Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBOVE:2024:2372

2 mei 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Zwolle

Zaaknummer: 10891301 \ CV EXPL 24-267

Vonnis van 30 april 2024

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[partij A] B.V.,
handelend onder de naam Green Infra,

uit Tubbergen,

eisende partij,

hierna te noemen: Green Infra,

gemachtigde: mr. M. Kampman,

tegen

[partij B1] ,
handelend onder de naam [bedrijf] ,

2. [partij B2],

3. [partij B3],

4. [Partij B4],

uit [woonplaats] ,

gedaagde partijen,

hierna samen te noemen: [partij B] ,

gemachtigde: mr. J.R.T. Jonker.

De zaak in het kort

1.1.Green Infra en [partij B] hebben een overeenkomst gesloten op grond waarvan Green Infra voor € 21.659,00 een windturbine heeft geplaatst op de mast van [partij B] . Partijen hebben afgesproken dat [partij B] de eerste 50% van de prijs betaalt bij levering van de windturbine en de resterende 50% betaalt nadat het project is opgeleverd. [partij B] heeft de eerste 50% betaald. De mast is daarna geknakt. Green Infra vordert in deze procedure betaling van de tweede deelbetaling. [partij B] is het daar niet mee eens en vordert terugbetaling van de eerste deelbetaling. Volgens [partij B] heeft Green Infra haar waarschuwingsplicht over de geschiktheid van de mast voor het daarop plaatsen van de windturbine geschonden. [partij B] stelt dat zij de overeenkomst met Green Infra heeft mogen ontbinden. De kantonrechter volgt [partij B] hierin. De vordering van Green Infra wordt afgewezen en de vordering van [partij B] wordt toegewezen. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd.

De procedure

2.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding met producties van 15 januari 2024;

  • de conclusie van antwoord in conventie met eis in reconventie van 20 februari 2024;

  • de akte overlegging producties en conclusie van antwoord in reconventie van 10 april 2024;

  • de mondelinge behandeling van 10 april 2024 waar Green Infra en [partij B] spreekaantekeningen hebben overgelegd en waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.

2.2.Ten slotte is bepaald dat de kantonrechter vandaag uitspraak zal doen.

De feiten

3.1.Eind september 2022 hebben Green Infra en [partij B] contact over het plaatsen van een windturbine door Green Infra op een bestaande mast van [partij B] .

3.2.Begin oktober 2022 brengt de heer [naam 1] (hierna: ‘ [naam 1] ’), vertegenwoordiger van Green Infra, een bezoek aan [partij B] . Naar aanleiding daarvan schrijft [naam 1] op 10 oktober 2022 – voor zover hier van belang – de volgende e-mail aan [partij B] :

Beste [Partij B4] & Familie,

Nogmaals onze dank voor jullie hartelijke ontvangst afgelopen Dinsdag.

In de bijlage ontvang je de offerte van de windturbine zoals besproken ( de 5Kw horizontale turbine) van zowel een nieuw exemplaar alsmede een “Demo” model. De kosten van montage/installatie heb ik zo exact mogelijk gehouden, echter denk ik wel dat het redelijkerwijs moet kloppen. Uiteraard kom ik met mijn technische collega nog op het moment dat jullie aangeven er verder mee te willen gaan, om het e.a. goed af te stemmen, waaronder de stevigheid van de mast en het verloop op de mast naar de voet van de windturbine. […].”

3.3.In november 2022 brengt [naam 1] samen met zijn technische collega de heer [naam 2] (hierna: ‘ [naam 2] ’) weer een bezoek aan [partij B] . Tijdens dit bezoek is besproken dat de mast, om deze geschikt te maken voor het plaatsen van de windturbine, verlengd moet worden van 10 naar 15 meter en de fundering moet worden aangepast.

3.4.Op 6 december 2022 stuurt [naam 2] de volgende e-mail aan [naam 1] :

Hoi [naam 1] ,

in de handleiding voor de Ryse E20 = Enair200 staat een goede beschrijving voor de open mast van de (1000kg!!) windturbine Enair200. De aarding staat ook beschreven.

Hiermee heeft [Partij B4] een goede handleiding hoe hij de onderkant van de mast aan moet pakken.

In de handleiding van de Ryse E5 – Enair70pro staan alle nuttige gegevens van de turbine (165kg). Ook staat hier de maten van de flens (pag 22) beschreven om het koppelstuk naar de mast te maken.

Misschien handig om deze twee documenten naar [Partij B4] te sturen?

