Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBOVE:2024:2381

2 mei 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Zwolle

Zaaknummer: 10819305 \ CV EXPL 23-4716

Vonnis van 30 april 2024

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RV VASTGOEDONDERHOUD B.V.,

uit Hoorn,

eisende partij,

hierna te noemen: RV Vastgoedonderhoud,

procederend zonder gemachtigde,

tegen

[gedaagde] handelend onder de naam [bedrijf],

uit [woonplaats],

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde],

procederend zonder gemachtigde.

De zaak in het kort

1.1. [gedaagde] heeft zich als onderaannemer op de website van RV Vastgoedonderhoud ingeschreven voor het uitvoeren van schilderwerk op een drietal locaties. Bij elke inschrijving komt er tussen RV Vastgoedonderhoud en [gedaagde] een overeenkomst van onderaanneming tot stand. In die overeenkomst is bepaald dat wanneer [gedaagde] de afspraken rondom een klus niet nakomt, hij een boete verschuldigd is van 30% van de aanneemsom van de betreffende klus. Omdat [gedaagde] volgens RV Vastgoedonderhoud de afspraken niet is nagekomen, vordert RV Vastgoedonderhoud in deze procedure per klus de contractuele boete. De kantonrechter wijst de vorderingen van RV Vastgoedonderhoud gedeeltelijk toe. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd.

De procedure

2.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding met producties;

  • de conclusie van antwoord;

  • de mondelinge behandeling van 9 april 2024 waarop partijen niet zijn verschenen.

2.2.Ten slotte is bepaald dat de kantonrechter vandaag uitspraak zal doen.

De feiten

3.1. [gedaagde] heeft zich op de website van RV Vastgoedonderhoud ingeschreven om als onderaannemer schilderwerkzaamheden te verrichten in Amsterdam (project [nummer 1]), in Arnhem (project [nummer 2]) en in Bergschenhoek (project [nummer 3]). Bij de inschrijving op een opdracht, komt er tussen RV Vastgoedonderhoud en [gedaagde] een overeenkomst van onderaanneming tot stand.

3.2.In de overeenkomsten van onderaanneming, die voor elk van de drie inschrijvingen dezelfde inhoud heeft, is in artikel 3 – voor zover van belang – het volgende opgenomen:

1.3. Als de klus niet gestart wordt door de Onderaannemer, of door toedoen van

Onderaannemer geannuleerd wordt, is Onderaannemer een boete ter hoogte van 30% van de aanneemsom van betreffende project verschuldigd vermeerderd met de eventuele gevolgschade als gevolg van de annulering.

1.4. Als door toedoen van bijvoorbeeld het niet nakomen van afspraken, het niet halen van de gewenste kwaliteit of gemaakte fouten, de Onderaannemer door Aannemer van een klus wordt afgehaald, is Onderaannemer een boete ter hoogte van 30% van de aanneemsom van betreffende project verschuldigd vermeerderd met de eventuele gevolgschade.”

3.3.Per e-mail van 17 januari 2023 heeft RV Vastgoedonderhoud [gedaagde] in gebreke gesteld. Daarbij is vermeld dat [gedaagde] ten aanzien van de klussen in Amsterdam en in Arnhem nalaat te verschijnen en nalaat schilderwerkzaamheden te verrichten.

3.4.Per e-mail van 16 mei 2023 heeft RV Vastgoedonderhoud [gedaagde] in gebreke gesteld. Daarbij is vermeld dat [gedaagde] ook op de klus in Bergschenhoek niet verschijnt en geen schildwerk uitvoert.

3.5.RV Vastgoedonderhoud heeft [gedaagde] op 9 juni 2023 een factuur gestuurd van 30% van de aanneemsom van de twee opdrachten in Amsterdam en Arnhem ter hoogte van € 1.788,68 inclusief btw (€ 1.478,25 exclusief btw).

3.6.RV Vastgoedonderhoud heeft [gedaagde] op 19 oktober 2023 een factuur gestuurd van 30% van de aanneemsom van de opdracht in Bergschenhoek ter hoogte van € 279,51 inclusief btw (€ 231,00 exclusief btw).

3.7.Bij brief van 7 juli 2023 is [gedaagde] gesommeerd de facturen en buitengerechtelijke incassokosten voor 12 juli 2023 te betalen. [gedaagde] is niet tot betaling overgegaan.

Het geschil

4.1.RV Vastgoedonderhoud vordert, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.412,58 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

4.2. [gedaagde] voert verweer.

4.3.Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover dat nodig is voor de beslissing van de kantonrechter, verder ingegaan.

De beoordeling

[gedaagde] is tekortgeschoten en moet de contractuele boetes, exclusief btw, betalen

5.1.Tussen RV Vastgoedonderhoud en [gedaagde] is niet in geschil dat voor elk van de drie projecten in Amsterdam, Arnhem en Bergschenhoek een overeenkomst van onderaanneming tot stand is gekomen.

