Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBOVE:2024:2364

2 mei 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummers: 08/158928-23 (P), 08/145001-23 en 08/197064-23 (ttz. gev.)

Datum vonnis: 2 mei 2024

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats] ,

wonende aan de [adres 1] .

Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 april 2024.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.M. Klomp, advocaat in IJhorst, naar voren is gebracht.

Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de gevoegde benadeelde partij [slachtoffer 1] door. [naam 1] ( Slachtofferhulp Nederland) is aangevoerd ter toelichting van de vordering tot schadevergoeding.

De tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank het feit van de zaak met parketnummer 08/145001-23 als feit 1, de feiten van de zaak met parketnummer

08/158928-23 als feiten 2 en 3 en de feiten van de zaak met parketnummer

08/197064-23 als feiten 4 en 5.

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van de zaak met parketnummer 08-158928-23 van 16 augustus 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1: in de periode van 24 april 2023 tot en met 13 juni 2023 zijn ex-partner [slachtoffer 2] heeft gestalkt;

feit 2: op 25 juni 2023 de aan hem door de officier van justitie gegeven gedragsaanwijzing, inhoudende dat hij geen contact mocht hebben met [slachtoffer 2] , heeft overtreden;

feit 3: in de periode van 14 juli 2023 tot en met 30 juli 2023 de aan hem door de officier van justitie gegeven gedragsaanwijzing, inhoudende dat hij geen contact mocht hebben met [slachtoffer 2] , heeft overtreden;

feit 4: op 30 april 2023 openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] , dan wel [slachtoffer 3] met een ander heeft mishandeld;

feit 5: op 30 april 2023 openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] , dan wel [slachtoffer 4] met een ander heeft mishandeld.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 24 april 2023 tot en met 13 juni 2023 te Hardenberg en/of De Krim, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door

  • zich meermalen, althans eenmaal, in de (achter)tuin en/of rondom de woning en/of de sportschool van die [slachtoffer 2] op te houden en/of

  • meermalen, althans eenmaal, brieven en/of pakketjes bij die [slachtoffer 2] af te (laten) leveren en/of

  • de zoon en/of (een) vriend(en) en/of (een) kennis(sen) van die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, te benaderen omtrent die [slachtoffer 2] en/of

  • veelvuldig, althans meermalen, e-mailberichten en/of WhatsAppberichten en/of andere berichten via de sociale media/het internet te verzenden aan/naar die [slachtoffer 2] en/of

  • die [slachtoffer 2] meermalen te bellen en/of

  • een bericht op het Facebookaccount van de werkgever van die [slachtoffer 2] te plaatsen, te weten: "Wel jammer dat [slachtoffer 2] met de ene relatie nog niet verbroken heeft en alweer met de andere in bed ligt had haar ex toch gelijk mooie collega en zorgverleners een echt voorbeeld bah wat vuil”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,

met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;

2.

hij op of omstreeks 25 juni 2023 te Hardenberg, althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 14 juni 2023, gegeven door de officier van justitie te arondissement Oost-Nederland, door een e-mail te sturen naar [slachtoffer 2] ;

3.

Hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 14 juli 2023 tot en met

30 juli 2023 te Hardenberg, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 14 juni 2023,

gegeven door de officier van justitie te arrondissement Oost-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich dient te onthouden van contact met [slachtoffer 2] en haar kinderen en/of zich niet mag ophouden in/op de bebouwde kom van [woonplaats] , met

uitzondering van de [Provinciale weg 1] en de [Provinciale weg 2], door:

  • veelvuldig, althans meerdere malen, berichten via Snapchat naar voornoemde [slachtoffer 2] te versturen en/of

  • bloemen (met daarbij een kaart met tekst) naar het huisadres van voornoemde [slachtoffer 2] te sturen en/of

  • voornoemde [slachtoffer 2] ( op haar werktelefoon) uit te nodigen voor Snapchat en/of een vriendschapsverzoek te versturen via Snapchat naar (de werktelefoon) van voornoemde [slachtoffer 2] en/of

