Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBOVE:2024:2126

19 april 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht

Zittingsplaats Zwolle

Zaaknummer: C/08/298539 / HA ZA 23-245

Vonnis van 17 april 2024

in de zaak van

WORLD FOOTBALL ASSOCIATION BVBA,

te Brussel (België),

eisende partij,

advocaten: mrs. J.L. Vissers en S.H. van der Veldt te 's-Hertogenbosch,

tegen

[gedaagde 2] B.V.,

2. [gedaagde 3] B.V.,

3. [gedaagde 1],

allen te [woonplaats],

gedaagde partijen,

advocaat: mr. C.A. Segaar te Loosdrecht.

Partijen zullen hierna WFA en [gedaagden] (of afzonderlijk [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 1]) worden genoemd.

De zaak in het kort

1.1.WFA en [gedaagde 2] hebben eind 2020 een samenwerkingsovereenkomst gesloten uit hoofde waarvan o.a. [gedaagde 1] tegen betaling exclusief voor WFA (video)content zal produceren en publiceren over wielrennen in verschillende disciplines, waarbij het merk Bingoal van WFA als één van de hoofdsponsors wordt aangeduid van het (nog op te richten) wielerteam van [gedaagde 2]. WFA vindt dat [gedaagden] is tekortgeschoten in de nakoming van deze overeenkomst en dat deze tekortkoming ook onrechtmatig is jegens WFA. WFA vordert verklaringen voor recht en betaling van het bedrag van € 71.000,00. [gedaagden] verweert zich onder meer met de stelling dat zij door het verbod op het gebruik van rolmodellen in reclame voor online kansspelen de overeenkomst niet meer kon nakomen en daarom rechtsgeldig kon opzeggen. De vorderingen van WFA zullen worden afgewezen. De rechtbank zal dat hierna toelichten.

De procedure

2.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de brief van 29 september 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;

- de akte overlegging aanvullende producties van WFA;

- de mondelinge behandeling van 9 januari 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;

- de spreekaantekeningen van WFA;

- de spreekaantekeningen (tevens akte houdende verzoek vergoeding volledige proceskosten) van [gedaagden];

- de antwoordakte van WFA.

2.2.Ten slotte is vonnis bepaald.

De feiten

3.1.WFA is sinds de jaren '80 actief op de Belgische markt voor sportweddenschappen en exploiteert sinds 1991 het merk Bingoal voor onder andere vergunde kansspelen en (sport-)weddenschappen in België.

3.2.In 2019 is [gedaagde 1] met de heren [naam 1] en [naam 2] gestart met het exploiteren van het TDT-concept in [gedaagde 2], waarvan de persoonlijke holdings van [gedaagde 1], [naam 1] en [naam 2] de bestuurders zijn. Kort gezegd houdt dit wieler-gerelateerde mediaconcept in dat [gedaagde 1], [naam 1] en [naam 2] op ludieke wijze videocontent maken rondom (internationale) wielerwedstrijden en zelf sportieve uitdagingen van kijkers uitvoeren. [gedaagde 1] fungeert hierbij als gezicht en feitelijk leidinggever van het concept. De videocontent wordt met een eigen, Nederlands kanaal ('[bedrijf]') onder andere gepubliceerd op het videoplatform YouTube. Het bereik van dit kanaal op de Nederlandse markt is 53% tegenover 26% in België.

3.3.Op 31 december 2020 hebben WFA en [bedrijf] B.V. (de rechtsvoorganger van [gedaagde 2]) voor de duur van twee jaar een samenwerkingsovereenkomst gesloten (hierna: de Overeenkomst), ingaande op 1 januari 2021. In de considerans is opgenomen:

“a) Bingoal handelt in deze overeenkomst als aanbieder van offline en online sportweddenschappen onder het merk “Bingoal”;

b) dat [bedrijf] een wielerteam, hierna aangeduid als “[gedaagde 3]”, zal starten en in 2021 en 2022 (video)content gaat produceren over wielrennen in verschillende disciplines (publicatie periode: (februari 2021 – december 2022), waarbij Bingoal als één van de hoofdsponsors en presenting partners wordt aangeduid van het [gedaagde 3].”

3.4.In de Overeenkomst is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:

“Artikel 2 – Looptijd en optierecht

2.1. Deze overeenkomst is voor bepaalde tijd, ingaande op 1 januari 2021, en eindigt van rechtswege op 31 december 2022 zonder dat daartoe (schriftelijke) opzegging of enige andere rechtshandeling is vereist.