Met vriendelijke groet,

[naam 2] ”

[naam 1] stuurt dit bericht op 7 december 2022 per e-mail door aan [partij B] met de volgende begeleidende – verkort weergegeven – tekst:

Beste [Partij B4] ,

In de bijlage de informatie mbt de windturbine E5 (zie manual E70PROX2) en de montage van de mast (zie manual E200). De mast die wij hadden was niet meer geschikt ivm de demontage ervan, dus jullie eigen mast zal gebruikt moeten worden met de aanpassing zoals door jullie aangegeven. Kun je de info vast doornemen en de voorbereidingen treffen.

Hieronder de samenvatting van Collega [naam 2] mbt de handleiding.[…]”

3.5.Op 13 december 2023 ontvangt [partij B] een opdrachtbevestiging. Daarin
wordt – samengevat – bevestigd dat Green Infra een windturbine aan [partij B] levert, aansluit en installeert op de bestaande mast van [partij B] voor € 21.659,00 waarvan 50% moet worden betaald bij levering van de windturbine en 50% binnen veertien dagen na de oplevering van het project.

3.6.Nadat [partij B] de mast heeft verlengd naar 15 meter, stuurt zij daarvan op 10 maart 2023 via WhatsApp een foto naar [naam 1] en hebben [partij B] en [naam 1] het volgende WhatsApp-contact:

[Partij B4] : Begin is er

[naam 1] : Hoe gaan jullie de fundering aanpakken? Zoals door de fabrikant aangegeven, toch?

[partij B] : In de Beton zoals overlegd

[naam 1] : Ah, ok omdat ik het hier niet zie, vandaar mijn vraag

[…]

[partij B] : Hij staat nu op de bestaande poeren. Nu kunnen we nog wat stellen.

Tussen de poeren graven we weg en komt beton. Ook op de poeren komt Beton.

[naam 1] : Ok helder

[partij B] : Met ijzer erin en draageinden met gemische ankers naar de oude poeren

[partij B] : Kijk mooi

[naam 1] : Das mooi, we hebben de installateur van de electra ook op de hoogte gesteld en deze komt met een datum voor aansluiten zsm. Daarvoor gaan wij de turbine op de mast plaatsen. Laat maar weten wanneer jullie zover zijn dan kan ik dat gaan inplannen. Goed weekend alvast.[…].”

3.7.De fundering van de mast heeft [partij B] in beton gestort. Hierna is de windturbine op 15 maart 2023 bij [partij B] geleverd. [partij B] betaalt de eerste 50% van de totaalprijs, een bedrag van € 10.829,50, op 16 maart 2023. De windturbine is op 14 april 2023 door Green Infra met behulp van een door [partij B] gehuurde hoogwerker op de mast geplaatst.

3.8.Op 25 april 2023 verstuurt Green Infra een factuur aan [partij B] voor betaling van € 10.224,50. Dit is de resterende 50% van de totaalprijs waarvan € 605,00 (inclusief BTW) is afgetrokken “ivm energiemeter & huur hoogwerker door klant”.

3.9.De windturbine is op 10 mei 2023 door een installateur aangesloten. Op 13 mei 2023 komt [partij B] erachter dat de windturbine geen stroom opwekt. Dit meldt [partij B] op dezelfde dag aan Green Infra.

3.10.Nadat de omvormer het probleem bleek te zijn, maar deze volgens de fabrikant niet te repareren was, is door Green Infra op 4 oktober 2023 een nieuwe omvormer geplaatst. De windturbine heeft hierna weer gefunctioneerd.

3.11.Op 6 oktober 2023 is de mast geknakt. [partij B] heeft de windturbine uitgeschakeld en contact opgenomen met Green Infra. Op 12 oktober 2023 haalt [partij B] de windturbine van de mast af.

3.12.Op 30 oktober 2023 bericht [partij B] aan Green Infra dat zij betaling van de resterende € 10.224,50 opschort omdat Green Infra geen werkende windturbine heeft geleverd.

3.13.Per brief van 6 november 2023 geeft [partij B] Green Infra tot 6 december 2023 om de overeenkomst na te komen door een werkende windturbine te leveren, te installeren en aan te sluiten.

3.14.Green Infra reageert met een brief van 10 november 2023 waarin zij [partij B] meedeelt de overeenkomst te zijn nagekomen, niet verantwoordelijk te zijn voor de geknakte mast. In dezelfde brief verzoekt zij [partij B] de openstaande factuur te betalen.

