Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBOVE:2024:1982

10 april 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummer: 71/147915-23 (P)

Parketnummer TUL: 13/227876-22

Datum vonnis: 9 april 2024

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats],

wonende aan de [woonplaats],

nu verblijvende in de P.I. [locatie].

Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 oktober 2023, 9 januari 2024 en 26 maart 2024.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. W. van Vliet, advocaat in Amsterdam-Duivendrecht, naar voren is gebracht.

De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 9 januari 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:

feit 1: medeplegen van het zonder erkenning vervaardigen en/of transformeren van wapens en/of munitie van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie en daarvan een beroep of gewoonte maken;

feit 2: medeplegen van het voorhanden hebben wapens en/of onderdelen van wapens van categorie II en/of categorie III en/of munitie van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie;

feit 3: medeplegen van een poging tot het overdragen van wapens en/of onderdelen van wapens van categorie II en/of categorie III en/of van munitie van categorie II en/of categorie III van de Wet wapens en munitie en daarvan een beroep of gewoonte maken.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

feit 1

hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2023 t/m 18 juli 2023 te ’s-Gravenhage, en/of te Hilversum, en/of te Wateringen, en/of te Amsterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt van het zonder erkenning vervaardigen en/of transformeren van een of meer wapens van categorie II en/of categorie III, en/of munitie van categorie II en/of categorie III van de Wet wapens en munitie;

feit 2

hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2023 t/m 18 juli 2023 te ’s-Gravenhage, en/of te Hilversum, en/of te Wateringen, en/of te Amsterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wapens en/of onderdelen van wapens van categorie II onder 2 en/of categorie III onder 1 en 4 van de Wet wapens en munitie, te weten onder andere:

  • een vuurwapen, merk CZ.45 97B, kaliber .45, voorzien van munitie, en/of

  • een (semi-automatisch) vuurwapen, merk Blow F92 auto, kaliber 9mm, voorzien van (bewerkte) munitie, en/of

  • zeven gasalarmpistolen, merk Blow TRI7, en/of

  • automatische vuurwapens, onder andere UZI, kaliber 9mm, en/of een M16, en/of

  • semi-automatische vuurwapens, onder andere een AR-15, en/of

  • vuurwapens met kaliber 6.35, en/of

  • vuurwapens met kaliber .380, onder andere met het merk Glock 4 (al dan niet met demper) en/of Blow Swat en/of Blow TR34 en/of Blow TR17, en/of

  • vuurwapens metkaliber 7.65mm, onder andere met het merk Blow TR34 en/of Blow TR17 en/of EKOL P29, en/of

  • onderdelen van vuurwapens, te weten een greep van een Glock, en/of patroonhouders en/of patroonmagazijnen, en/of geboorde lopen, en/of diverse RVS staafjes, en/of diverse buizen met kaliber 7.65mm en/of diverse buizen met kaliber .380, en/of

munitie van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, te weten:

  • kogelpatronen, onder andere met kaliber 9mm en/of 7.65 en/of .22 en/of .45 S&B en/of

  • knalpatronen, onder andere met kaliber 7.65,

in elk geval wapens en/of onderdelen van wapens en/of munitie in de zin van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad;

feit 3

hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2023 t/m 18 juli 2023 te ’s-Gravenhage, en/of te Hilversum, en/of te Wateringen, en/of te Amsterdam, althans (elders) in Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wapens en/of onderdelen van wapens van categorie II onder 2 en/of categorie III onder 1 en 4 van de Wet wapens en munitie, te weten onder andere:

  • vuurwapens met kaliber .380, onder andere met het merk Glock (al dan niet met demper) en/of Blow Swat en/of Blow TR34 en/of Blow TR17, en/of

  • vuurwapens met kaliber 7.65mm, onder andere met het merk Blow TR34 en/of Blow TR17 en/of EKOL P29, en/of

  • vuurwapens met kaliber 6.35, en/of

  • (semi-)automatische vuurwapens, onder andere UZI, kaliber 9mm, en/of een M16, en/of een AR-15, en/of

  • onderdelen van vuurwapens, te weten geboorde lopen, en/of diverse buizen met kaliber 7.65mm en/of diverse buizen met kaliber .380, en/of

munitie van categorie II en/of categorie III, te weten patronen met verschillende kalibers, in elk geval wapens en/of onderdelen van wapens en/of munitie in de zin van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, heeft overgedragen, en hij, verdachte, hiervan een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De voorvragen

