Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBOVE:2024:2386

2 mei 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht

Zittingsplaats Zwolle

Zaaknummer: C/08/301689 / HA ZA 23-333

Vonnis van 1 mei 2024

in de zaak van

de besloten vennootschap [eiseres] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiseres] ,

advocaat: mr. J.R.L. van Gasteren

tegen

de besloten vennootschap [gedaagde] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

voorheen bijgestaan door mr. W.J. Tielemans, die zich heeft onttrokken.

Inleiding

Deze zaak gaat over de vraag of [gedaagde] een vijftal facturen van [eiseres] moet betalen. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is, omdat [gedaagde] haar stelling dat zij (gedeeltelijk) niet hoeft te betalen, onvoldoende heeft onderbouwd.

De procedure

2.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding, uitgebracht op 22 maart 2023,
- de incidentele conclusie tot onbevoegdheid,

- de conclusie van antwoord in het incident,

- het vonnis in incident van de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2023, waarin zij zich onbevoegd verklaart van de zaak kennis te nemen en waarin zij de zaak in de stand waarin het zich bevindt verwijst naar deze rechtbank,

- de brief van de rechtbank van 9 november 2023, waarin wordt medegedeeld dat er op 5 maart 2024 een mondelinge behandeling zal plaatsvinden,

- de akte met nadere producties aan de kant van [eiseres] .

2.2.Op 4 maart 2024 heeft de toenmalig advocaat van [gedaagde] , mr. W.J. Tielemans, de rechtbank bericht dat hij zich als advocaat van [gedaagde] heeft onttrokken. Als gevolg daarvan is de mondelinge behandeling niet doorgegaan en is [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om op de rol van 20 maart 2024 een nieuwe advocaat te stellen. Er heeft zich namens [gedaagde] geen nieuwe advocaat gesteld. [eiseres] heeft daarop de rechtbank verzocht vonnis te wijzen.

2.3.Ten slotte is vonnis bepaald.

De feiten

3.1. [eiseres] drijft een onderneming op het gebied van advisering en ondersteuning in de informatietechnologie.

3.2. [gedaagde] drijft een groothandel in computers, randapparatuur en software. Tot 1 januari 2022 handelde [gedaagde] mede onder de naam [bedrijf] .

3.3.Partijen hebben op 14 december 2021 een ‘Framework Agreement for Collaboration’ gesloten, als ook een ‘Work order’. Op basis van deze overeenkomsten heeft [eiseres] software ontwikkeld en geleverd aan [gedaagde] , waarvoor [eiseres] facturen heeft toegezonden aan [gedaagde] .

3.4.Vijf facturen van [eiseres] , van 1 juni 2022, 6 juli 2022, 4 augustus 2022, 8 september 2022 en 4 oktober 2022, met een totaalbedrag van € 53.530,40, heeft [gedaagde] onbetaald gelaten.

3.5.Partijen hebben over (betaling van) de facturen gecorrespondeerd. [eiseres] heeft [gedaagde] meermaals gesommeerd om tot betaling van de vijf facturen over te gaan.

3.6.Eind oktober 2022 dan wel begin november 2022 hebben partijen in overleg hun samenwerking beëindigd.

Het geschil

4.1. [eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 53.530,40, vermeerderd met rente en kosten.

4.2. [gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.

4.3.Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

De beoordeling

5.1.Tussen partijen is niet in geschil dat zij overeenkomsten hebben gesloten op basis waarvan [eiseres] ten behoeve van [gedaagde] software zou ontwikkelen en leveren. Ook staat vast dat [eiseres] die software geleverd heeft en dat zij daarvoor verschillende facturen naar [gedaagde] heeft gestuurd.

5.2.Volgens [gedaagde] wijken de facturen van juni en juli 2022 af van wat partijen in de Work order hebben afgesproken. Wat betreft de factuur van augustus en september 2022 is [gedaagde] van mening dat [eiseres] een te groot aantal uren in rekening heeft gebracht. [gedaagde] vindt dat [eiseres] geen goed werk heeft verricht.

5.3.De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] haar verweer ten aanzien van de vijf facturen van [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd. Ten aanzien van twee van de vijf facturen heeft [gedaagde] wel gesteld dat deze afwijken van wat partijen in de work order hebben afgesproken, maar niet uitgelegd wat er dan niet klopt aan de factuur ten opzichte van de work order. De rechtbank kan dit daarom niet beoordelen. [gedaagde] heeft in dit kader te weinig gesteld. Dat geldt ook voor de facturen van augustus en september 2022. [gedaagde] heeft enkel gesteld dat werknemers van [eiseres] zich niet voor 100% voor [gedaagde] hebben ingezet, zodat er teveel uren in rekening zijn gebracht. Ook hier ontbreekt een nadere toelichting zodat de rechtbank ook dit verweer niet kan beoordelen. Ten aanzien van de factuur van oktober 2022 heeft [gedaagde] geen enkel (concreet) verweer gevoerd. Dat [gedaagde] het niet eens is met de vijf facturen blijkt overigens niet uit de door [eiseres] overgelegde correspondentie tussen partijen. Daarin wordt namens [gedaagde] aangegeven dat er geen geld is om de facturen te betalen, en worden er voorstellen gedaan om tot betaling over te gaan.

5.4.De slotsom is dat [gedaagde] haar verweer onvoldoende heeft onderbouwd. De vordering van [eiseres] wordt toegewezen.

5.5. [eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met de in het Besluit genoemde tarieven en zal dan ook worden toegewezen.

5.6.Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:

- hoofdsom

53.530,40

- buitengerechtelijke incassokosten

1.310,30

+

Totaal

54.840,70

5.7. [gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:

- kosten van de dagvaarding

106,73

- griffierecht

2.837,00

- salaris advocaat

1.214,00

(1,00 punten × € 1.214,00)

- nakosten

178,00

(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

Totaal

4.335,73

5.8.De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

De beslissing

De rechtbank

6.1.veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 54.840,70, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen, tot de dag van volledige betaling,

6.2.veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.310,30 aan buitengerechtelijke incassokosten,

6.3.veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 4.335,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

6.4.veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,

6.5.verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024. (wv)

Artikel delen