Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBNNE:2024:1675

2 mei 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden

parketnummer 18-130164-23

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 mei 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1992 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 april 2024.

Verdachte is verschenen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

1. hij in of omstreeks de periode van 20 mei 2020 tot en met 16 november 2020 in Groningen en/of [plaats] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, naaktvideo's te maken waarop geslachtsdelen en/of seksuele handelingen te zien zijn, en/of niet te doen en/of te dulden, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer]

- veelvuldig dreigende en/of intimiderende en/of aanmatigende en/of dwingende berichten aan die[slachtoffer] gestuurd (via iMessenger en/of verschillende Facebook accounts), waarin hij eist om de door hem aan haar betaalde geldbedragen terug te betalen, dreigt aangifte te doen en/of belooft eerder ontvangen naaktfilmpjes (waarop haar hoofd te zien is) te verwijderen, althans berichten van gelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2

hij in of omstreeks de periode van 20 mei 2020 tot en met 10 mei 2022 te Groningen en/of [plaats] , gemeente Noordenveld, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door die [slachtoffer]

  • veelvuldig dreigende en/of intimiderende en/of aanmatigende en/of dwingende berichten te sturen (viaiMessenger en/of verschillende Facebook accounts), waarin hij eist om de door hem aan haar betaalde geldbedragen terug te betalen, dreigt aangifte te doen en/of belooft haar naaktfilmpjes (waarop haar hoofd te zien is) te verwijderen als zij seks met hem heeft, en/of berichten van gelijke aard of strekking, en/of

  • haar regelmatig te bellen via verschillende telefoonnummers en/of via Facebook Messenger, met hetoogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;

3

hij in of omstreeks 15 juni 2022 tot en met 7 juli 2022 te Groningen en/of [plaats] , gemeente

Noordenveld, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten de naam en/of woonplaats en/of telefoonnummer van [slachtoffer] heeft gebruikt door deze te plaatsen op Telegram (te weten in de Telegramgroep [link] - [link] Groningen , althans een chatgroep op Telegram) met het oogmerk om zijn/haar identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor voor die [slachtoffer] enig nadeel kon ontstaan;

4

hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2022 tot en met 21 juli 2022 te Groningen, althans in

Nederland, van een persoon, [slachtoffer] , een afbeelding van seksuele aard, te weten een of meer foto's en/of screenshots van de geslachtsdelen van [slachtoffer] en/of een of meer video's waarop te zien is dat [slachtoffer] haar geslachtsdelen toont en/of masturbeert en/of [slachtoffer] naakt van achteren te zien is, openbaar maakt terwijl hij weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten. Zij acht deze feiten bewezen op grond van de aangifte, het onderzoek van de politie en de deels bekennende verklaring van verdachte. Verdachte heeft gepoogd aangeefster te dwingen om naaktvideos van haarzelf voor hem te maken. Daartoe heeft hij haar gebeld en dwingende berichten gestuurd waarin hij door hem betaalde geldbedragen terugeiste, hij dreigde om aangifte te doen en hij beloofde om naaktvideos waarop aangeefster herkenbaar stond afgebeeld te verwijderen, als zij hem nieuwe anonieme naaktvideos zou sturen. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan de onder 1. ten laste gelegde poging tot dwang. Hoewel aangeefster meerdere malen aangaf dat hij moest stoppen, ging verdachte gedurende een periode van twee jaar door met het zoeken van contact en het sturen van berichten. Gelet op die lange periode, de aard en de inhoud van de berichten en de hoeveelheid berichten acht de officier van justitie bewezen dat verdachte zich daarmee tevens schuldig heeft gemaakt aan de onder 2. ten laste gelegde belaging. Ook acht de officier van justitie het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte afbeeldingen en naaktvideos in een chatgroep op Telegram heeft geplaatst, met daarbij haar naam, telefoonnummer en woonplaats. Daarmee heeft verdachte zich volgens de officier van justitie schuldig heeft gemaakt aan het onder 3. ten laste gelegde misbruik van haar identiteit waardoor zij nadeel heeft ondervonden en het onder 4. ten laste misbruik van seksueel beeldmateriaal.