3.1. Ambtshalve oordeel ten aanzien van de geldigheid van feit 3 op de dagvaarding

De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie verdachte beoogt te verwijten zich te hebben schuldig gemaakt aan – kort gezegd – medeplegen van een poging tot het overdragen van (onderdelen van) wapens en/of munitie en daarvan een beroep of gewoonte maken. Bij de tenlastelegging van een poging zullen, naast de omschrijving van het betrokken delict, feitelijke gedragingen moeten worden vermeld die aan de poging inhoud geven. Nu het bij poging juist op deze feitelijkheden aankomt, mogen die niet in de tenlastelegging ontbreken. Uit de letterlijke tekst van de tenlastelegging blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet welke handelingen het Openbaar Ministerie verdachte verwijt als zijnde handelingen die eventueel zouden kunnen worden aangemerkt als een begin van uitvoering. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de tenlastelegging hiermee niet aan de eisen van artikel 261, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank verklaart de dagvaarding wat betreft het onder feit 3 ten laste gelegde nietig.

3.2 Ten aanzien van de feiten 1 en 2

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor het overige geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmotivering

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met uitzondering van de in de tenlastelegging genoemde pleegperiode. De officier van justitie gaat uit van een pleegperiode van 14 juni 2023 tot en met 18 juli 2023.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd, met uitzondering van de tenlastegelegde pleegperiode. Hij heeft betoogd dat de pleegperiode ongeveer een maand was.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten

heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelenn

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Landelijke Eenheid Dienst Infrastructuur met nummer LEFCP23009 (onderzoek 26Dieppe). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

.

1. de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van

26 maart 2024;

2. het proces-verbaal van doorzoeking van de [adres 1] van

18 juli 2023 (pagina’s 84 tot en met 97);

3. het proces-verbaal van doorzoeking van de [adres 2] van 19 juli 2023 + lijst van inbeslaggenomen goederen (pagina’s 150 tot en met 156);

4. het proces-verbaal van doorzoeking van de [adres 3] van

19 juli 2023 (pagina’s 99 en 100) + lijst van inbeslaggenomen goederen (pagina’s 218 tot en met 222);

5. het proces-verbaal van bevindingen aangetroffen papieren met aantekeningen over gereedschappen en de metaalwinkel op het adres [adres 3] van

14 augustus 2023 (pagina’s 247 tot en met 261);

6. het proces-verbaal doorzoeking van [adres 4] van 27 juli 2023 (pagina’s 101 tot en met 113) + lijst van inbeslaggenomen goederen;

7. het proces-verbaal van bevindingen groene map met administratie aangetroffen op [adres 4] van 4 augustus 2023 (pagina’s 313 tot en met 317);

8. het proces-verbaal van bevindingen grijze map administratie aangetroffen aan [adres 4] van 9 augustus 2023 (pagina’s 318 tot en met 322);

9. het proces-verbaal van voorlopige bevindingen IPhone 12 pro Berg49.5.0 (pagina’s 279 tot en met 288);

10. het proces-verbaal voorlopige bevindingen uitlezen [naam 1] van 26 juli 2023 (pagina’s 359 tot en met 366);

11. het aanvullend proces-verbaal van bevindingen uitlezen [naam 1] (pagina’s 367 tot en met 381);

12. het proces-verbaal van onderzoek wapen van 14 augustus 2023 (pagina’s 391 tot en met 394);

13. het proces-verbaal van onderzoek (alarm)pistolen, onderdelen en munitie van

28 augustus 2023 (pagina’s 171 tot en met 178 van het Forensisch Dossier 26Dieppe);

14. het proces-verbaal van onderzoek foto en filmmateriaal van 22 november 2023 (pagina’s 207 tot en met 208 van het Forensisch Dossier 26Dieppe);

14. het proces-verbaal van bevindingen over de omvang van de aangetroffen vuurwapen, gas/alarm pistolen en toebehoren van 14 september 2023 (pagina’s 447 tot en met 453).