3.15.Per brief van 21 december 2023 bericht [partij B] aan Green Infra dat zij de overeenkomst ontbindt. In dezelfde brief vordert zij terugbetaling van € 10.829,50.

3.16.Omdat [partij B] de tweede deelbetaling van € 10.224,50 niet heeft betaald, is Green Infra deze procedure gestart.

Het geschil

De vordering van Green Infra in conventie

4.1.Green Infra vordert – samengevat – uitvoerbaar bij voorraad, dat [partij B] als maatschap en ieder van de maten voor 1/3 deel wordt veroordeeld tot betaling van € 10.244,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dit bedrag. Daarnaast vordert Green Infra de buitengerechtelijke incassokosten van € 877,45 en de wettelijke handelsrente hierover. Ook vordert Green Infra betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.2.Green Infra beroept zich op de overeenkomst. Op grond van deze overeenkomst is [partij B] volgens Green Infra verplicht de factuur van 25 april 2023 van € 10.244,50 te betalen.

Verweer van [partij B] in conventie en haar vordering in reconventie

4.3. [partij B] voert verweer. Zij betwist dat zij € 10.244,50 moet betalen. Volgens [partij B] heeft Green Infra haar waarschuwingsplicht geschonden en is zij als gevolg daarvan tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Omdat Green Infra niet alsnog een werkende windturbine heeft geleverd, stelt [partij B] zich op het standpunt dat zij de overeenkomst heeft mogen ontbinden. In conventie concludeert zij dan ook tot afwijzing van de vorderingen van Green Infra.

4.4. [partij B] vordert in reconventie – uitvoerbaar bij voorraad – een verklaring voor recht dat de overeenkomst is ontbonden en terugbetaling van € 10.829,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente. [partij B] vordert daarnaast betaling van de door haar geleden schade ter hoogte van € 7.078,34 met de wettelijke handelsrente daarover en de buitengerechtelijke incassokosten van € 883,30. Verder vordert [partij B] – zowel in conventie als in reconventie – veroordeling van Green Infra tot betaling van de proceskosten.

Verweer van [partij B] in reconventie

4.5.Green Infra betwist dat zij tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst met als gevolg dat [partij B] de overeenkomst niet heeft kunnen ontbinden. De verklaring voor recht daartoe en de vordering tot schadevergoeding moeten volgens Green Infra, ook gelet op haar algemene voorwaarden, worden afgewezen.

4.6.Op de stellingen van partijen zal de kantonrechter, voor zover dat nodig is voor de beslissing, verder ingaan.

De beoordeling

In conventie en in reconventie

5.1.De kantonrechter constateert dat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samen hangen zodat deze gezamenlijk zullen worden behandeld.

Overeenkomst van aanneming

5.2.De kantonrechter stelt vast dat tussen Green Infra en [partij B] niet in geschil is dat zij met de opdrachtbevestiging van 13 december 2022 voor het deel van de opdracht waarmee [partij B] de windturbine heeft aangeschaft, een koopovereenkomst hebben gesloten en voor het deel van opdracht die zag op de aansluiting en installatie van de windturbine door Green Infra, een aannemingsovereenkomst in de zin van artikel 7:750 e.v. BW hebben gesloten (hierna: ‘de overeenkomst’). Ook staat het vast dat de windturbine door Green Infra geplaatst en geïnstalleerd is op een in eigendom van [partij B] toebehorende mast, welke mast [partij B] heeft verlengd en waarvan [partij B] de fundering heeft aangepast om de mast geschikt te maken voor het plaatsen windturbine. Tussen partijen is verder niet in geschil dat in de overeenkomst een prijs is afgesproken van € 21.659,00, waarvan [partij B] € 10.829,50 heeft betaald en het resterende bedrag van € 10.244,50 niet heeft betaald.

5.3.De vraag die de kantonrechter in deze zaak moet beantwoorden, is of [partij B] nog € 10.244,50 aan Green Infra moet betalen of dat Green Infra € 10.829,50 aan [partij B] moet terugbetalen. Het antwoord daarop hangt weer af van de vraag of Green Infra een waarschuwingsplicht had ten aanzien van de geschiktheid van de mast voor het plaatsen van de windturbine en als dat het geval is, of zij aan deze plicht heeft voldaan. Volgens [partij B] heeft Green Infra niet aan de waarschuwingsplicht voldaan. Green Infra betwist dat zij een waarschuwingsplicht had en voor zover deze plicht wel op haar zou rusten, stelt zij dat zij [partij B] heeft gewaarschuwd.