2.2. Bingoal verkrijgt hierbij het éénzijdig optierecht om deze overeenkomst vóór 1 juli 2022 te verlengen tot en met 31 december 2023, (…)

Artikel 3 – Verplichtingen [bedrijf]

[bedrijf] zal voor Bingoal, en in onderling overleg met Bingoal, video- en fotocontent produceren en publiceren, waarbij de afspraken uit artikel 1 in acht worden genomen. Voor content buiten de reeds gemaakte afspraken treden partijen met elkaar in overleg om de wederzijdse voorwaarden te bespreken.

Partijen komen uitdrukkelijk het volgende hieromtrent overeen met betrekking tot de zichtbaarheid/vermelding van Bingoal via haar merknaam en logo:

  • Zichtbaarheid: Duidelijk zichtbaar op wielertenue (Logo, Bijlage 1)

  • Zichtbaarheid: Duidelijk in beeld in de startgeneriek en einde (Logo, Bijlage 2)

  • Zichtbaarheid: Duidelijk zichtbaar op wagen Skoda (Logo, Bijlage 1)

  • Aanleveren van snippet video’s voor socials (1 per YouTube video)

  • 4 mogelijkheden op jaarbasis om in overleg Bingoal te activeren in videocontent

  • 16 mogelijkheden op jaarbasis om social content te laten maken (giveaway, voorbeschouwing, live)

  • Frequentie: [bedrijf] zal minimum 42 video’s op jaarbasis uploaden op YouTube, waarbij het streeft naar long-form (langer dan 8 minuten) contentitems. Indien er meer video’s worden gepubliceerd, zal dit niet van invloed zijn op het door Bingoal beschikbaar gestelde budget. [bedrijf] streeft er naar om een maximale hoeveelheid content te publiceren, waarbij haar kernwaarden kwaliteit en creativiteit leidend zijn.

  • Programma: [bedrijf] zal haar globale contentschema jaarlijks voorleggen aan Bingoal. [bedrijf] blijft te allen tijde creatief en eindverantwoordelijk voor de content.

3.3. [bedrijf] heeft de maximale inspanningsverplichting om optimale zichtbaarheid van het merk Bingoal te realiseren bij al haar uitingen, zowel op YouTube als in interviews, fotosessies en officiële presentaties zonder dat deze opsomming limitatief is.

Artikel 4 – Rechten van Bingoal

Als tegenprestaties heeft Bingoal het recht op de in dit artikel genoemde promotionele- en publicitaire mogelijkheden.

(…).

Artikel 5 – Branche exclusiviteit

5.1. [bedrijf] garandeert branche exclusiviteit voor Bingoal. Gedurende de in artikel 2.1 en 2.2 van deze overeenkomst genoemde periode zal [bedrijf] geen overeenkomsten sluiten met andere merken in de (sport)weddenschappenmarkt en de markt van online en offline kansspelen in de ruime zin van het woord, dan wel er zorg voor dragen dat zij zelf redelijkerwijs op geen enkele wijze met enig ander sportweddenschappenmerk of ander kansspelenmerk in verband kan worden gebracht.

Artikel 7 – Tussentijdse beëindiging

7.1. [bedrijf] en Bingoal hebben het recht deze overeenkomst (tussentijds) met onmiddellijke ingang, zonder ingebrekestelling en zonder rechterlijke tussenkomst, te beëindigen, indien:

(…);

(…);

(…);

Bingoal om welke reden ook (zoals daar zijn wettelijke voorschriften, beslissingen van de Kansspelcommissie enz) wordt verboden om één of meerdere van haar prestatie(s) en/of verplichting(en) onder deze overeenkomst uit te voeren, dan wel indien deze prestatie(s) en/of verplichting(en) om één of andere reden in ernstige mate beperkt worden. (…).

7.3. Beide partijen komen uitdrukkelijk en onherroepelijk overeen dat partijen onmiddellijk zonder voorafgaande rechterlijke tussenkomst een einde kunnen stellen aan deze overeenkomst ingeval een reglementaire verplichting dan wel een wettelijke verplichting de uitvoering van één der essentiële verplichtingen in hoofde van een partij onmogelijk maakt. (…).

Artikel 8 – Intellectuele eigendomsrechten

8.1 Partijen verwerven op geen enkele wijze enig recht op een bestaand of toekomstig intellectueel eigendomsrecht van partijen.