  • langs de woning van voornoemde [slachtoffer 2] ( gelegen aan de [adres 2] ) te rijden en/of

  • voornoemde [slachtoffer 2] meerdere malen (anoniem) te bellen op haar werktelefoon;

4.

hij op of omstreeks 30 april 2023 te De Krim, gemeente Hardenberg openlijk, te weten, bij/aan/op de Beukenlaan, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 3] door die [slachtoffer 3]

  • te duwen en/of

  • op/tegen zijn gezicht, althans zijn hoofd te slaan en/of te stompen en/of

  • een of meermalen tegen zijn hoofd en/of zijn lichaam te slaan en/of te stompen, terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag en/of

  • een of meermalen tegen het hoofd en/of zijn lichaam te schoppen, terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou

kunnen leiden:

hij op of omstreeks 30 april 2023 te De Krim, gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]

  • op/tegen zijn gezicht, althans zijn hoofd te slaan en/of te stompen en/of

  • een of meermalen tegen zijn hoofd en/of zijn lichaam te slaan en/of te stompen, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag en/of

  • een of meermalen tegen het hoofd en/of zijn lichaam te schoppen, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag;

5.

hij op of omstreeks 30 april 2023 te De Krim, gemeente Apeldoorn openlijk, te weten, bij/aan/op de Beukenlaan, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 4] door die [slachtoffer 4]

  • op/tegen zijn gezicht, althans zijn hoofd te slaan en/of te stompen en/of

  • een of meermalen tegen zijn hoofd en/of zijn lichaam te slaan en/of te stompen, terwijl die [slachtoffer 4] op de grond lag en/of

  • een of meermalen tegen het hoofd en/of zijn lichaam te schoppen, terwijl die [slachtoffer 4] op de grond lag;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou

kunnen leiden:

hij op of omstreeks 30 april 2023 te De Krim, gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4]

  • op/tegen zijn gezicht, althans zijn hoofd te slaan en/of te stompen en/of

  • een of meermalen tegen zijn hoofd en/of zijn lichaam te slaan en/of te stompen, terwijl die [slachtoffer 4] op de grond lag en/of

  • een of meermalen tegen het hoofd en/of zijn lichaam te schoppen, terwijl die [slachtoffer 4] op de grond lag.

3. De bewijsmotivering

3.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.

3.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Ten aanzien van het onder 4 en 5 primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van aangever [slachtoffer 4] niet betrouwbaar is en niet tot het bewijs kan dienen.

3.3 Het oordeel van de rechtbank

Feiten 1, 2 en 3

De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:

feit 1 n

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023239803. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

  • het proces-verbaal van de zitting van 18 april 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van feit 1;

  • het proces-verbaal aangifte van 1 juni 2023 (pag. 12 tot en met 16);

  • het proces-verbaal aangifte van 9 juni 2023 (pag. 52);

  • het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever (pag. 57);

feit 2 n

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023291101. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

  • het proces-verbaal van de zitting van 18 april 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van feit 2;

  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 27 juni 2023 (pag. 19);

feit 3 n

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023349972. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

  • het proces-verbaal van de zitting van 18 april 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van feit 3;

  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 31 juli 2023 (pag. 8).

Ten aanzien van de feiten 4 en 5

Feiten en omstandigheden

De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vastn

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023239803. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

.

Aangevers [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) hebben op 30 april 2023 een tentfeest bezocht in De Krim. Na een opstootje waarbij [slachtoffer 4] betrokken was vertrokken [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] op de fiets naar huis, in [plaats] . Verdachte zag beide fietsers rijden en rende naar de achterste fietser n

Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 6 mei 2023 (pag. 79).