Green Infra had een waarschuwingsplicht

5.4. [partij B] heeft zich op het standpunt gesteld dat zij op grond van de overeenkomst met Green Infra mocht verwachten dat een werkende turbine op haar eigen mast zou worden geïnstalleerd en dat de overeenkomst niet deugdelijk is uitgevoerd. [partij B] heeft in dat kader gesteld, en Green Infra heeft dat niet voldoende gemotiveerd betwist, dat de mast van [partij B] , ook na de daartoe door haar aangebrachte aanpassingen, ongeschikt was om daarop de aangeschafte turbine te laten draaien. Volgens [partij B] brengt artikel 7:760 lid 2 BW dan mee dat de omstandigheid dat de mast er de oorzaak van is dat Green Infra de overeenkomst niet deugdelijk heeft kunnen uitvoeren, voor rekening van Green Infra komt, omdat Green Infra haar waarschuwingsplicht heeft geschonden.

5.5.Artikel 7:754 lid 1 BW ziet op de waarschuwingsplicht. Het artikel bepaalt dat een aannemer (in dit geval Green Infra) bij het aangaan of het uitvoeren van de overeenkomst verplicht is de opdrachtgever ( [partij B] ) te waarschuwen voor gebreken en ongeschiktheid van zaken afkomstig van de opdrachtgever (de mast) waarop een opdrachtgever het werk (het plaatsen van de windturbine) laat uitvoeren, voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Door te waarschuwen, kan een opdrachtgever de risico’s inschatten en bepalen of hij bereid is die risico’s te nemen of maatregelen daartegen wil nemen.

5.6.Green Infra stelt allereerst dat de mast geen deel uitmaakt van de overeenkomst zodat zij ook geen waarschuwingsplicht ten aanzien van de mast kan hebben. Dit verweer slaagt niet. Zoals uit artikel 7:754 BW volgt, heeft de waarschuwingsplicht betrekking op een zaak waarop het werk wordt uitgevoerd. Vast staat dat gebruik is gemaakt van de mast van [partij B] om daarop de windturbine te plaatsen. Of de windturbine uiteindelijk ook expliciet onderdeel is gaan uitmaken van de overeenkomst, kan dan ook in het midden worden gelaten.

Green Infra heeft niet aan haar waarschuwingsplicht voldaan

5.7.Vervolgens moet de kantonrechter beoordelen of Green Infra aan haar waarschuwingsplicht heeft voldaan. In dat kader verwijst Green Infra naar een informatieblad verstuurd in een e-mail van 7 december 2022. De e-mail is overgelegd als productie 3 bij dagvaarding. De laatste pagina van de productie is een afbeelding van pagina 22 van een handleiding. Op de afbeelding staat geschreven ‘handleiding E5 voor [Partij B4] ’ en zijn de volgende twee zinnen gearceerd: “For customers who have their own tower” […] “The tower must withstand 1000 kg at peak and load for the following data for the design.” Uit de afbeelding volgt volgens Green Infra wat de minimale (technische) eisen zijn waaraan de mast moet voldoen en dat zij daarmee [partij B] heeft gewaarschuwd.

5.8.Op de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de e-mail van 7 december 2022 niet is verstuurd zoals productie 3 bij dagvaarding dat presenteert. Het blijkt dat met de e-mail van 7 december 2022, naast twee foto’s van een flens, een handleiding voor de Ryse E20 windturbine van 25 pagina’s (‘E200_UserManual-en.pdf’) en een handleiding voor de Ryse E5 windturbine van 42 pagina’s (‘MANUAL_E70PROX2_en.pdf’) is meegestuurd. De afbeelding, of te wel het informatieblad, is niet apart als losse pagina toegestuurd, en heeft daarmee – anders dan Green Infra door middel van productie 3 ten onrechte suggereert – geen enkele nadruk gekregen.

5.9.Voor informatie over de windturbine E5 verwijst Green Infra in de tekst van de
e-mail van 7 december 2022 naar handleiding E70PROX2 en voor informatie over de montage van de mast naar de handleiding E200. Beide handleidingen zijn in het Engels, een taal die [partij B] , zo heeft hij op de mondelinge behandeling verklaard, niet goed machtig is. Er wordt in de e-mail niets gezegd over gegevens van de noodzakelijke draagkracht van de mast of dat (en waar) deze informatie in de handleiding kan worden gevonden. In de
e-mail wordt vervolgens voor een samenvatting van de handleidingen verwezen naar een onderliggende e-mail van [naam 2] 6 december 2022, maar ook daarin staat geen informatie (en dus waarschuwing) over de draagkracht van de mast.