Standpunt van verdachte

Verdachte heeft verklaard dat hij contact had met aangeefster en dat hij haar in de periode van 20 mei 2020 tot en met 20 mei 2022 heeft gebeld en via iMessenger berichten heeft gestuurd. Hij heeft haar gevraagd om tegen betaling naaktfotos en naaktvideos van haarzelf te maken en naar hem toe te sturen. Hij had niet de bedoeling om haar te bedreigen en te intimideren. Verdachte wilde naar zijn zeggen aangifte doen omdat hij niet kreeg waarvoor hij had betaald.

Ook heeft verdachte verklaard dat hij naaktfotos van aangeefster in een chatgroep op Telegram heeft gezet met daarbij haar naam en telefoonnummer en dat hij haar naaktvideos met anderen heeft gedeeld.

Hij wist echter niet dat dit nadelig voor aangeefster kon zijn.

Oordeel van de rechtbank

Feit 1.

Wettelijk kader dwang

Artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) stelt in het eerste lid, onderdeel 1°, strafbaar degene «die een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht hetzij tegen die ander hetzij tegen derden, wederrechtelijk dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden». Het kan bij de in artikel 284 Sr genoemde dwangmiddelen gaan om fysieke druk door geweld, maar ook om psychische druk door bedreiging met geweld. Bij (bedreiging met) andere feitelijkheden gaat het om handelingen die niet onder geweld of bedreiging vallen. Het kan daarbij gaan om meer subtiele vormen van psychische druk. Deze handelingen moeten van zodanige aard zijn dat zij in de gegeven omstandigheden leiden tot een druk waaraan het slachtoffer geen weerstand kan bieden. Van door een feitelijkheid wederrechtelijk dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden als bedoeld in artikel 284 Sr kan slechts sprake zijn als de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer tegen zijn of haar wil iets heeft gedaan, niet gedaan of geduld (vgl. HR 18-10-2022, ECLI:NL:HR:2022:1473).

Feiten en omstandigheden

De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.

Verdachte en aangeefster hadden online contact via onder meer iMessenger. Op enig moment heeft verdachte aan aangeefster gevraagd of zij tegen betaling naaktfotos en naaktvideos van zichzelf wilde maken en naar hem toe wilde sturen. Ook wilde hij, tegen betaling, seks met haar. Aangeefster kreeg geldbedragen overgemaakt van verdachte en heeft de gevraagde fotos en videos gemaakt en naar verdachte gestuurd, maar aangeefster wilde uiteindelijk geen seks met verdachte. Daarop heeft verdachte er bij aangeefster langdurig en op intimiderende wijze op aangedrongen om volgens afspraak toch seks met hem te hebben. Ook beloofde hij al haar naaktvideos waarop zij herkenbaar stond afgebeeld te verwijderen als zij hem nieuwe anonieme naaktvideos zou sturen. Aangeefster hield echter voet bij stuk, waarna verdachte zijn geld terugeiste en dreigde met het doen van aangifte als hij zijn geld niet terugkreeg.

Andere feitelijkheden

Aan verdachte wordt, kort gezegd, verweten dat hij gepoogd heeft aangeefster te dwingen om naaktvideos voor hem te maken, waarbij de dwang zou bestaan uit andere feitelijkheden, zijnde (1) dwingende berichten waarin hij eist om de door hem aan haar betaalde geldbedragen terug te betalen, (2) dreigt aangifte te doen en (3) belooft eerder ontvangen naaktfilmpjes (waarop haar hoofd is te zien) te verwijderen.

Beoordeling van de rechtbank

Ten aanzien van de derde feitelijkheid belooft eerder ontvangen naaktfilmpjes (waarop haar hoofd is te zien) te verwijderen overweegt de rechtbank het volgende. Deze belofte zou wellicht de suggestie van exposure kunnen wekken, maar de rechtbank is van oordeel dat de belofte op dat moment niet van een zodanige aard was dat die belofte in de gegeven omstandigheden kon leiden tot een druk waaraan aangeefster geen weerstand kon bieden. Hierbij weegt de rechtbank mee dat verdachte in de chatgesprekken tegenover deze belofte niet het dreigement van het openbaar maken van de filmpjes heeft geplaatst. Deze feitelijkheid kan daarom niet worden gekwalificeerd als een dwangmiddel in de zin van artikel 248 Sr.