. [slachtoffer 1] reed als achterste van de twee jongens en zag verdachte aan komen rennen. [slachtoffer 1] had in de gaten dat er iets stond te gebeuren en is afgestapt. Verdachte gaf hem gelijk een vuistslagn

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 20 mei 2023 (pag. 95).

in het gezicht waardoor [slachtoffer 1] op de grond vieln

Proces-verbaal van aangifte van [naam 3] van 12 mei 2023 (pag. 19 en 20).

. Verdachte begon ook te schoppen tegen het lijf van [slachtoffer 1] toen hij op de grond lag n

Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 6 mei 2023 (pag. 79).

.


Direct na de eerste klap van verdachte tegen [slachtoffer 1] , is [slachtoffer 4] in de richting van verdachte gegaan. De zoon van verdachte (hierna: [zoon van verdachte] ) heeft [slachtoffer 4] opgevangen en naar de grond gewerkt. [zoon van verdachte] lag bovenop [slachtoffer 4] . Nadat [zoon van verdachte] van [slachtoffer 4] af ging en verdachte van [slachtoffer 1] , zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] weggefietst.

Oordeel

De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] tegen zijn gezicht heeft gestompt en tegen zijn lichaam heeft geschopt toen [slachtoffer 1] op de grond lag. Van fysiek geweld van verdachte naar [slachtoffer 4] is niet gebleken.

Van een nauwe en bewuste samenwerking als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) tussen verdachte en [zoon van verdachte] is evenmin gebleken.

De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 4 primair en 5 primair en subsidiair ten laste gelegde.

3.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

feit 1

hij in of omstreeks de periode van 24 april 2023 tot en met 13 juni 2023 te Hardenberg en/of De Krim, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door

  • zich meermalen, althans eenmaal, in de (achter)tuin en /of rondom de woning en /of de sportschool van die [slachtoffer 2] op te houden en /of

  • meermalen, althans eenmaal, brieven en een pakketje bij die [slachtoffer 2] af te (laten) leveren en /of

  • de zoon en kennis(sen) van die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, te benaderen omtrent die [slachtoffer 2] en /of

  • veelvuldig, althans meermalen e-mailberichten en /of WhatsAppberichten en /of andere berichten via de sociale media/het internet te verzenden aan/naar die [slachtoffer 2] en /of

  • die [slachtoffer 2] meermalen te bellen en /of

  • een bericht op het Facebookaccount van de werkgever van die [slachtoffer 2] te plaatsen, te weten: "Wel jammer dat [slachtoffer 2] met de ene relatie nog niet verbroken heeft en alweer met de andere in bed ligt had haar ex toch gelijk mooie collega en zorgverleners een echt voorbeeld bah wat vuil”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,

met het oogmerk die [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;

feit 2

hij op of omstreeks 25 juni 2023 te Hardenberg, althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 14 juni 2023, gegeven door de officier van justitie te arrondissement Oost-Nederland, door een e-mail te sturen naar [slachtoffer 2] ;

feit 3

Hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 14 juli 2023 tot en met

30 juli 2023 te Hardenberg, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 14 juni 2023,

gegeven door de officier van justitie te arrondissement Oost-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich dient te onthouden van contact met [slachtoffer 2] en haar kinderen en/of zich niet mag ophouden in/op de bebouwde kom van [woonplaats] , met

uitzondering van de [Provinciale weg 1] en de [Provinciale weg 2], door:

  • veelvuldig, althans meerdere malen, berichten via Snapchat naar voornoemde [slachtoffer 2] te versturen en /of

  • bloemen (met daarbij een kaart met tekst) naar het huisadres van voornoemde [slachtoffer 2] te sturen en /of

  • voornoemde [slachtoffer 2] ( op haar werktelefoon ) uit te nodigen voor Snapchat en/of een vriendschapsverzoek te versturen via Snapchat naar (de werktelefoon) van voornoemde [slachtoffer 2] en /of

  • langs de woning van voornoemde [slachtoffer 2] ( gelegen aan de [adres 2] ) te rijden en /of

