Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBOVE:2024:1550

25 maart 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Zwolle

team familie- en jeugdrecht

zaakgegevens: C/08/310800 / JE RK 24-336 en C/08/311464 / JE RK 24/413

datum uitspraak: 19 maart 2024

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

Raad voor de kinderbescherming,

gevestigd te Zwolle,

hierna te noemen: de raad,

betreffende

[kind 1] ,

geboren op [geboortedatum] 2024 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [kind 1]

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,

wonende te [woonplaats 1] ,

advocaat: mr. J. Bouwhuis,

en

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,

wonende te [woonplaats 2] ,

advocaat: mr. E.E.M. Messink

De kinderrechter merkt als informant aan:

Stichting Jeugdbescherming Overijssel, de gecertificeerde instelling,

hierna te noemen: de GI,

gevestigd te Zwolle.

Het procesverloop


De kinderrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

Geregistreerd onder zaaknummer C/08/310800 / JE RK 24-336:

- het verzoek met bijlagen van de raad, ingekomen bij de griffie op 27 februari 2024;

- een e-mail van de GI van 4 maart 2024;

- het raadsrapport, ingekomen bij de griffie op 8 maart 2024;

- het gewijzigde verzoek, ingekomen bij de griffie op 8 maart 2024;

- een bericht van de raad, ingekomen bij de griffie op 12 maart 2024;

- een e-mail van mr. Bouwhuis met bijlagen van 12 maart 2024;

- een e-mail van mr. Bouwhuis van 13 maart 2024;

- een e-mail van mr. Bouwhuis van 14 maart 2024;

- een e-mail van mr. Bouwhuis van 15 maart 2024.

Geregistreerd onder zaaknummer C/08/311464 / JE RK 24/413:

- het verzoek van de raad, ingekomen bij de griffie op 12 maart 2024, gevolgd door de beslissing van de kinderrechter van 12 maart 2024.

De mondelinge behandeling heeft op 15 maart 2024 plaatsgevonden.

Verschenen zijn:

- de moeder met haar advocaat,

- de vader met zijn advocaat,

- [naam 1] en [naam 2] namens de raad,

- [naam 3] en [naam 4] namens de GI.

De kinderrechter heeft bijzondere toestemming verleend aan:

- [oma mz.] , oma mz.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [kind 1] wordt uitgeoefend door de ouders.

Het verzoek

In de zaak C/08/310800 / JE RK 24-336:
De raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [kind 1] voor de duur van een jaar. Tevens wordt een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] verzocht in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van een jaar.

In de zaak C/08/311464 / JE RK 24/413:

De raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [kind 1] voor de duur van drie maanden. Bij beslissing van 12 maart 2024 heeft de kinderrrechter het verzoek toegewezen voor de duur van twee weken, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.

Nu op het verzoek onder C/08/310800 / JE RK 24-336 beslist wordt, komt het belang aan het verzoek voorlopige ondertoezichtstelling te vervallen en zal dit worden afgewezen.

Het standpunt van belanghebbenden

De moeder vindt het jammer dat de verzoeken er liggen. De moeder is het eens met de ondertoezichtstelling. De moeder is het niet eens met de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] . De moeder is van mening dat [kind 1] bij haar kan wonen en dat het netwerk van de moeder, de moeder kan ondersteunen bij de verzorging van [kind 1] . Het vier ogen principe zou hierbij kunnen worden toegepast. De moeder geeft aan dat het crisispleeggezin van [kind 2] wil ondersteunen in de weekenden. Daarnaast wil oma moederszijde ondersteunen onder schooltijd. Bovendien kan [kind 1] ook naar de opvang. De moeder vindt dat de blik te veel op het verleden wordt gericht. De moeder is in behandeling en maakt hierin (prille) stappen.

De vader is het eens met het verzoek tot ondertoezichtstelling van [kind 1] . De vader is het niet eens met de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] . De vader geeft aan dat hij zich vaak niet gehoord voelt. De vader mist een serieus onderzoek naar zijn rol in de opvoeding van [kind 1] . Hij wil namelijk graag een actieve rol hebben. De vader wil gezamenlijk met de moeder vormgeven aan het opvoeden van [kind 1] vanuit een gescheiden woonomgeving. De vader ziet geen actief gevaar dat moet leiden tot een uithuisplaatsing. [kind 1] is namelijk nog ongeveer twee weken in het ziekenhuis. De vader wil daarom dat het verzoek wordt aangehouden. De vader werkt steeds beter samen met de jeugdbeschermers.