Ten aanzien van de feitelijkheden (1) dwingende berichten waarin hij eist om de door hem aan haar betaalde geldbedragen terug te betalen en (2) dreigt aangifte te doen constateert de rechtbank dat deze bewoordingen niet gericht waren op het verkrijgen van naaktvideos maar op nakomen van het deel van de afspraak dat volgens verdachte zag op het hebben van seks met aangeefster. Deze bewoordingen staan dus niet in een causaal verband met de poging van verdachte om meer naaktbeelden van aangeefster te verkrijgen.

Het voorgaande betekent dat voor zover er gezegd kan worden dat er sprake was (een poging tot) dwang door andere feitelijkheden in de zin van artikel 284 Sr, deze dwang niet zag op het verkrijgen van naaktvideos. De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde dan ook niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Feit 3

Wettelijk kader identificerende persoonsgegevens van een ander gebruiken

Artikel 231b Sr bepaalt dat het opzettelijk gebruik van identificerende persoonsgegevens van een ander strafbaar is als uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan. Daarbij moet de verdachte het oogmerk hebben om zijn identiteit te verhelen of de identiteit van een ander te verhelen of misbruiken. Deze strafbaarstelling richt zich op gevallen waarbij men derden daadwerkelijk het idee geeft dat zij te maken hebben met de persoon van wie de identiteit onterecht is aangenomen.

Feiten en omstandigheden

De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting vast dat verdachte in de Telegram-groep [link] (naakt)fotos van aangeefster heeft gedeeld, gevraagd heeft wie haar kent en wie er belang heeft bij haar naaktvideos. Vervolgens heeft verdachte naaktvideos van aangeefster te koop aangeboden in deze groep. Ook heeft hij daarbij haar naam en telefoonnummer gedeeld.

Beoordeling van de rechtbank

Artikel 231b Sr is geplaatst in de titel Valsheid met geschriften, gegevens en biometrische kenmerken` en het artikel is in het leven geroepen om het plegen van identiteitsfraude tegen te gaan. De vraag is of verdachte zich in dat licht schuldig heeft gemaakt aan een strafbare gedraging. De rechtbank constateert dat verdachte identificerende persoonsgegevens van aangeefster heeft gedeeld. Dat is een buitengewoon ergerlijk feit, maar de rechtbank is van oordeel dat verdachte zich niet als aangeefster heeft voorgedaan of daartoe het oogmerk had zoals bedoeld bij het plegen van identiteitsfraude. Verdachte heeft derden niet daadwerkelijk het idee gegeven dat zij met aangeefster te maken hadden (HR 11 april 2023,

ECLI:NL:HR:2023:531). De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde dan ook niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Feit 2

Bewijsmiddelen

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. De door verdachte ter zitting van 19 april 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

Ik heb [slachtoffer] met verschillende telefoonnummers gebeld en ik heb haar berichten gestuurd. Ook toen ze dat niet meer wilde. Ik heb haar via iMessenger benaderd. Ik had meerdere accounts. Op 10 mei 2022 heb ik haar nog een berichtje verstuurd.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juni 2022, opgenomen oppagina 10 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023001703 d.d. 18 juli 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :

Eind 2019 heeft [verdachte] mij via Facebook een berichtverzoek gestuurd. Hierna hebben we via iMessenger contact gehouden. Hij vroeg om foto's en dan vooral naaktfoto's. Hij bood mij hier geld voor. Ik heb dit gedaan omdat ik geld nodig had. Op enig moment wilde [verdachte] ook seks met mij. Ik wilde dit niet omdat ik geen interesse had in hem. Ik heb PTTS en kan dit niet. Ik heb dit tegen [verdachte] gezegd. Hij heeft veel geschreven wat mij erg veel pijn doet. Toen de druk voor mij te hoog werd dat [verdachte] seks van mij eiste heb ik al het geld terug betaald. Dit heb ik onder druk gedaan, want anders zou hij aangifte doen. Ik wilde niks meer met hem te maken hebben. Sinds 3 jaar heb ik geen contact meer gezocht met [verdachte] . Echter, hij benadert mij continu via Facebook en hij belt mij via mijn telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik word er letterlijk helemaal gek van. Iedere keer als ik hem blokkeer maakt hij weer een fake account aan om mij te kunnen benaderen. Ik denk dat ik wel elke 2 maanden berichten van hem ontvang. Deze hebben een dreigend karakter. Hij dreigt dat als ik geen seks met hem wil hij al mijn naaktfoto's op het internet gooit. Als hij contact zoekt krijg ik meteen een naaktfoto of filmpje van mij. Hij zegt dan dat hij nog steeds boos is en dat hij alles nog van mij heeft. Hij zegt ook dat hij het recht heeft om bij mij langs te komen voor het geld. Hij heeft de foto's en filmpjes online gezet. Hij blijft mij contacten met fake accounts. Ik durf de stad niet meer in omdat ik bang ben dat ik herkend wordt.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 februari 2023,opgenomen op pagina 129 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:

Ik bekeek de iPhone van verdachte. De chat tussen aangeefster en verdachte die aangeefster in printscreens bij haar aangifte voegde werd aangetroffen op de telefoon.