5.10.In de e-mail van 6 december 2022 verwijst [naam 2] namelijk naar de E200 handleiding, maar alleen voor wat betreft het in het algemeen aanpakken van de onderkant van de mast. Nog daargelaten dat [naam 2] niet wijst op specifieke pagina’s en geen (Nederlandse) samenvatting biedt, schrijft [naam 2] ook helemaal niet dat er in de handleiding iets is opgenomen over de noodzakelijke draagkracht van de mast en waarschuwt hij [partij B] niet dat daarmee rekening moet worden gehouden. Bovendien ziet de E200 handleiding op een 1.000kg windturbine, terwijl de windturbine van [partij B] 165kg weegt, zodat de vraag gesteld kan worden of – voor zover de handleiding al gegevens over de draagkracht zou bevatten – de handleiding überhaupt bruikbaar zou zijn geweest voor [partij B] .

5.11.In zijn e-mail van 6 december 2022 verwijst [naam 2] ook naar de handleiding voor de windturbine E5. Daarin staan volgens [naam 2] “alle nuttige gegevens van de turbine (165kg). Ook staat hier de maten van de flens (pag 22) beschreven om het koppelstuk naar de mast te maken.” Weliswaar verwijst [naam 2] hier naar een specifieke pagina in de handleiding, maar daar staat informatie over de flens. Of op pagina 22, of elders in de handleiding, informatie is opgenomen over de draagkrachtberekening voor de mast en dat [partij B] met die gegevens rekening moet houden, vermeldt [naam 2] niet.

5.12.Green Infra verwijst naar het feit dat [partij B] voor de verlenging en fundering van de mast heeft gezorgd en voor die werkzaamheden een derde heeft ingeschakeld. Voor zover Green Infra daarmee heeft willen stellen dat zij de ongeschiktheid van de mast niet kende en niet behoorde te kennen, gaat de kantonrechter hieraan voorbij. De waarschuwingsplicht veronderstelt namelijk een onderzoeksplicht. Van Green Infra had verwacht mogen worden dat zij, als bedrijf dat windturbines niet alleen verkoopt, maar ook plaatst, beoordeelt of de mast geschikt is om haar windturbine daarop te plaatsen net zoals zij via WhatsApp heeft geïnformeerd over de fundering van de mast. Green Infra had de mast van [partij B] niet blindelings mogen gebruiken. Dat de derde die [partij B] had ingeschakeld deskundig was, wordt door [partij B] betwist en door Green Infra verder niet onderbouwd zodat deze stelling niet tot een ander oordeel kan leiden.

5.13.Andere feiten of omstandigheden waaruit zou moeten blijken dat Green Infra [partij B] heeft gewezen op de draagkracht waaraan de mast zou moeten voldoen om de windturbine te kunnen dragen, zijn niet gesteld en niet gebleken. Dit leidt tot het oordeel dat Green Infra [partij B] niet heeft gewaarschuwd over de (on)geschiktheid van de mast zodat [partij B] maatregelen had kunnen nemen om risico’s op schadelijke gevolgen te beperken of te voorkomen. Nu de kantonrechter hiermee op grond van lid 1 van artikel 7:754 BW tot het oordeel komt dat Green Infra niet aan haar waarschuwingsplicht heeft voldaan, behoeft de vraag of lid 2 van het artikel van toepassing is – zoals [partij B] stelt en Green Infra betwist – geen bespreking meer.

5.14.De conclusie is dat Green Infra haar waarschuwingsplicht niet in acht heeft genomen. Dat betekent dat het niet voor rekening van [partij B] , maar van Green Infra komt dat de overeenkomst niet deugdelijk is uitgevoerd vanwege het niet geschikt zijn van de mast van [partij B] .

[partij B] heeft de overeenkomst mogen ontbinden

5.15.Iedere tekortkoming door een partij in de nakoming van haar verbintenis uit de overeenkomst geeft – kort gezegd – de andere partij de bevoegdheid om die overeenkomst te ontbinden. Als nakoming nog mogelijk is, kan er pas worden overgaan tot ontbinding als er sprake is van verzuim (artikel 6:265 BW).