De beoordeling


De kinderrechter ziet dat er veel zorgen zijn in de situatie van [kind 1] . De ouders onderkennen dit ook en stemmen in met een ondertoezichtstelling. De kinderrechter zal daarom [kind 1] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.

Over het verzoek tot uithuisplaatsing heeft de kinderrechter behoorlijk moeten nadenken.

De kinderrechter ziet zich namelijk gesteld voor een ingewikkeld vraagstuk. Dat komt er kort gezegd op neer, dat de ouders beiden hebben aangegeven dat zij met steun van anderen de verzorging en opvoeding van [kind 1] op zich willen en kunnen nemen. De Raad voor de kinderbescherming (de Raad) en Jeugdbescherming Overijssel (de GI) zijn allebei van oordeel, dat dat niet kan en dat daar aan gewerkt moet worden vanuit de situatie dat [kind 1] in een pleeggezin zit.

Het zit uiteraard veel ingewikkelder in elkaar dan deze tegengestelde visie. Want het is niet niks om een pasgeboren baby weg te willen plaatsen van zijn moeder. Tegelijkertijd is er ook tijdens de zwangerschap van [kind 1] weer het nodige voorgevallen, dat twijfels oproept over de beschikbaarheid van moeder en van vader.

Zo is er sowieso sprake van langdurige, persoonlijke en andere problematiek bij beide ouders. Bij de moeder speelt onder andere het terugvallen in verslaving, bij de vader is het de kinderrechter minder duidelijk wat er allemaal speelt. Wel staat voor de rechter vast, dat de moeder en de vader niet het beste in elkaar naar boven halen. Wie van beiden ook begint met een vorm van agressie, beiden hebben toegegeven dat er tussen hen sprake is geweest van het geven van klappen en ruzies.

De moeder heeft daarnaast allerlei (afkick)trajecten doorlopen maar heeft ook vaak voor of kort na afronding weer aangeklopt bij de vader van de kinderen, totdat de situatie daar niet meer houdbaar was en ze is teruggevallen op haar familie in [woonplaats 1] . Haar eigen plekje in [plaats] heeft ze opgezegd. Ook is het de ouders in de afgelopen jaren steeds niet gelukt om hun andere drie kinderen onder hun eigen hoede een veilige opvoedingsomgeving te bieden.

Is dat laatste doorslaggevend voor het beoordelen van de situatie van [kind 1] ?

Nee, een kinderrechter hoort bij ieder kind te kijken of naast het meekijken door de jeugdbeschermers (de ondertoezichtstelling) het in het belang van het kind is, dat het in de opvoedomgeving van (een van de) ouders kan blijven of dat dat echt niet kan. “Ultimum remedium” is de term, die op de zitting gevallen is; een uithuisplaatsing is de zwaarste ingreep in de situatie van ouders en kind.

De kinderrechter beslist, alles overziend, dat er op dit moment te weinig zekerheid is dat de veiligheid van [kind 1] voldoende gewaarborgd is bij de moeder of bij de vader en dus dat zij de maatregel toewijst.

Het is jammer dat de moeder geen nieuwe mogelijkheid heeft bij de [locatie], zodat er in een veilige omgeving gekeken kon worden naar de mogelijkheden van de moeder om in de behoeften van [kind 1] te voorzien.

Doorslaggevend voor de kinderrechter is namelijk dat [kind 1] kwetsbaar is; hij is net twee weken oud. Hij heeft, zeker op deze leeftijd een ouder nodig heeft die ieder uur van de dag beschikbaar is en kan bieden wat [kind 1] nodig heeft. Of als hij of zij dat als ouder zelf niet is, dan in elk geval dat er in de omgeving voldoende hulp en ondersteuning is, die dat samen met de ouder kan vormgeven. Kort samengevat ziet de kinderrechter die mogelijkheid nu (nog) niet.

Moeder woont in bij haar vader, die bij vrijwel geen enkel overleg aanwezig is geweest. Of en wat hij voor baby [kind 1] kan betekenen, is dus niet duidelijk. Oma steunt moeder ook waar ze kan, maar heeft al de zorg voor [kind 3] en [kind 4]. Meer kan van haar niet verwacht worden. Wat precies aan inzet van het voorgestelde crisispleeggezin te verwachten is, is ook met twijfels omgeven. Moeder heeft daarnaast nog werk aan de winkel waar het haar eigen problematiek betreft, onder meer op het punt van haar terugval in verslaving. De kinderrechter is van oordeel dat de moeder eerst zal moeten laten zien, dat zij die te boven is of in elk zo hanteerbaar heeft gemaakt, dat zij er voor [kind 1] kan zijn. Dat is op dit moment nog niet zo. De kinderrechter vindt niet dat een baby inzet kan zijn voor moeders motivatie; dat hoort andersom het geval te zijn.