8.2 [bedrijf] draagt alle bestaande en toekomstige Intellectuele Eigendomsrechten ontstaan in het kader van en tijdens het bestaan van deze overeenkomst en binnen het toepassingsgebied ervan, vanaf hun ontstaan, op een definitieve wijze, non-exclusief, onherroepelijk en onvoorwaardelijk in volledig en onbezwaarde eigendom over aan Bingoal, in de meest volledige omvang, d.w.z. voor alle bestaande en in de toekomst te ontwikkelen exploitatiewijzen en exploitatievormen, voor de gehele duur van het desbetreffende recht, inclusief elke uitbreiding van deze termijn, en voor de gehele wereld.

8.4 Als toevoeging op het in artikel 8.2 en 8.3 bepaalde, is het Bingoal expliciet niet toegestaan de content aan derden beschikbaar te stellen, tenzij mits voorafgaandelijke uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van [bedrijf].

Artikel 12 – Toepasselijk recht en geschillen

12.1. Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.”

Op 1 april 2021 is de Wet kansspelen op afstandn

Wet van 20 februari 2019 tot wijziging van de Wet op de kansspelen, de Wet op de kansspelbelasting en enkele andere wetten in verband met het organiseren van kansspelen op afstand, Staatsblad 2019, 127.

in werking getreden. Vanaf

1 oktober 2021 zijn op basis van deze wet de eerste vergunningen verleend voor het aanbieden van kansspelen op afstand in Nederland. Bingoal Nederland B.V., een Belgische dochtervennootschap van WFA, is op dit moment één van de vergunninghouders in Nederland.

3.6.Op 30 juni 2022 is de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen (hierna: de RWRVK) gewijzigd. Vanaf dat moment is het verboden om rolmodellen te gebruiken in reclames voor onder meer kansspelen op afstand.

3.7.Vanaf medio juni 2022 tot begin oktober 2022 hebben partijen onderhandeld over een nieuwe samenwerkingsovereenkomst. Daarbij was onder meer de oprichting van een professioneel wielerteam onderdeel van het gesprek. Deze onderhandelingen hebben niet geleid tot overeenstemming.

3.8.Nadat partijen het in artikel 2.2 van de Overeenkomst bedoelde optierecht op 22 juni 2022 en 26 augustus 2022 hadden verlengd, heeft WFA bij e-mail van 16 september 2022 de Overeenkomst verlengd tot en met 31 december 2023.

3.9.Bij brief van 5 oktober 2022 heeft [gedaagde 2] met een beroep op de artikelen 7.1 en 7.3 de Overeenkomst per direct opgezegd. Daarvoor heeft [gedaagde 2] als reden opgegeven dat uitvoering van de Overeenkomst door de gewijzigde RWRVK niet meer mogelijk is.

3.10.Op 12 oktober 2022 is [gedaagde 3] opgericht, waarvan [gedaagde 2] enig aandeelhouder en [naam 1] enig bestuurder is.

3.11.Bij brief van 13 oktober 2022, herhaald op 11 november 2022, heeft WFA [gedaagde 2] gesommeerd tot nakoming van de Overeenkomst.

3.12.Eind 2022 is [gedaagde 2] per 1 januari 2023 een samenwerkingsverband aangegaan met Kindred Group Plc. (houder van het merk Unibet, een concurrent van WFA). Deze samenwerking voorziet onder meer in de sponsoring van een professionele wielerploeg.

3.13.Bij vonnis in kort geding van 9 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de vorderingen van WFA tot, onder meer, nakoming van de Overeenkomst en betaling van een voorschot op schadevergoeding afgewezen. Dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.

Het geschil

WFA vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

(I) voor recht zal verklaren dat [gedaagde 2]:

a. de Overeenkomst niet rechtsgeldig heeft beëindigd c.q. opgezegd, althans voor recht zal verklaren dat de opzeggingsverklaring zonder rechtsgevolgen is gebleven;

b. primair vanaf 1 juli 2022 en subsidiair vanaf 15 oktober 2022 is tekortgeschoten in de nakoming van de Overeenkomst;

c. heeft gehandeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid, althans dat [gedaagde 2] onrechtmatig heeft gehandeld jegens WFA door de onrechtmatige opzegging van de Overeenkomst;

d. als gevolg van de onder sub a t/m c genoemde punten (gezamenlijk dan wel ieder afzonderlijk) jegens WFA aansprakelijk is voor alle door WFA geleden en te lijden schade en [gedaagde 2] zal veroordelen deze schade volledig te vergoeden, welke schade (met uitzondering van de schade zoals onder punt II. gevorderd) dient te worden opgemaakt bij staat en te vereffenen volgens de wet;

