, ziet de rechtbank geen aanknopingspunt voor het oordeel dat verweerder Salude ten onrechte als deskundige heeft beschouwd. Verder ziet de rechtbank geen aanknopingspunt voor het oordeel dat het advies van Salude niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen, te meer omdat de arts van Salude de zoon van eiseres zelf heeft onderzocht en eiseres de medische gegevens van de behandelend specialist van Basalt revalidatie heeft verstrekt aan Salude. De rechtbank volgt eiseres daarbij niet in haar stelling dat, omdat Salude heeft onderzocht of haar zoon in staat is om zelfstandig naar het [school 2] te reizen, het onderzoek niet met een open grondhouding zou zijn verricht. Het was immers juist deze vraag die verweerder moest beantwoorden om op de aanvraag van eiseres te kunnen beslissen.

Uitzondering vanwege bijzondere omstandigheden?

8. Het is vaste rechtspraak dat verweerder toepassing kan geven aan de hardheidsclausule, maar daartoe niet zonder meer verplicht is. De rechtbank moet de weigering van verweerder daarom terughoudend toetsen.n

Uitspraak van de Afdeling van 4 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1095.

8.1.De rechtbank overweegt dat de door eiseres aangevoerde omstandigheden niet zodanig bijzonder zijn, dat verweerder op grond daarvan moest afwijken van de regelgeving. De rechtbank begrijpt dat het voor eiseres lastig is om het vervoer van haar zoon naar het College [school 1] te combineren met de zorg voor haar dochter die sondevoeding krijgt, maar zoals gezegd moeten de omstandigheden ‘zodanig bijzonder’ zijn en dat laatste is door eiseres niet aannemelijk gemaakt.

8.2.De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder in redelijkheid kon beslissen om de hardheidsclausule niet toe te passen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat (de zoon van) eiseres niet in aanmerking komt voor leerlingenvervoer voor het schooljaar 2022-2023. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2024.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Wet op het voortgezet onderwijs n

Zoals die gold ten tijde van het bestreden besluit.

Artikel 8.28 Leerlingenvervoer

Het college van burgemeester en wethouders verstrekt aan ouders van leerlingen die in de gemeente verblijven, op hun aanvraag vergoeding van de vervoerskosten die het college van burgemeester en wethouders noodzakelijk acht. De aanvraag heeft uitsluitend betrekking op leerlingen die door een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap voor hun schoolbezoek:

a. niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken; of

b. zijn aangewezen op ander vervoer dan openbaar vervoer.

Artikel 8.29 Gemeentelijke verordening leerlingenvervoer

1. De gemeenteraad stelt bij verordening regels vast over het leerlingenvervoer.

2. In de verordening wordt geen onderscheid gemaakt tussen openbaar en bijzonder onderwijs en wordt de schoolkeuze van de ouders die berust op godsdienst of levensovertuiging geëerbiedigd.

3. In de verordening wordt rekening gehouden met de inzet die redelijkerwijs kan worden verlangd van ouders en wordt voorzien in een manier van vervoer die passend is voor de leerling. In de verordening wordt bepaald op welke wijze het college van burgemeester en wethouders advies laat uitbrengen door deskundigen over de manier van vervoer die voor de leerling passend is.

4. In de verordening wordt bepaald dat het college van burgemeester en wethouders de kosten vergoedt van vervoer over de afstand tussen de woning van de leerling en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, met inachtneming van de keuze van de ouders, tenzij vervoer naar een verder weg gelegen school voor de gemeente minder kosten met zich zou brengen en de ouders instemmen met het vervoer naar die school. In de verordening kan worden bepaald dat het college van burgemeester en wethouders in plaats van een vergoeding in geld te geven, het vervoer verzorgt of laat verzorgen.

5. In de verordening kan worden bepaald dat het college van burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen ten gunste van de ouders kan afwijken van de verordening.

Verordening leerlingenvervoer Rijswijk 2019

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

(…)

• toegankelijke school: school waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school;

(…)

• vervoersvoorziening:

1°. bekostiging van de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer voor de leerling en zo nodig diens begeleider;

2°. aanbieding van aangepast vervoer dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen.

3°. gehele of gedeeltelijke bekostiging van de door het college noodzakelijk geachte vervoerkosten van de leerling en zo nodig diens begeleider;

Artikel 3. Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

1. Een vervoersvoorziening wordt toegekend over de afstand tussen de woning dan wel een eventueel door de gemeente goedgekeurd tweede adres en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen en de ouders met het vervoer naar die school schriftelijk instemmen.

2. Indien ouders een vervoersvoorziening aanvragen voor het bezoeken van een school, die op grotere afstand van de woning is gelegen dan een andere school van dezelfde onderwijssoort, ontstaat slechts aanspraak op een vervoersvoorziening naar eerstgenoemde school als door de ouders schriftelijk wordt verklaard dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de leerling is aangewezen, die dichterbij de woning zijn gelegen.

3. Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag van een vervoersvoorziening het ondersteuningsplan, zoals dat is vastgesteld door het samenwerkingsverband na overleg met het college.

Artikel 18. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer met begeleiding en vervoer per fiets

1. Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 17 bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer van de leerling en een begeleider, indien de leerling door een structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken.

2. Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging in aanmerking.

3. In afwijking van de bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, zoals bedoeld in het eerste lid, verstrekt het college de ouders bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets, indien de leerling naar het oordeel van het college onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets.

Artikel 25. Afwijken van bepalingen

Het college kan in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan deskundigen.

Artikel delen