  • voornoemde [slachtoffer 2] meerdere malen (anoniem) te bellen op haar werktelefoon;

feit 4

hij op of omstreeks 30 april 2023 te De Krim, gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]

  • op/ tegen zijn gezicht, althans zijn hoofd te slaan en/of te stompen en /of

  • een of meermalen tegen zijn hoofd en/of zijn lichaam te slaan en/of te stompen, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag en/of

  • een of meermalen tegen het hoofd en/of zijn lichaam te schoppen, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285b, 184a en 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:

feit 1

het misdrijf: belaging;

feiten 2 en 3

telkens het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met en gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509h, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;

feit 4 subsidiair

het misdrijf: mishandeling.

De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

De op te leggen straf of maatregel

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 140 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 94 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering wordt geadviseerd. De officier van justitie vordert ook een taakstraf voor de duur van 150 uren, bij niet verrichten te vervangen door een hechtenis voor de duur van 75 dagen.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is ten aanzien van het hem ten laste gelegde en verzoekt de rechtbank aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en een geheel voorwaardelijke taakstraf.

6.3 De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

De aard en ernst van de feiten

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan stalking van zijn ex-partner [slachtoffer 2] . Hierdoor heeft verdachte stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] . Verdachte heeft daarnaast meermalen een door de officier van justitie opgelegde gedragsaanwijzing overtreden die bedoeld was om verdachte ervan te weerhouden opnieuw contact te zoeken met [slachtoffer 2] of in haar buurt te komen. Zelfs dat heeft verdachte er niet van weerhouden om zijn eigen behoefte tot contact boven het welzijn van anderen en het gezag van de officier van justitie te stellen. Dit zijn kwalijke feiten, waarmee verdachte gevoelens van onrust en onveiligheid heeft veroorzaakt bij [slachtoffer 2] en haar naasten en het gezag van de officier van justitie heeft ondermijnd.

Verdachte ziet nu in dat dit gedrag fout is geweest en heeft oprecht spijt van zijn daden. Het contact met zijn ex-partner is inmiddels weer goed.

Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan de mishandeling van de destijds 15-jarige [slachtoffer 1] door hem tegen zijn gezicht te stompen en tegen zijn lichaam te schoppen toen hij op de grond lag. Verdachte heeft zich daarbij (ook verbaal) uiterst agressief gedragen. De jongen moet doodsangsten hebben uitgestaan. Door aldus te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] , hem pijn gedaan en ook angst aangejaagd. De rechtbank rekent het verdachte in strafverzwarende zin aan dat hij als volwassen man geweld heeft gebruikt tegen een minderjarige jongen, dit na een tentfeest op straat waar meerdere mensen getuige van zijn geweest. Dergelijke feiten hebben grote impact op het jonge slachtoffer en veroorzaken ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.

De persoon van verdachte

De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 26 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbaar feiten, waaronder geweldsfeiten.

De rechtbank heeft ook acht geslagen op het psychologisch onderzoek van verdachte van

29 december 2023. De psycholoog constateert dat er bij verdachte sprake is van ontwikkelingsproblematiek in de vorm van ADHD, psychische problematiek in de vorm van een andere gespecifieerde persoonlijkheidsstoornis (met afhankelijke en borderline trekken) en een stoornis in het gebruik van alcohol. Op het moment dat spanningen toenemen, is verdachte onvoldoende in staat zijn emoties te reguleren, waarbij hij impulsief kan zijn in zijn gedrag. Drugs en alcohol worden door verdachte ingezet om zijn emoties te dempen en het ontbreekt bij verdachte aan adequate coping vaardigheden om met zijn problemen om te gaan. Gelet op het advies van de psycholoog is het onder 1, 2, en 3 ten laste gelegde naar het oordeel van de rechtbank in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.