(II) [gedaagde 2] tegen behoorlijk bewijs van kwijting zal veroordelen tot betaling aan WFA van een bedrag van € 71.000,00, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 11 juli 2022, althans vanaf de datum van de dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;

(III) voor recht zal verklaren dat [gedaagde 3] op grond van al het bepaalde in het lichaam van de dagvaarding onrechtmatig heeft gehandeld jegens WFA en de hiermee verband houdende schade van WFA dient te vergoeden, welke schade opgemaakt dient te worden bij staat en te vereffenen volgens de wet;

(IV) voor recht zal verklaren dat [gedaagde 1] op grond van al het bepaalde in het lichaam van de dagvaarding onrechtmatig heeft gehandeld jegens WFA en de hiermee verband houdende schade van WFA dient te vergoeden, welke schade opgemaakt dient te worden bij staat en te vereffenen volgens de wet;

(V) [gedaagden] dan wel alleen [gedaagde 2] of alleen [gedaagde 3] of alleen [gedaagde 1], des de een betalende de anderen zullen zijn gekweten, zal veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.2.Aan haar vorderingen legt WFA, kort samengevat, ten grondslag dat [gedaagde 2] vanaf juli 2022 tegenover haar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de Overeenkomst door de Overeenkomst op oneigenlijke gronden te beëindigen. Volgens WFA heeft [gedaagden] daarmee ook onrechtmatig jegens haar gehandeld. WFA stelt dat zij daardoor schade heeft geleden en nog steeds lijdt en dat [gedaagden] die schade aan haar moet vergoeden.

4.3. [gedaagden] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van WFA, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van WFA, met veroordeling van WFA in de kosten van deze procedure. Vanwege misbruik van procesbevoegdheid verzoekt [gedaagden] om een integrale vergoeding van de proceskosten die [gedaagde 3] en [gedaagde 1] in deze procedure hebben gemaakt.

4.4.Op de stellingen en verweren van partijen zal de rechtbank hierna ingaan, voor zover dat nodig is voor de beoordeling van het geschil.

De beoordeling

5.1.Kernvraag is of [gedaagde 2] bevoegd was om de Overeenkomst met een beroep op de artikelen 7.1 en/of 7.3 van de Overeenkomst tussentijds en per direct te beëindigen. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.

Rechtsmacht en toepasselijk recht

5.2.Omdat WFA een vennootschap is naar Belgisch recht, heeft dit geschil een internationaal karakter. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat zij bevoegd is om van deze zaak kennis te nemen. Wel in geschil is of [gedaagden] een beroep kan doen op de Nederlandse RWRVK en dus of Nederlands recht van toepassing is.

5.3.WFA stelt primair dat de Nederlandse kansspelwet- en regelgeving (Wet kansspelen op afstand, RWRVK) niet van toepassing is op de uitvoering van de Overeenkomst. Daartoe voert WFA onder meer aan dat zij een vergunde Belgische aanbieder van kansspelen is die, anders dan Bingoal Nederland B.V., niet beschikt over een Nederlandse kansspelvergunning en dat de Overeenkomst ziet op de sponsoring van een Belgische wielervereniging en de promotie van het Belgische kansspelmerk Bingoal van WFA in België en dat de samenwerking (inherent) is gericht op de Belgische kansspelmarkt. Volgens WFA staat de civielrechtelijke rechtskeuze van partijen in artikel 12.1 van de Overeenkomst los van het toepasselijke bestuursrecht en meer in het bijzonder het territorialiteitsbeginsel. WFA stelt dat toepassing van de RWRVK op de feitelijke uitvoering van de samenwerking leidt tot een ongerechtvaardigde extraterritoriale verlenging van het Nederlandse bestuursrecht, wat in strijd is met artikel 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Daarbij verwijst WFA naar het arrest van het HvJ EU van 2 maart 2023, ECLI:EU:C:2023:144 (C-695/21 - Recreatieprojecten Zeeland e.a.). Door de Overeenkomst met een beroep op de gewijzigde RWRVK te beëindigen, terwijl die regelgeving toepassing mist, heeft [gedaagde 2] de Overeenkomst op oneigenlijke gronden beëindigd, aldus WFA.