5.16.Hiervoor is de kantonrechter tot het oordeel gekomen dat Green Infra tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst, erin bestaande dat zij de overeenkomst met [partij B] niet deugdelijk heeft uitgevoerd, nu zij een niet geschikte mast van [partij B] heeft gebruikt zonder daarvoor te waarschuwen. Dit brengt met zich dat [partij B] de bevoegdheid toekomt de overeenkomst te ontbinden als Green Infra ook in verzuim verkeert. [partij B] stelt dat Green Infra per 10 november 2023 in verzuim is geraakt omdat uit de brief van Green Infra van deze datum kan worden afgeleid dat Green Infra zal tekortschieten in de nakoming (artikel 6:83 sub c BW). Green Infra betwist dit niet. Daarnaast geldt dat Green Infra evenmin betwist dat [partij B] in de brief van 6 november 2023 haar nog tot 6 december 2023 de tijd heeft gegeven om na te komen en dat Green Infra hieraan geen gehoor heeft gegeven, zodat Green Infra ook om die reden in verzuim zou zijn komen te verkeren. Green Infra betwist verder niet dat [partij B] de overeenkomst op
21 december 2023 heeft ontbonden. Dat de tekortkoming door Green Infra de ontbinding en haar gevolgen niet zou rechtvaardigen, heeft Green Infra niet gesteld en is niet gebleken.

5.17.Dit leidt ertoe dat de kantonrechter de door [partij B] gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden, zal toewijzen.

Gevolgen van de ontbinding: [partij B] is bevrijd van betaling van € 10.244,50, Green Infra moet € 10.829,50 terugbetalen

5.18.Een ontbinding bevrijdt partijen van de verbintenissen die nog niet zijn nagekomen (artikel 6:271 lid 1 BW). Dat betekent dat [partij B] niet gehouden is de resterende € 10.244,50 te betalen. De vordering van Green Infra in conventie tot betaling van dit bedrag zal de kantonrechter afwijzen. Omdat de hoofdvordering van Green Infra wordt afgewezen, zullen ook haar nevenvorderingen (de buitengerechtelijke incassokosten en de rente) worden afgewezen.

5.19.Daarnaast ontstaat er vanaf het moment van de ontbinding een ongedaanmakingsverplichting (artikel 6:271 lid 1 BW). Dit betekent dat Green Infra
€ 10.829,50 aan [partij B] moet terugbetalen. De vordering van [partij B] in reconventie daartoe zal worden toegewezen. De kantonrechter wijst er verder op dat Green Infra na terugbetaling van dat bedrag gerechtigd is tot de windturbine en dat [partij B] haar die dient over te dragen door haar in staat te stellen die op te halen. Omdat daaromtrent niets is gevorderd, zal daar in het dictum van dit vonnis niets over worden opgenomen, maar dat laat onverlet dat [partij B] wel verplicht is om, na betaling, Green Infra de windturbine terug te laten nemen.

De wettelijke handelsrente over € 10.829,50 wordt afgewezen, de wettelijke rente toegewezen

5.20. [partij B] vordert de wettelijke handelsrente over het als gevolg van de ongedaanmakingsverplichting door Green Infra terug te betalen bedrag van € 10.829,50 vanaf 21 december 2023. Dit wijst de kantonrechter af.

5.21.De wettelijke handelsrente in de zin van 6:119a BW heeft betrekking op de primaire betalingsverbintenis uit een handelsovereenkomst, dat wil zeggen, de verbintenis tot betaling van de tegenprestatie voor een geleverd goed of een geleverde dienst. Deze rente is daarmee niet van toepassing een ongedaanmakingsvordering als gevolg van de ontbinding van een overeenkomst (zie hof Leeuwarden 27 januari 2009, ECLI:NL:GHLEE:2009:BH3135).

5.22.Nu niet is voldaan aan de vereisten voor toepassing van de wettelijke handelsrente en [partij B] niet uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van de wettelijke rente in de zin van 6:119 BW, moet de kantonrechter (ambtshalve) beoordelen of de wettelijke rente kan worden toegewezen. Dat is het geval. [partij B] maakt in haar brief van 21 december 2023 aanspraak op de wettelijke rente in het geval dat Green Infra € 10.829,50 niet binnen veertien dagen betaalt. Door niet binnen deze termijn te hebben betaald, is Green Infra op
5 januari 2024 in verzuim geraakt. De kantonrechter zal dan ook de wettelijke rente over € 10.829,50 vanaf deze datum toewijzen.