De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies over verdachte van

6 februari 2024. De reclassering onderschrijft de bevindingen van de psycholoog. Op dit moment accepteert verdachte vrijwillig hulp en staat hij open voor een toezicht door reclassering. Begeleiders van verdachte van Limor en Dimence zijn positief over verdachte; hij komt zijn afspraken na en accepteert de hulpverlening die hem wordt geboden. Verdachte heeft inmiddels werk en een inkomen. De reclassering adviseert om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.

De op te leggen straf

Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf zoals geëist en een onvoorwaardelijke taakstraf van 80 uren passend en geboden.

De schade van benadeelde

7.1 De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer 1] , vertegenwoordigd door zijn moeder [naam 2] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van

€ 1.965,59, ter vergoeding van materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.

De gevorderde materiële schade ten bedrage van € 715,59 bestaat uit de volgende posten:

- verlies arbeidsvermogen € 63,00;

- schade fiets € 556,25;

- opmaken schaderapport € 25,00;

- beschadigde broek € 69,95;

- reiskosten ziekenhuis € 1,39.

Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.250,00 gevorderd.

7.2 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie meent dat de vordering kan toegewezen tot een totaalbedrag van

€ 64,39, nu enkel de materiële schadeposten die zien op het verlies van arbeidsvermogen en de reiskosten ziekenhuis in rechtstreeks verband staan met het feit. Voor de overige materiële schadeposten geldt dat deze onvoldoende zijn onderbouwd om vast te kunnen stellen dat deze verband houden met het strafbare feit.

7.3 Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.

7.4 Het oordeel van de rechtbank

Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling ter terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.

Materiele schade

Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting, komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer 1] . Onvoldoende is onderbouwd dat er door de bewezenverklaarde mishandeling schade is ontstaan aan de fiets en de broek van de benadeelde partij. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de opgevoerde schadeposten ‘schade fiets’, ‘opstellen schaderapport’ en ‘beschadigde broek’.

De opgevoerde schadepost ‘verlies arbeidsvermogen’ van € 63,00 en ‘reiskosten ziekenhuis’ van € 1,39 zijn voldoende onderbouwd en niet betwist. De rechtbank zal deze posten daarom toewijzen.

Immateriële schade

Op grond van artikel 6:106, eerste lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade, als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, namelijk een zwelling in het gezicht, een schaafwond aan de zijkant van het lichaam en hoofdpijn.

De rechtbank ziet in dit geval, gelet op alle omstandigheden van het geval, aanleiding om de immateriële schade naar billijkheid vast te stellen op een bedrag van € 500,00.

Conclusie

Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het gevorderde toewijzen tot een totaalbedrag van € 564,39 (bestaande uit € 64,39 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade), te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.

De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

7.5 De schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht.

De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

De beslissing

De rechtbank:

vrijspraak

- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 4 primair en 5 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;

bewezenverklaring

- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feiten

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1

het misdrijf: belaging;

feiten 2 en 3

telkens het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;

feit 4 subsidiair

het misdrijf; mishandeling.

strafbaarheid verdachte

- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 140 (honderdveertig) dagen;

- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van 94 (vierennegentig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.

De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren de navolgende voorwaarden niet is nagekomen:

- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte:

- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:

- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland (RN Advies & Toezichtunit 6 Oost, Dobbe 70-74 te Zwolle), zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;

- zich ambulant laat behandelen door Dimence of een soortgelijke (forensische) polikliniek, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de zorgverlener zullen worden gegeven;

- zich laat begeleiden door Limor of een soortgelijke zorgverlener, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de zorgverlener zullen worden gegeven;

- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle;

- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.

- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:

- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;

- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 80 (tachtig) uren;

- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;

schadevergoeding

- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 564,39 (bestaande uit € 64,39 materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade);

- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 564,39 ,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2023 met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;

- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;

- legt de maatregel op dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 564,39, (zegge: vijfhonderdvierenzestig euro en negenendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 11 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;

- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;

- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] voor een deel van € 651,20 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

opheffing bevel voorlopige hechtenis

- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door mr. M. ter Riet, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2024.

Artikel delen