5.4.Dit betoog faalt. Daartoe overweegt de rechtbank dat niet ter discussie staat dat partijen in artikel 12.1 van de Overeenkomst Nederlands recht van toepassing hebben verklaard op de Overeenkomst. Naar het oordeel van de rechtbank ziet de Overeenkomst in de kern op het produceren en publiceren van (video)content met reclame en niet, zoals WFA betoogt, op ‘een zuivere vorm van sportsponsoring’ van een wielerploeg. Bij uitvoering van die overeenkomst is reclame gemaakt gericht op de Nederlandse markt. [gedaagden] heeft met haar producties 4, 7 en 8 namelijk voldoende gemotiveerd toegelicht dat via het Nederlandse YouTube-kanaal '[bedrijf]' (het [bedrijf]-concept) door een in Nederland bekende wielrenner, [gedaagde 1], reclame is gemaakt voor het merk Bingoal van WFA en dat de Nederlandse markt daarmee werd bereikt. Nu de Nederlandse kansspelwetgeving voorwaarden stelt aan reclame-uitingen voor kansspelen die gericht zijn op de Nederlandse markt, dient [gedaagden] zich daar bij uitvoering van de Overeenkomst aan te houden. Daarbij volgt uit artikel 33b van de Wet op de kansspelen dat de Nederlandse Kansspelautoriteit (Ksa) bevoegd is om handhavend op te treden tegen (buitenlandse) kansspelaanbieders die zich zonder vergunning met reclame richten tot de Nederlandse markt, ongeacht of deze aanbieders een vergunning hebben van een buitenlandse autoriteit en ongeacht de vestigingsplaats van deze aanbieders. Overigens staat vast dat WFA als buitenlandse aanbieder van online kansspelen via haar dochtervennootschap Bingoal Nederland B.V. legaal actief is op de Nederlandse kansspelmarkt. Tot slot heeft [gedaagden] onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 oktober 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4212 en de toelichting op het Besluit ongerichte reclame kansspelen op afstand (hierna: het Borka) terecht aangevoerd dat het bepaalde in artikel 56 VWEU, dat voorziet in het vrij verkeer van diensten binnen de Europese Unie, zich niet verzet tegen een regeling zoals neergelegd in de Wet op de kansspelen.

Tussentijdse beëindiging van de Overeenkomst vanwege de gewijzigde RWRVK

5.5.Subsidiair stelt WFA zich op het standpunt dat [gedaagden] de Overeenkomst niet kan beëindigen met een beroep op de gewijzigde RWRVK, omdat de samenwerking daarmee niet in strijd is, zodat partijen ook nà 1 juli 2022 onverkort uitvoering konden geven aan de Overeenkomst. [gedaagden] betwist dit.

5.6.De rechtbank overweegt als volgt. Vaststaat dat de Overeenkomst tussentijds kon worden beëindigd, als – kort gezegd – de overeengekomen prestaties verboden worden. De mogelijkheid voor het maken van reclame voor kansspelen wordt gereguleerd met het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen (hierna: het Besluit) en de RWRVK, die met toepassing van artikel 2 lid 8 van het Besluit, door de Minister is vastgesteld. Het Besluit en de RWRVK zijn in de loop der tijd gewijzigd. Daarnaast geldt sinds 1 juli 2023 het Borka.

5.7.Ingevolge artikel 2 lid 3 van het Besluit, zoals dat geldt per 1 april 2021, richten vergunninghouders hun wervings- en reclameactiviteiten voor kansspelen niet op maatschappelijk kwetsbare groepen van personen. Onder kwetsbare groepen van personen wordt in ieder geval verstaan minderjarigen en personen die kenmerken van risicovol spelgedrag vertonen. Het vierde lid onder a bepaalt dat, voor zover hier van belang, de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand zijn wervings- en reclameactiviteiten voor kansspelen niet richt op personen in de leeftijdscategorie tussen 18 en 24 jaar (jongvolwassenen). Ingevolge artikel 2ab lid 1 van het Besluit ontplooit de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand voor die kansspelen, kort gezegd, alleen zodanig specifiek gerichte wervings- en reclameactiviteiten dat deze geen minderjarigen, kwetsbare groepen of jongvolwassenen bereiken of personen die zich hebben uitgesloten van deelname, en niet via een omroepdienst, in gedrukte communicatiemiddelen of waar te nemen vanuit het openbaar.

Met ingang van 30 juni 2022 bepaalt artikel 4 lid 2 van de RWRVK dat de houder van een kansspelvergunning voor wervings- en reclamedoeleinden geen gebruik maakt van individuele beroepssporters, een team bestaande uit beroepssporters en andere rolmodellen. Onder rolmodellen worden in ieder geval personen verstaan die publieke bekendheid genieten en personen met wie andere personen zich willen identificeren of associëren, waaronder personen die hun bekendheid ontlenen aan activiteiten in het heden of het verleden als influencer, vlogger, blogger of een andere persoon met een publiek zichtbare rol vanwege het gebruik van gedrukte, audiovisuele, auditieve, online of andere media (artikel 3 onder a sub 4 van de RWRVK). Tot slot bepaalt het vijfde lid dat het tweede lid niet van toepassing is op de sponsoring van individuele beroepssporters en teams bestaande uit beroepssporters.