De chat start op 20-04-2020 en het laatste bericht van [slachtoffer] was op 6 november 2020:"Gewoon ophouden".

Verdachte stuurt hierna nog 45 berichten, waaronder een printscreen van een startscherm met als achtergrond aangeefster in zwarte lingerie. Ook de masturbatievideo en stills van de andere video's worden gestuurd als aangeefster niet meer reageert. Dit komt overeen met de aangifte. Het laatste bericht dat verdachte stuurt is van 10 mei 2022 met de tekst "yoo".

Kader belaging

Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid Sr zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710; HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095).

Beoordeling van de rechtbank

Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangeefster en verdachte over een langere periode contact hebben gehad. In het begin heeft aangeefster op de berichten van verdachte gereageerd. De toon van verdachte werd steeds dreigender en meer intimiderend. Op 6 november 2020 heeft aangeefster gezegd gewoon ophouden en heeft daarna niet meer op de berichten of contactpogingen van verdachte gereageerd.

De rechtbank is van oordeel dat hoewel verdachte al eerder opdringerig gedrag vertoonde, het voor verdachte zeker vanaf 6 november 2020 duidelijk had moeten zijn dat aangeefster geen contact meer wilde en dat verdachte moest stoppen met bellen en met het sturen van berichten.

Verdachte is toch contact blijven opnemen met aangeefster. De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer - naar objectieve maatstaven bezien - zodanig zijn geweest dat van een wederrechtelijke stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.

De rechtbank verwijst in het bijzonder naar de vervelende en opdringerige toon van de berichten die aangeefster heeft ontvangen in een periode van anderhalf jaar. Door de gedragingen van verdachte kampte aangeefster met toenemende psychische klachten.

De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich in de periode van 6 november 2020 tot en met 10 mei 2022 aan belaging schuldig heeft gemaakt.

Feit 4.

Bewijsmiddelen

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. De door verdachte ter zitting van 19 april 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

Ik heb in de Telegram-groep [link] naaktfotos van [slachtoffer] gedeeld en ik heb naaktvideos van [slachtoffer] aan anderen gestuurd.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juni 2022, opgenomen oppagina 10 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023001703 d.d. 18 juli 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :

Gister, woensdag 15 juni 2022, werd ik er door een vrouw op gewezen dat zij had gezien dat er foto's van mij waren verspreid. Dit gebeurt op " [link] " Telegram. Hij heeft screenshots gemaakt van filmpjes van mij.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever d.d. 7 juli 2022, opgenomen op pagina 86 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :

Vandaag 7 juli 2022 ben ik door mijn vriend er op gewezen dat de verdachte [verdachte] weer iets op [link] is gezet.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 februari 2023,opgenomen op pagina 129 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:

Ik bekeek de iPhone van verdachte.

Video 1&2

Ik zag dat er meerdere videos van aangeefster op de telefoon stonden. Ik zag dat dit de videos zijn waarop een vrouw met haar vingers masturbeert.

Video 3

Ik zag dat dit een video is vanaf de achterzijde van een vrouw genomen, vermoedelijk aangeefster. Ik zie dat zij naakt is en haar geslachtsdelen toont.

Video 4, 5 & 6

Dit betreft soortgelijke videos als video 3.

Video 7

Deze video is weer van achteren genomen. Nu is echter een bepaald moment het gezicht van de dame in kwestie herkenbaar in beeld als zij achterom kijkt.

De volgende accounts werden op de telefoon aangetroffen:

- Geom, Telegram, Phone [telefoonnummer]

Met 'Customer' gaat het gesprek wat verder. Deze vraagt expliciet naar de filmpjes van [slachtoffer] . Voor 25 euro worden video's gedeeld. Customer vraagt vervolgens naar video's met haar gezicht. Geom geeft aan dat die duurder zijn. Er wordt nog een tikkie verstuurd voor 20 euro en meer video's worden gedeeld.