De rechtbank is van oordeel dat een pleegperiode van 14 juni 2023 tot en met 18 juli 2023 kan worden bewezen, zoals de officier van justitie en de raadsman hebben betoogd. Met betrekking tot feit 1 is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen en de door verdachte ter zitting afgelegde verklaring kan worden afgeleid dat verdachte de wil had om stelselmatig samen met anderen wapens en munitie te vervaardigen en transformeren met het oog op financieel gewin en dat hij daarom een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt van het medeplegen van het vervaardigen en transformeren van wapens en munitie.

4.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

feit 1

hij in de periode van 14 juni 2023 t/m 18 juli 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt van het zonder erkenning vervaardigen en transformeren van wapens van categorie III en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie;

feit 2

hij in de periode van 14 juni 2023 t/m 18 juli 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, wapens en/of onderdelen van wapens van categorie II onder 2 en/of categorie III onder 1 en 4 van de Wet wapens en munitie, te weten onder andere:

  • een vuurwapen, merk CZ.45 97B, kaliber .45, voorzien van munitie, en

  • een (semi-automatisch) vuurwapen, merk Blow F92 auto, kaliber 9mm, voorzien van (bewerkte) munitie, en

  • zeven gasalarmpistolen, merk Blow TRI7, en

  • automatische vuurwapens, onder andere UZI, kaliber 9mm, en/of een M16, en

  • semi-automatische vuurwapens, onder andere een AR-15, en

  • vuurwapens met kaliber 6.35, en

  • vuurwapens met kaliber .380, onder andere met het merk Glock 4 (al dan niet met demper) en/of Blow Swat en/of Blow TR34 en/of Blow TR17, en

  • vuurwapens met kaliber 7.65mm, onder andere met het merk Blow TR34 en/of Blow TR17 en/of EKOL P29, en

  • onderdelen van vuurwapens, te weten een greep van een Glock, en patroonhouders en patroonmagazijnen, en geboorde lopen, en diverse RVS staafjes, en diverse buizen met kaliber 7.65mm en diverse buizen met kaliber .380, en

munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:

  • kogelpatronen, onder andere met kaliber 9mm en 7.65 en .22 en .45 S&B en

  • knalpatronen, onder andere met kaliber 7.65,

voorhanden heeft gehad.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 9, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:

feit 1

het misdrijf:

medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en van het transformeren en vervaardigen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken;

feit 2

het misdrijf:

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2º;

en:

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;

en:

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

De op te leggen straf of maatregel

7.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren wordt opgelegd met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat aan verdachte een geldboete ten bedrage van € 7.000,00 wordt opgelegd.

7.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft ervoor gepleit verdachte nog een kans te geven en hem niet te veroordelen tot een langdurige gevangenisstraf. Het gaat om een jonge verdachte, die ter terechtzitting zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en die hulp nodig heeft om iets van zijn leven te kunnen maken. Voorts heeft de raadsman de rechtbank voorgehouden dat het weliswaar om ernstige feiten gaat, maar dat geen sprake was van een grote mate van professionaliteit. Het ging, kort gezegd, om drie jongens met een puberbrein die opdrachten voor derden uitvoerden.

7.3 De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

De aard en ernst van de feiten

Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten een groot aantal (omgebouwde) wapens, (bewerkte) munitie en onderdelen van wapens in zijn bezit gehad. Het ongecontroleerde bezit en de daarmee vaak gepaard gaande ondeugdelijke opslag van vuurwapens brengt grote risico’s voor de veiligheid met zich. Het bezit van wapens brengt onder burgers verder gevoelens van onveiligheid teweeg en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Bovendien is het algemeen bekend dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik ervan, met ernstige gevolgen voor anderen.

Daarnaast hebben verdachte en zijn medeverdachten zelf munitie bewerkt en (gas)alarmpistolen omgebouwd naar scherp schietende vuurwapens en hebben zij daar een beroep of gewoonte van gemaakt. Daarmee hebben verdachte en zijn medeverdachten een bijdrage geleverd aan het makkelijker beschikbaar maken van vuurwapens en mogelijk zelfs schietpartijen en/of liquidaties gefaciliteerd. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit en het ongeoorloofde gebruik daarvan, in samenhang bezien met het hoge gevaarzettende karakter daarvan, is de rechtbank van oordeel dat daartegen streng dient te worden opgetreden.