Kort samengevat mocht reclame door beroepssporters en rolmodellen toen niet meer, en (passieve) sponsoring van beroepssporters nog wel.

Op grond van artikel II van het Borka is het verbod op reclame voor kansspelen op afstand uit artikel 2ab van het Besluit niet van toepassing op sportsponsoring tot 1 juli 2025 en op andere vormen van sponsoring tot 1 juli 2024. Daarbij wordt onder sponsoring verstaan ‘het verstrekken van (…) bijdragen als tegenprestatie voor het neutraal vermelden of vertonen van de naam, het merk, het beeldmerk of enig ander onderscheidend teken van de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand’.

5.8.De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde 1], [naam 1] en [naam 2] met de Overeenkomst niet werden gesponsord als individuele beroepssporters en/of een team bestaande uit beroepssporters. Zowel het Belgische als het Nederlandse [bedrijf] [gedaagde 3] waren destijds namelijk geen professionele wielerploegen die uit de sport inkomsten genereerden. [gedaagde 1], [naam 1] en [naam 2] namen wel deel aan enkele wielerwedstrijden, maar zoals [gedaagden] gemotiveerd heeft betoogd, had dat het doel om content te genereren voor hun YouTube-kanaal. Er was derhalve geen sprake van (de uitoefening van) professionele beroepssport. Dit leidt de rechtbank ook af uit het feit dat een groot deel van de video-uitzendingen ziet op activiteiten rondom de wedstrijd, of op wedstrijden die niet door henzelf werden gereden (zoals de Tour de France). Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van loutere sponsoring door WFA. Één van de kernverplichtingen van [gedaagde 2] uit de Overeenkomst is namelijk het publiceren van 42 ‘contentitems’ (video’s) op jaarbasis op hun YouTube-kanaal. [gedaagde 2] was daarbij ‘creatief en eindverantwoordelijk voor de content’. De rechtbank leidt hieruit af dat de Overeenkomst niet ziet op het louter (passief) tonen van de naam of het logo van de sponsor. De rechtbank stelt vast dat [gedaagde 1], [naam 1] en [naam 2] als rolmodellen in de zin van de RWRVK de naamsbekendheid van Bingoal trachten te vergroten door tegen betaling videocontent voor hun YouTube-kanaal te produceren en publiceren waarin de naam en het logo van Bingoal te zien zijn. Het produceren en publiceren van deze videocontent betreft wervings- en reclameactiviteiten waarop de Wet op de kansspelen en daarop gebaseerde regelgeving (het Besluit en de RWRVK) van toepassing is. Vanaf 1 juli 2022 geldt als uitgangspunt dat Bingoal Nederland B.V. als Nederlandse vergunninghouder voor wervings- en reclamedoeleinden geen gebruik meer mag maken van rolmodellen en dat de enige uitzondering hierop (passieve) sponsoring van individuele beroepssporters en teams bestaande uit beroepssporters is. Nu die uitzondering zich hier niet voordoet, kon [gedaagde 2] geen uitvoering meer geven aan haar verplichtingen als bedoeld in artikel 3 van de Overeenkomst zonder daarmee in strijd te handelen met het Besluit en/of de RWRVK. Dat niet WFA maar Bingoal Nederland B.V. vergunninghouder is, maakt dit niet anders. Het voorgaande betekent dat de stelling van WFA dat de samenwerking ook na 1 juli 2022 in overeenstemming is met de RWRVK, niet klopt, en dat [gedaagde 2] de Overeenkomst vanwege die wetswijziging tussentijds kon beëindigen. Daarbij betrekt de rechtbank dat WFA kennelijk zelf ook wist dat het produceren en publiceren van videocontent door rolmodellen – zoals gezegd was dit een essentiële verplichting van [gedaagde 2] – in strijd is met de per 1 juli 2022 gewijzigde RWRVK, gelet op het Whatsapp-bericht van de marketing manager van Bingoal NL aan [gedaagden] van 28 juni 2022, waarin hij schijft: “Vanaf donderdag kunnen en mogen we hier namelijk niet meer mee communiceren vanwege het verbod op inzet van rolmodellen”. Ook is duidelijk dat beide partijen zich bewust waren dat sponsoring van beroepssporters nog wel mogelijk was, vanwege de (mislukte) onderhandelingen die partijen vanaf medio juni tot begin oktober 2022 met elkaar hebben gevoerd over een nieuwe overeenkomst met als inzet het oprichten van een professionele wielerploeg.