Vaders beschikbaarheid is voor de kinderrechter niet helder, nu hij in de afgelopen jaren niet de hoofdopvoeder van de drie andere kinderen is geweest en veel initiatief bij de moeder heeft laten liggen. Aanvankelijk was vader ook weinig betrokken bij de zwangerschap en aanstaande geboorte van [kind 1] . Gelukkig is hij daarin bijgedraaid en heeft zijn verantwoordelijkheid ook juridisch genomen.

Bij dit alles heeft de kinderrechter meegewogen dat [kind 1] als vroeg geboren baby met hier en daar nog zorgen over zijn volgroeidheid (longetjes, hersenen) nog meer zorg dan andere kinderen van zijn jonge leeftijd nodig lijkt te hebben. Of moeder of vader zo opvoedsensitief kunnen zijn als [kind 1] nodig heeft, durft de kinderrechter op dit moment niet volmondig met ja te beantwoorden.

De kinderrechter heeft hiervoor al overwogen dat zij geen sluitend beeld heeft over de inzet van anderen in de omgeving van de moeder, dus ziet zij op dit moment als enige mogelijkheid dat [kind 1] in een veilige opvoedomgeving geplaatst wordt en dat vandaar uit moeder en vader ieder voor zich laten zien dat zij de beschikbare ouders kunnen zijn, die [kind 1] verdient.

Op basis van het voorgaande oordeelt de kinderrechter dan ook gebleken dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b BW).

De kinderrechter zal een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] in een voorziening voor pleegzorg verlenen voor de duur van een half jaar, onder aanhouding van de resterende duur van het verzoek. De kinderrechter wijst het verzoek voor die termijn toe, omdat zij wil geloven en erop vertrouwen dat de ouders alles in het werk stellen, om in samenwerking met de jeugdbeschermers te werken aan een plan, waarmee zij hun rol als ouders optimaal kunnen vervullen en de zorg voor [kind 1] kunnen vormgeven op een bij [kind 1] en bij ouders passende wijze. Deze termijn vindt de kinderrechter ook passend, gelet op zijn jonge leeftijd.

Gelet op de uitgesproken intenties van beide ouders op zitting, geeft de kinderrechter ouders als het ware een termijn om te laten zien dat zij:

  • Kunnen samenwerken met de GI, met de voorwaarden die de GI daarbij vanuit opvoedings- en veiligheidsoogpunt van [kind 1] stelt;

  • Werken aan hun persoonlijke problematiek; onder andere;

1. de moeder aan de onderliggende redenen voor haar drugs/ alcohol verslaving en daarmee aan het abstinent blijven, hulpverlening (Zorgtendens, Tactus, Bloementuintjes en/of anderen) hierin toelaten, met elkaar laten afstemmen en voortzetten,

2. de moeder aan het opbouwen van een betrouwbaar netwerk (oma, tante, anderen) ter ondersteuning van haar zelf en de omgeving van haar kinderen,

3. de vader aan het weerstand bieden aan contact met de moeder buiten de gemaakte afspraken en aan zijn eigen gezondheid op orde houden.

Uiteraard ligt in bovenstaande ook een opdracht aan de GI besloten om datgene te doen wat nodig is voor [kind 1] , daaronder begrepen de samenwerking met de ouders zo veel mogelijk gestalte te geven en de terugplaatsing van [kind 1] bij zijn moeder waar mogelijk en in zijn belang te bewerkstelligen.

De beslissing


De kinderrechter:

In de zaak C/08/311464 / JE RK 24/413:

Wijst het verzoek tot toewijzing van het resterende deel van de termijn tot voorlopige ondertoezichtstelling van [kind 1] af;

In de zaak C/08/310800 / JE RK 24-336:

stelt [kind 1] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Overijssel voor de duur van een jaar, met ingang van 19 maart 2024 tot 19 maart 2025;

verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van een half jaar, zijnde tot 19 september 2025;

houdt het verzoek tot uithuisplaatsing voor het overige deel van het verzoek aan;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. G.M.J. Vijftigschild, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.E. Sijnstra, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2024. De schriftelijke uitwerking is vastgelegd op 19 maart 2024.

!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!

!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!

!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden

Artikel delen