De persoonlijke omstandigheden van verdachte

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 1 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte recent, te weten in maart 2023, door de rechtbank Amsterdam is veroordeeld voor (onder meer) overtreding van de Wet wapens en munitie.

De rechtbank heeft kennis genomen van de over verdachte opgemaakte rapporten, te weten:

In verband met de onderhavige zaak:

- het rapport van Reclassering Nederland van 28 februari 2024, ondertekend door

[naam 2], reclasseringswerker, en [naam 3], unitmanager;

In verband met de zaak in maart 2023:

- het rapport van Reclassering Nederland van 9 februari 2023, ondertekend door

[naam 4], reclasseringswerker, en [naam 5], unitmanager;

  • het rapport van Pro Justitia van 6 februari 2023, opgemaakt en ondertekend door R.J.L. Keulers, GZ-psycholoog;

  • het rapport van Pro Justitia van 6 februari 2023, opgemaakt en ondertekend door R.J.L. Keulers, GZ-psycholoog;

  • het rapport van Pro Justitia van 25 oktober 2021, opgemaakt en ondertekend door W. van der Meer, orthopedagoog-generalist.

In de rapporten van Reclassering Nederland is te lezen dat verdachte daar niet tot nauwelijks inhoudelijk heeft verklaard over de strafbare feiten waarvan hij werd verdacht. Over de onderhavige feiten heeft hij verklaard zich niet te kunnen vinden in de verdenkingen. De reclassering heeft echter vastgesteld dat verdachte sinds 2020 met regelmaat in aanraking is geweest met politie en justitie. De frequentie daarvan en de ernst van de feiten, maken dat de reclassering grote zorgen heeft over de ontwikkelingen rondom verdachte. In de loop der jaren is bemoeienis geweest vanuit zowel de jeugdreclassering als volwassenreclassering, waarbij veelal een pedagogische benadering werd toegepast, vanwege de jonge leeftijd van verdachte, zijn belaste verleden en zijn problematiek. Die problematiek bestaat onder meer uit een verstoorde hechting en een verstoorde sociaal-emotionele ontwikkeling. In het reclasseringstraject dat volgde na het vonnis van maart 2023 hield verdachte zich aan de bijzondere voorwaarden en afspraken met de reclassering. Ook toonde hij zich gemotiveerd ten aanzien van gedragsverandering en was hij goed in contact met toezichthouder en de overige betrokken hulpverlening. Verdachte woonde in een begeleide woonvorm in Den Haag, had werk, was met de betrokken hulpverlening bezig met het treffen van betalingsregelingen, wekte de indruk pro-sociale contacten op te bouwen en pro-criminele contacten te mijden en volgde een behandeling. Nu verdachte zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten komt de reclassering tot de conclusie dat verdachte, ondanks de intensieve inzet van de reclassering en de betrokken hulpverlening, geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn delictgedrag en geen opening van zaken heeft gegeven. De reclassering ziet voorts risico’s op meerdere leefgebieden, waaronder het negatief sociaal netwerk van verdachte en zijn psychosociaal functioneren. Het is volgens de reclassering de vraag in hoeverre zij invloed heeft op gedragsverandering en risicobeheersing. Gelet op de jonge leeftijd van verdachte en zijn uitgesproken wens om een delictvrij leven te leiden, adviseert de reclassering echter ofwel een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, ofwel, bij veroordeling tot een langdurige gevangenisstraf, in het kader van detentiefasering verdere reclasseringsbemoeienis te bekijken.

In de rapporten, opgemaakt door R.J.L Keulers, is onder meer te lezen dat bij verdachte geen psychische stoornis of verstandelijke handicap werd vastgesteld. Wel lijkt sprake van een mogelijke antisociale ontwikkeling, beperkte coping vaardigheden en een disharmonisch intelligentieprofiel, hetgeen zich uit in beperkingen in het probleemoplossend vermogen.