5.9.Voor zover WFA zich beroept op het overgangsrecht uit het Borka, faalt dit beroep. WFA heeft aangevoerd dat sponsoring van amateursportverenigingen, zoals [bedrijf] [gedaagde 3], een vorm van ongerichte reclame is die pas per 1 juli 2023 door dit besluit aan banden is gelegd, en dat daarbij een overgangstermijn van twee jaar geldt, zodat nakoming van de Overeenkomst tot het einde van de contractduur nog mogelijk zou zijn. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, ziet de Overeenkomst evenwel niet op (sport)sponsoring. Bovendien is het door WFA bedoelde overgangsrecht met betrekking tot het gewijzigde artikel 2ab van het Besluit per 1 juli 2023 in werking getreden, dus pas nadat de Overeenkomst al op goede grond was beëindigd.

5.10.Waar WFA betoogt dat [gedaagden] de Overeenkomst niet tussentijds kon beëindigen omdat niet zij, maar alleen WFA een beroep zou kunnen doen op de artikelen 7.1 en 7.3, overweegt de rechtbank tot slot dat dit niet volgt uit de tekst van de Overeenkomst en WFA haar betoog niet nader heeft onderbouwd. In de artikelen staat namelijk expliciet dat ‘[bedrijf] en Bingoal’ het recht hebben om de Overeenkomst tussentijds te beëindigen en dat ‘partijen (…) een einde kunnen stellen aan deze overeenkomst’.

Wanprestatie gedurende de Overeenkomst

5.11.WFA stelt dat [gedaagde 2] tekortgeschoten is in de nakoming van de Overeenkomst, omdat de laatste vermelding van het merk Bingoal in een video van [gedaagde 2] dateert van 27 juni 2022, terwijl de overeenkomst in ieder geval nog doorliep tot de opzegging van 5 oktober 2022. De rechtbank is van oordeel dat WFA dit betoog onvoldoende heeft onderbouwd. [gedaagden] betwist namelijk dat de laatste video dateert van 27 juni 2022, omdat ook op 26 juli 2022 nog video’s zouden zijn geplaatst. Daarnaast wijst [gedaagden] erop dat overeengekomen was om een bepaalde content op jaarbasis aan te leveren, en stelt zij dat aan die verplichting is voldaan. Nu WFA dat niet weersproken heeft, heeft zij haar stelling dat [gedaagde 2] zou zijn tekortgeschoten onvoldoende gemotiveerd.

IE-rechten

5.12.WFA stelt dat zij op grond van artikel 8 van de Overeenkomst eigenaar is van de IE-rechten van onder meer het TDT-concept, het platform, de auteursrechten (logo’s en de content waarin het TDT-concept wordt en zal worden geëxploiteerd) en de handelsnaam '[bedrijf]'. Volgens WFA levert het kopiëren en exploiteren van het TDT-concept in [gedaagde 3] in het kader van de samenwerking met Unibet zonder toestemming en financiële compensatie een tekortkoming van [gedaagde 2] en/of een onrechtmatige daad van [gedaagden] op. Bovendien is sprake van slaafse nabootsing, aldus WFA.

5.13. [gedaagden] betwist dit en voert als verweer dat in artikel 8.1 van de Overeenkomst als uitgangspunt is opgenomen dat de ene partij “op geen enkele wijze enig recht op een bestaand of toekomstig intellectueel eigendomsrecht” van de andere partij zal verwerven. Volgens [gedaagden] hebben de contractspartijen met artikel 8.2 van de Overeenkomst slechts bedoeld om aan WFA/Bingoal het gebruiksrecht te verlenen op de tijdens de looptijd van de Overeenkomst voor WFA/Bingoal gemaakte content, welke bedoeling ook blijkt uit artikel 8.4 van de Overeenkomst. De door WFA gewenste uitleg van artikel 8 van de Overeenkomst zou feitelijk betekenen dat [gedaagde 2] haar onderneming aan WFA heeft overgedragen en dat is zeker niet de bedoeling geweest. Bovendien zou bij die lezing artikel 8.4 zinledig zijn, aldus [gedaagden]