5. Een ander geschrift, zijnde Extraction Report Apple iOS Full File System (bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 februari 2023), opgenomen op pagina 141 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:

From: 5169841368 Geom (owner)

21-7-2022 22:33:38(UTC+0)

Source Info:

[link]

Beoordeling van de rechtbank

Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.

Door de politie is niet geverbaliseerd wat op videos te zien is die verdachte aan customer heeft verstuurd. Gelet op aangetroffen videos op de telefoon van verdachte, de manier waarop verdachte deze videos tegen betaling heeft aangeboden en de verklaring van verdachte dat hij naaktvideos van aangeefster heeft gedeeld, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat dit videos betreffen met een seksuele aard of strekking.

Verdachte heeft verklaard dat hij met het openbaar maken van de beelden waarop aangeefster naakt is te zien en waarop zij seksuele handelingen verricht, niet de bedoeling had om het slachtoffer enig nadeel te berokkenen. De rechtbank schuift dit verweer terzijde. Aangeefster heeft deze beelden weliswaar vrijwillig gemaakt, maar de beelden hebben een zodanig intiem seksueel karakter dat deze door ieder redelijk denkend mens als privé zullen worden beschouwd. Openbaarmaking is dan ook een schending van de seksuele privacy van aangeefster en het is een feit van algemene bekendheid dat dit nadelig is voor aangeefster. Ook verdachte moet dit bekend zijn geweest.

De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich in de periode van 15 juni 2020 tot en met 21 juli 2022 schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 ten laste gelegde.

De rechtbank acht de feiten 2 en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:

2

hij in de periode van 6 november 2020 tot en met 10 mei 2022 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door die [slachtoffer]

- regelmatig te bellen via verschillende telefoonnummers en via Facebook Messenger, met het oogmerk die

[slachtoffer] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen;

4

hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2022 tot en met 21 juli 2022 in Nederland, van een persoon, [slachtoffer] , een afbeelding van seksuele aard, te weten screenshots van de geslachtsdelen van [slachtoffer] en/of videos waarop te zien is dat [slachtoffer] haar geslachtsdelen toont en/of masturbeert en/of [slachtoffer] naakt van achteren te zien is, openbaar maakt terwijl hij weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn.

Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Het bewezen verklaarde levert op:

2. belaging;

4. openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2. 3 en 4 wordt veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een ambulante behandeling worden verbonden en de proeftijd wordt bepaald op drie jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat er een contactverbod met aangeefster in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38v Sr) wordt opgelegd.

Standpunt van de verdediging

Verdachte heeft opgemerkt dat zijn leven kapot zou zijn als hij een gevangenisstraf zou krijgen. De verdachte heeft verder niks over de strafmaat gezegd.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook kijkt de rechtbank naar de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van de reclassering en het strafblad. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de vordering van de officier van justitie.

Uit het strafblad van verdachte van 20 februari 2024 volgt dat verdachte niet eerder voor dezelfde soort strafbare feiten is veroordeeld.

Verdachte heeft anderhalf jaar lang aangeefster belaagd door op verschillende manieren contact te zoeken. Verdachte heeft in deze periode dreigende en intimiderende berichten gestuurd. Als verdachte contact zocht stuurde hij meteen een naaktfoto of -filmpje van aangeefster mee. Verdachte heeft vervolgens fotos van aangeefster in de Telegram groep [link] geplaatst. Verdachte heeft hierbij ook de naam en het telefoonnummer van aangeefster genoemd. Door verdachte is hierbij aangegeven dat mensen hem konden benaderen als ze naaktfotos of -filmpjes wilden. Uit de gegevens van de telefoon van verdachte volgt dat hij vervolgens ook daadwerkelijk naaktfilmpjes van aangeefster tegen betaling doorstuurde.

Beide strafbare feiten zijn ernstige feiten. Verdachte heeft hiermee laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor de privacy en lichamelijke integriteit van een ander. Het is algemeen bekend dat verspreiden van naaktfotos en -filmpjes veel impact heeft en slachtoffers vaak jaren later nog geconfronteerd kunnen worden met de fotos en filmpjes. Uit de voorgelezen slachtofferverklaring ter zitting volgt ook dat de feiten veel impact op aangeefster hebben gehad. Door alles wat er is gebeurd heeft zij geen rust meer in haar hoofd en is haar dagelijks leven al een paar jaar onrustig. Aangeefster heeft moeite met dingen die voor iemand van haar leeftijd normaal zouden moeten zijn.