Ook in het rapport van W. van der Meer is te lezen dat bij verdachte sprake is van een disharmonisch intelligentieprofiel. Wat betreft zijn sociaal-emotionele ontwikkeling wordt gezien dat verdachte zich als kind zonder veel problemen heeft ontwikkeld. Aan het einde van de basisschool was er sprake van kleine problemen, zoals betrokkenheid bij ruzies op school. Vanaf de middelbare school verergerden de problemen geleidelijk aan. Verdachte ging steeds meer zijn eigen gang. Hij bracht veel tijd door op straat en leek zich aangetrokken te voelen tot meer antisociale jongeren. Toen hij afhankelijk werd van een woning waarvan hij de kosten niet kon betalen, raakte hij steeds verder in de problemen. Verdachte had al langer een crimineel netwerk en naar eigen zeggen was het niet moeilijk om geld te verdienen met criminele activiteiten. Hij geeft aan dat hij in de overlevingsstand stond waardoor hij niet goed nadacht. Hij was gefocust op zijn financiën en was bereid ver te gaan om zijn kosten te kunnen betalen. Hier worden beperkingen in het probleemoplossend vermogen en de coping vaardigheden van verdachte zichtbaar.

De op te leggen straf

Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het plegen van ernstige strafbare feiten. Dat heeft hij gedaan terwijl hij kort daarvoor door de rechtbank Amsterdam werd veroordeeld voor (onder meer) een soortgelijk strafbaar feit. In deze zaak heeft verdachte ter terechtzitting (deels) opening van zaken gegeven. Hij heeft daarbij ook verklaard over het criminele netwerk waarin hij verzeild raakte en de moeilijkheden die daarbij kwamen kijken. Hoewel de rechtbank niet blind is voor het feit dat het moeilijk is en soms onmogelijk lijkt om uit het criminele circuit te stappen, weegt zij deze omstandigheden niet in strafverminderende zin mee. Van de rechtbank Amsterdam kreeg verdachte in

maart 2023 de kans zijn leven op de rit te krijgen door middel van intensieve begeleiding en reclasseringstoezicht. De rechtbank stelt vast dat verdachte die kans onbenut heeft gelaten en slechts een paar maanden later opnieuw ernstige strafbare feiten heeft gepleegd. Mede gelet op de ernst van deze feiten zal de rechtbank verdachte niet nogmaals een dergelijke kans bieden. De rechtbank is van oordeel dat thans niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van forse duur. Zij zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren opleggen. Dat is een jaar minder dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, uitgaat van twee bewezenverklaarde feiten. De rechtbank ziet geen aanleiding daarnaast nog een geldboete op te leggen, mede gelet op de door de officier van justitie aangekondigde ontnemingsprocedure.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.4 De inbeslaggenomen voorwerpen

De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de op de beslaglijst van

25 maart 2024 genoemde (onderdelen van) wapens en munitie moeten worden onttrokken aan het verkeer en dat de op de beslaglijst genoemde telefoons, gereedschappen, metalen buisjes, instructies ten behoeve van vervaardigen van vuurwapens en geldbedragen moeten worden verbeurd verklaard.

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst van 25 maart 2024 vermelde voorwerpen onder de nummers 8 tot en met 33 en 35 tot en met 43 moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen met betrekking tot welke de feiten zijn begaan of voorbereid.

De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen onder de nummers 4, 5, 6 en 7 vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de feiten zijn begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende geldbedragen, zoals vermeld onder de nummers 1, 2 en 3 op de beslaglijst, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

Een afschrift van de beslaglijst van 25 maart 2024 zal als bijlage bij dit vonnis worden gevoegd.

De vordering tenuitvoerlegging

8.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt toegewezen.

8.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

8.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt met als gevolg dat de vordering kan worden toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken.

De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 45, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

De beslissing

De rechtbank:

geldigheid dagvaarding

- verklaart de dagvaarding nietig ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde;

- verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;

bewezenverklaring

- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feiten

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1, het misdrijf:

medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en van het transformeren en vervaardigen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken;

feit 2, het misdrijf:

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2º;

en:

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;

en:

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;

strafbaarheid verdachte

- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren;

- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

de in beslag genomen voorwerpen

- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 8 tot en met 33 en 35 tot en met 43;

- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 4, 5, 6 en 7;

- gelast de teruggave aan verdachte van de geldbedragen genoemd onder de nummers 1, 2 en 3 op de beslaglijst;

tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 13/227876-22

- beveelt de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van

8 maart 2023 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 79 (negenenzeventig) dagen.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. M.J.A.L. Beljaars en

mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024.

Artikel delen