5.14.Nu WFA niet meer heeft gereageerd op dit gemotiveerde verweer van [gedaagden], is de rechtbank van oordeel dat zij haar stellingen op dit punt onvoldoende heeft gehandhaafd, althans onvoldoende heeft onderbouwd dat wel overeengekomen zou zijn dat zij de IE-rechten van [gedaagde 2] zou hebben verkregen. Dit betekent dat aangenomen moet worden dat de door [gedaagden] gegeven uitleg van de in artikel 8 van de Overeenkomst bedoelde overdracht van IE-rechten van [gedaagde 2] enkel ziet op een bepaalde vorm van zekerheidsstelling ten behoeve van WFA “in het kader van en tijdens het bestaan van deze overeenkomst en binnen het toepassingsgebied ervan”, waaraan WFA ook zelf in haar dagvaarding refereert (zie randnr. 96). Van een feitelijke en/of juridische levering van alle (bestaande en toekomstige) IE-rechten van [gedaagde 2] aan WFA in de door WFA bedoelde zin, is daarom geen sprake.

Conclusie

5.15.De rechtbank komt tot de slotsom dat [gedaagde 2] op grond van artikel 7.3 van de Overeenkomst bevoegd was om de Overeenkomst tussentijds op 5 oktober 2022 en met onmiddellijke ingang te beëindigen. Van een tekortkoming dan wel onrechtmatig handelen aan de zijde van [gedaagde 2] waardoor WFA schade zou hebben geleden is daarom geen sprake. Dit betekent dat evenmin sprake is van onrechtmatig handelen aan de zijde van [gedaagde 3] en [gedaagde 1] doordat zij geprofiteerd zouden hebben van de wanprestatie van [gedaagde 2]. Nu de rechtbank ook van oordeel is dat niet is gebleken dat [gedaagde 2] haar IE-rechten aan WFA zou hebben overgedragen, zullen alle vorderingen van WFA worden afgewezen.

Proceskosten

5.16.WFA is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Ter zitting heeft [gedaagden] bij akte verzocht om WFA te veroordelen in de volledige proceskosten die [gedaagde 3] en [gedaagde 1] in deze procedure hebben gemaakt. Daartoe voert [gedaagden] aan dat [gedaagde 3] en [gedaagde 1] in geen enkele contractuele relatie tot WFA staan, dat WFA haar vorderingen tegen hen niet of nauwelijks heeft onderbouwd en dat de door WFA ter zake naar voren gebrachte stellingen geen enkele kans van slagen hebben. Volgens [gedaagden] heeft WFA met name [gedaagde 1] in rechte betrokken om hem daarmee te schaden. [gedaagden] meent daarom dat WFA zich schuldig heeft gemaakt aan misbruik van procesbevoegdheid als bedoeld in artikel 3:13 lid 2 BW. Bij antwoordakte heeft WFA dit uitdrukkelijk betwist.

5.17.Zoals de Hoge Raad eerder heeft overwogen, is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM (HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2366).

5.18.De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden gezegd dat het onrechtmatig was dat WFA behalve [gedaagde 2] ook [gedaagde 3] en [gedaagde 1] in rechte heeft betrokken. In randnummers 71 t/m 94 van de dagvaarding heeft WFA de vorderingen op [gedaagde 3] uitgebreid toegelicht en daarbij de positie van [gedaagde 1] als middellijk aandeelhouder en feitelijk leidinggever van [gedaagde 3] geduid. Van een evidente ongegrondheid van de vorderingen van WFA tegen [gedaagde 3] en [gedaagde 1] is geen sprake. Dat het slagen van deze vorderingen (mede) afhankelijk is van de vraag of [gedaagde 2] tegenover WFA is tekortgeschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld, betekent niet dat WFA daarmee misbruik van procesbevoegdheid heeft gemaakt. Voor een integrale kostenveroordeling van WFA jegens [gedaagde 3] en [gedaagde 1] is daarom geen plaats. Daarbij komt dat [gedaagden] de aard en de omvang van de door [gedaagde 3] en [gedaagde 1] gemaakte proceskosten op geen enkele wijze heeft onderbouwd en gespecificeerd. De proceskosten van [gedaagden] zullen daarom op basis van het geldende liquidatietarief worden begroot op:

- griffierecht € 2.837,00

- salaris advocaat € 2.428,00 (2 punten x tarief € 1.214,00)

- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

Totaal € 5.443,00

De beslissing

De rechtbank

6.1.wijst de vorderingen van WFA af;

6.2.veroordeelt WFA in de proceskosten van € 5.443,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als WFA niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet WFA € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;

6.3.verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Rozeboom en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2024. (PS)

Artikel delen