De schadevergoeding wordt gedeeltelijk toegewezen

5.23. [partij B] vordert € 7.078,34 aan schadevergoeding. Dit bedrag bestaat uit de kosten die [partij B] heeft moeten maken ter voorbereiding van het plaatsen van de windmolen, waaronder het aanvragen van een omgevingsvergunning (€ 382,00), het verlengen van de mast en het aanpassen van de fundering (€ 5.419,15) en het leggen van een kabel van de windturbine naar de meterkast (€ 442,00). Onder het totaalbedrag aan schade valt daarnaast de huur voor een kraan voor het weghalen van de windturbine (€ 335,19) en schade aan de mast (€ 500,00). [partij B] stelt zich op het standpunt dat Green Infra verplicht is deze schade te vergoeden omdat er in plaats van nakoming, ontbinding plaatsvindt (artikel 6:277 BW).

De algemene voorwaarden zijn niet van toepassing

5.24.Green Infra heeft tijdens de mondelinge behandeling betwist dat zij gehouden is de schade van [partij B] te vergoeden. Volgens Green Infra is de schade onvoldoende onderbouwd. Zij heeft daarnaast tijdens de mondelinge behandeling een beroep gedaan op haar algemene voorwaarden. Daarin heeft zij aansprakelijkheid voor schade uitgesloten, aldus Green Infra.

5.25. [partij B] heeft bezwaar gemaakt tegen het late beroep van Green Infra op de algemene voorwaarden. Green Infra heeft de algemene voorwaarden kort voor de mondelinge behandeling bij akte overgelegd en haar inhoudelijke argumenten daarbij pas in haar spreekaantekeningen uiteengezet, terwijl Green Infra de mogelijkheid had een conclusie van antwoord in reconventie te nemen, maar daarvan heeft afgezien, aldus [partij B] . [partij B] betwist bovendien dat de algemene voorwaarden ter hand zijn gesteld.

5.26.De kantonrechter begrijpt het standpunt van [partij B] zo, dat zij een beroep doet op de vernietigbaarheid van algemene voorwaarden in de zin van artikel 6:233 sub b BW. Ten aanzien van het tijdstip waarop Green Infra haar argumenten naar voren heeft gebracht, acht de kantonrechter dit in beginsel niet in lijn met de goede procesorde, aangezien het van belang is dat [partij B] haar positie voorbereid kan afstemmen op de standpunten van Green Infra.

5.27.Alhoewel het tijdstip van het betoog van Green Infra ten aanzien van de algemene voorwaarden dus bedenkelijk is, zal de kantonrechter er geen consequenties aan verbinden. De kantonrechter constateert namelijk dat Green Infra enkel met één zin in haar spreekaantekeningen stelt dat haar aansprakelijkheid in de algemene voorwaarden is uitgesloten. Green Infra laat na dit standpunt te onderbouwen, bijvoorbeeld door te verwijzen naar de desbetreffende bepaling in de algemene voorwaarden en toe te lichten hoe die bepaling van toepassing is. Met dit inhoudelijk te algemeen en te summier beroep op de algemene voorwaarden, gaat de kantonrechter al om die reden voorbij aan het beroep van Green Infra op haar voorwaarden.

5.28.Nu Green Infra geen beroep toekomt op haar algemene voorwaarden, moet zij de schade van [partij B] vergoeden. Anders dan Green Infra meent, heeft [partij B] haar schade met de als productie 11 bij conclusie van antwoord in conventie met eis in reconventie overgelegde facturen wel degelijk onderbouwd, met uitzondering van de schade aan de mast ter hoogte van € 500,00. [partij B] heeft niets ingebracht waaruit blijkt dat de kosten van het herstel van de mast € 500,00 zouden bedragen. De kantonrechter zal deze schadepost dan ook afwijzen. De overige schadeposten zullen wel worden toegewezen, zodat Green Infra zal worden veroordeeld tot betaling van in totaal (€ 382,00 + € 5.419,15 + € 442,00 + € 335,19 =) € 6.578,34 aan schade.

De wettelijke handelsrente over de schade wordt afgewezen, de wettelijke rente toegewezen

5.29. [partij B] vordert de wettelijke handelsrente over € 7.078,34 vanaf 21 december 2023. Dit wijst de kantonrechter af. Allereerst omdat de kantonrechter hiervoor heeft geoordeeld dat Green Infra aansprakelijk is voor de schade ter hoogte van € 6.578,34. Ten tweede omdat de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW niet van toepassing is. Zoals in rechtsoverweging 5.21. uiteengezet, ziet de wettelijke handelsrente op betalingsverplichtingen uit handelsovereenkomsten. Net zoals een ongedaanmakingsverplichting, valt een verplichting tot het vergoeden van schade daar niet onder (zie Hoge Raad 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:40).