5.2.Volgens RV Vastgoedonderhoud is [gedaagde] afspraken met de opdrachtgevers over de planning van de werkzaamheden niet nagekomen. Daardoor heeft RV Vastgoedonderhoud het schildwerk van de opdrachten in Amsterdam en in Arnhem door een andere onderaannemer moeten laten verrichten en heeft de opdrachtgever van de klus in Bergschenhoek de opdracht beëindigd. Volgens RV Vastgoedonderhoud is [gedaagde] als gevolg daarvan voor elk van de drie opdrachten de boete van 30% van de desbetreffende aanneemsom verschuldigd.

5.3.In zijn conclusie van antwoord heeft [gedaagde] een aantal verweren gevoerd. Zo heeft [gedaagde] gesteld dat de inhoud van de opdracht afweek van wat er ter plaatse werd aangetroffen en dat daarom de werkzaamheden zo lang hebben geduurd. [gedaagde] heeft ook aangegeven dat de klant bepaalde verwachtingen had waaraan [gedaagde] zich niet kon houden en dat deze klachten soms ook passend waren. Ten aanzien van een van de opdrachten, heeft [gedaagde] erkend dat hij de opdracht was vergeten en er niet meer aan toegekomen is. Met deze verweren, waarbij het niet duidelijk is op welke opdracht het betreffende verweer ziet, heeft [gedaagde] niet weersproken dat hij de afspraken niet is nagekomen. Daarmee staat het vast dat hij tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verbintenis uit de overeenkomsten van onderaanneming. Dit leidt ertoe dat [gedaagde] de door RV Vastgoedonderhoud gevorderde boetes verschuldigd is.

5.4.De kantonrechter constateert dat RV Vastgoedonderhoud btw over de boetebedragen vordert. Dat [gedaagde] ook de btw over de boetes is verschuldigd, heeft RV Vastgoedonderhoud niet gesteld en niet onderbouwd. Daarom zal de kantonrechter de gevorderde btw afwijzen. Tegenover de verplichting tot betaling van een boete staat immers geen (in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968) belastbare levering of dienst.

5.5.De conclusie uit het voorgaande is dat [gedaagde] de contractuele boetes exclusief btw van in totaal (€ 1.478,25 + € 231,00 =) € 1.709,25 aan RV Vastgoedonderhoud moet betalen.

[gedaagde] moet € 161,89 aan buitengerechtelijke incassokosten betalen

5.6.RV Vastgoedonderhoud vordert een bedrag van € 302,95 aan vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter constateert dat dit bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten berekend is aan de hand van de som
€ 2.019,68. Aangezien de kantonrechter betaling van € 1.709,25 zal toewijzen, zullen de buitengerechtelijke incassokosten aan de hand van dit lagere bedrag moeten worden berekend. Dit brengt met zich mee dat de kantonrechter, in lijn met de staffel en het maximum zoals vastgesteld in het Besluit vergoeding voor buitenrechtelijke incassokosten, € 161,89 aan vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten zal toewijzen.

[gedaagde] is de wettelijke rente verschuldigd vanaf 12 juli 2023

5.7.In de door RV Vastgoedonderhoud gevorderde hoofdsom ligt een bedrag aan wettelijke rente berekend tot de dag van de dagvaarding ter hoogte van € 89,95 besloten. Daarnaast vordert RV Vastgoedonderhoud de wettelijke rente over de verbeurde boetebedragen vanaf de dag van de dagvaarding (23 november 2023).

5.8.RV Vastgoedonderhoud stelt in haar dagvaarding een beroep te doen op de wettelijke handelsrente, maar in haar petitum vordert zij de wettelijke rente. Voor zover RV Vastgoedonderhoud met € 89,95 en in haar petitum de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW vordert, wijst de kantonrechter dit af. De vordering van RV Vastgoedonderhoud tegen [gedaagde] ziet niet op nakoming van betaling van een geleverd goed of dienst, maar op betaling een contractuele boete ter vergoeding van schade. Op deze aard van vorderingen ziet artikel 6:119a BW niet.

5.9.Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter [gedaagde] veroordelen tot betaling van de hoofdsom van € 1.709,25 en € 161,89 aan buitengerechtelijke incassokosten, wat neerkomt op een totaalbedrag van € 1.871,14. De kantonrechter zal, aangezien [gedaagde] op deugdelijke wijze is gesommeerd en vanaf 12 juli 2023 in verzuim is geraakt, de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 1.871,14 toewijzen vanaf 12 juli 2023.

[gedaagde] moet de proceskosten van RV Vastgoedonderhoud betalen

5.10. [gedaagde] zal in het ongelijk worden gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van RV Vastgoedonderhoud worden begroot op:

- kosten van de dagvaarding

110,55

- griffierecht

365,00

- salaris gemachtigde

204,00

(1 × € 204,00)

- nakosten

102,00

(1/2 punt × salaris gemachtigde)

Totaal

781,55

5.11.Met betrekking tot de nakosten oordeelt de kantonrechter dat als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis voldoet en het vonnis vervolgens wordt betekend, [gedaagde] ook de kosten van betekening moet betalen.

De beslissing

De kantonrechter

6.1.veroordeelt [gedaagde] om aan RV Vastgoedonderhoud € 1.871,14 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 12 juli 2023 tot aan de dag van volledige betaling;

6.2.veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 781,55, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

6.3.verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

6.4.wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2024.

Artikel delen