Uit het rapport van de reclassering van 4 december 2023 volgt dat er geen grote problemen lijken te zijn in het leven van verdachte. Huisvesting, werk, financiën en het hebben van een langdurige relatie zijn op orde. Ook is er geen sprake van problematiek met alcohol en/of drugs. Mogelijk is er wel sprake van een traumatische jeugd. Het is voor de reclassering niet duidelijk of dit een rol heeft gespeeld bij het strafbare gedrag. Ook is niet duidelijk geworden waarom verdachte de feiten heeft gepleegd. Omdat verdachte hier ook geen verklaring voor kan geven en geen inzicht kan geven in zijn belevingswereld vindt de reclassering nader onderzoek noodzakelijk. De kans dat verdachte nog een keer een strafbaar feit zal plegen wordt ingeschat op gemiddeld. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en een contactverbod met aangeefster.

De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat zij minder feiten bewezen verklaart dan de officier van justitie. Gelet op alle feiten en omstandigheden vindt de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van drie jaar en een taakstraf van 180 uren passend en geboden. De rechtbank zal bepalen dat op de taakstraf de dag die verdachte op het politiebureau heeft doorgebracht in mindering komt.

De geheel voorwaardelijke gevangenisstraf betekent dat verdachte niet naar de gevangenis hoeft zolang hij zich aan de voorwaarden houdt. Als algemene voorwaarde geldt dat hij niet opnieuw een strafbaar feit mag plegen. Daarnaast moet verdachte zich houden aan de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een contactverbod met aangeefster. De rechtbank vindt deze bijzondere voorwaarden nodig om de kans dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen kleiner te maken. Bovendien kan op deze manier worden onderzocht welke rol de jeugd van verdachte heeft gespeeld en kan verdachte behandeld worden als dit nodig is. Hoewel de rechtbank geen aanleiding heeft om te denken dat verdachte nog contact zal opnemen met aangeefster, zal de rechtbank dit wel opleggen om (een gevoel van) rust te geven aan het slachtoffer.

Door de officier van justitie is gevorderd dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd die een contactverbod met aangeefster inhoudt. De rechtbank zal deze vordering afwijzen. Uit artikel 38v Sr volgt dat een vrijheidsbeperkende maatregel kan worden opgelegd ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten. Verdachte heeft geen contact meer met aangeefster gezocht nadat zij aangifte heeft gedaan. Er zijn ook geen andere aanwijzingen waaruit volgt dat verdachte wel weer contact zal gaan zoeken met aangeefster. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 38v Sr.

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 1.961,60 ter zake van materiële schade en 6.000,-ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Standpunt van de verdediging

Verdachte is van mening dat de benadeelde partij door zijn toedoen schade heeft geleden en hij is bereid het gevorderde bedrag te betalen.

Oordeel van de rechtbank

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder de feiten 2 en 4 bewezen verklaarde. De gevorderde schadevergoeding, waarvan de hoogte ook niet door verdachte is betwist, komt de rechtbank niet onredelijk voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 juli 2022.

Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 139h en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 1 en 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 2 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.

Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de:

  1. veroordeelde zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij ReclasseringNederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden voor zover in andere voorwaarden niet al genoemd. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd waarvoor veroordeelde zich in zal zetten deze te behalen;

  2. veroordeelde meewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek en indien geïndiceerd, hij zich laatbehandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start nadat de toezichthouder hem daarvoor heeft aangemeld, afhankelijk van de eventuele wachtlijst. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;

  3. veroordeelde op geen enkele wijze contact opneemt met het slachtoffer [slachtoffer] , [geboorte datum] 2001. De politie ziet toe op dit verbod.

Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:

  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een ofmeer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan te betalen:

  • het bedrag van 7.961,60 (zegge: zevenduizendnegenhonderdeenenzestig euro en zestig eurocent);

  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening;

  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van aan de Staat te betalen een bedrag van 7.961,60 (zegge: zevenduizendnegenhonderdeenenzestig euro en zestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 1.961,60 aan materiële schade en 6.000,-- aan immateriële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 74 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden. Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Langius, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en

mr. S.T. Kooistra, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 mei 2024.

Mr. Kooistra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Artikel delen