5.30.Nu [partij B] geen afstand heeft gedaan van een wettelijke rentevordering op grond van artikel 6:119 BW, moet ook hier ambtshalve worden beoordeeld of aan de voorwaarden uit dit artikel is voldaan. Met betrekking tot het vereiste van verzuim, constateert de kantonrechter dat [partij B] in haar brief van 21 december 2023 geen aansprak heeft gemaakt op betaling van de schade. Green Infra is daardoor niet per 21 december 2023 in verzuim geraakt. Niet is gesteld of gebleken dat [partij B] op een ander moment dan de datum waarop zij de haar conclusie van antwoord met eis in reconventie van 20 februari 2024 heeft genomen, is aangemaand voor betaling van de schade. Dit leidt ertoe dat de kantonrechter de wettelijke rente over het toe te wijzen schadebedrag van € 6.578,34 vanaf 20 februari 2024 zal toewijzen.

Green Infra moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen

5.31. [partij B] maakt aanspraak op een vergoeding voor de buitenrechtelijke incassokosten van € 883,30. De buitengerechtelijke incassokosten zijn de kosten die zijn gemaakt om een gang naar de kantonrechter te voorkomen.

5.32.Met betrekking tot de hoogte van het bedrag dat gevorderd kan worden, gaat de wetgever uit van een vaste vergoeding waarbij geabstraheerd wordt van de kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt. De hoogte van de vergoeding is alleen gerelateerd aan de hoogte van de verschuldigde hoofdsom.

5.33.De kantonrechter stelt allereerst vast dat [partij B] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat werkzaamheden zijn verricht waarvoor vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten kan worden gevraagd.

5.34.Met betrekking tot de hoogte van het gevorderd bedrag, constateert de kantonrechter dat het in lijn is met de staffel en het maximum zoals vastgesteld in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten behorend bij de hoofdsom van € 10.829,50 waartoe Green Infra zal worden veroordeeld. Het gevorderde bedrag van € 833,30 zal dan ook worden toegewezen.

De proceskosten in conventie

5.35.Aangezien de vorderingen van Green Infra zullen worden afgewezen, moet zij de proceskosten van [partij B] betalen. De proceskosten zijn de kosten die [partij B] heeft gemaakt om deze procedure te voeren. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten zijn de kosten die [partij B] maakt om Green Infra ertoe te brengen aan het vonnis te voldoen. De proceskosten van [partij B] worden begroot op:

  • salaris advocaat € 812,00 (2 punten × € 406,00)

  • nakosten € 135,00 (1/2 punt × € 406,00 met een

maximum van € 135,00)

Totaal € 947,00

5.36.Met betrekking tot de nakosten oordeelt de kantonrechter dat als Green Infra niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis voldoet en het vonnis vervolgens wordt betekend, Green Infra ook de kosten van de betekening moet betalen.

De proceskosten in reconventie

5.37.Omdat de vorderingen van [partij B] zullen worden toegewezen, moet Green Infra als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten betalen. De vorderingen in reconventie vloeien voort uit het verweer van [partij B] in conventie, waardoor het bedrag voor de berekening van het salaris van de advocaat zal worden gehalveerd. De proceskosten in reconventie begroot de kantonrechter daarmee op (1/2 × € 812,00 =) € 406,00.

De beslissing

De kantonrechter

in conventie

6.1.wijst de vorderingen van Green Infra af;

6.2.veroordeelt Green Infra om aan [partij B] de proceskosten van € 947,00 te betalen;

6.3.veroordeelt Green Infra om aan [partij B] de kosten van betekening te betalen als Green Infra niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;

in reconventie

6.4.verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen [partij B] en Green Infra rechtsgeldig door [partij B] is ontbonden;

6.5.veroordeelt Green Infra tot terugbetaling van het door [partij B] betaalde bedrag van € 10.829,50, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 5 januari 2024 tot aan de dag van volledige betaling;

6.6.veroordeelt Green Infra om aan [partij B] de geleden schade van € 6.578,34 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 20 februari 2024 tot aan de dag van volledige betaling;

6.7.veroordeelt Green Infra om aan [partij B] de buitengerechtelijke incassokosten van € 883,30 te betalen;

6.8.veroordeelt Green Infra om aan [partij B] de proceskosten van € 406,00 te betalen;

in conventie en in reconventie

6.9.verklaart dit vonnis, met uitzondering van rechtsoverwegingen 6.1. en 6.4., uitvoerbaar bij voorraad;

6.10.wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2024.

Artikel delen