Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBROT:2024:3108

11 april 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2

Parketnummer: 10-002128-23

Datum uitspraak: 4 april 2024

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 2004,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres] , [postcode] [woonplaats] ,

raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 maart 2024.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Kort gezegd wordt de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:

1. het medeplegen van de invoer van ongeveer 540 kilogram cocaïne, subsidiair het medeplegen van voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen daartoe;

2. het wederrechtelijk verblijven op een haventerrein;

3. deelname aan een criminele organisatie.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.J.G. Leeuw heeft gevorderd:

  • vrijspraak van het medeplegen van invoer en deelname aan een criminele organisatie (onder 1 primair en 3 ten laste gelegd);

  • bewezenverklaring van voorbereidings- en bevorderingshandelingen met betrekking tot invoer van ongeveer 540 kilogram cocaïne en het wederrechtelijk verblijf op een haventerrein (onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegd);

  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest;

  • oplegging van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, te weten een locatieverbod voor het havengebied van Rotterdam en Vlissingen voor 5 jaar, met vervangende hechtenis voor de duur van 2 weken per overtreding.

Waardering van het bewijs

Vrijspraak zonder nadere motivering feit 1 primair (medeplegen verlengde invoer) en feit 3 (deelname criminele organisatie)

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 primair en 3 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend zijn bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

4.2. Bewijswaardering feit 1 subsidiair (voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen invoer) en feit 2 (wederrechtelijk verblijven op haventerrein)

Standpunt verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde voorbereidings- en bevorderingshandelingen en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verdachte heeft verklaard dat hij in de haven was voor een andere klus. Volgens de raadsman bevinden zich in het dossier geen bewijsmiddelen die deze verklaring weerspreken. De verdachte kan niet worden gelinkt aan de medeverdachten, aan de drugscontainer of aan de hotelcontainer. De betrokkenheid van die verdachte kan ook niet worden herleid door een soort “dwarsverband” te leggen via medeverdachten die wel direct kunnen worden gelinkt aan een container met drugs. Dat is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen voor feit 1 subsidiair.

De raadsman heeft zich ten aanzien van de illegale aanwezigheid op het Rotterdamse haventerrein (feit 2) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.2.2. Beoordeling

Vaststaande feiten

Op zondag 1 januari 2023, om 03:03 uur, surveilleerden ambtenaren van de douane in de Rotterdamse zeehaven, op het terrein van de Hutchison Ports ECT Delta op de DDN landzijde. De nummering van de – voor deze zaak relevante – stacks op dit terrein begint bij 135, dan volgt 136 en dan 101, 102, enzovoorts. Ter hoogte van laan 19 zagen de verbalisanten een lichtschijnsel en vier personen, in het donker gekleed en met de rug naar hen toe, bij een open container in stack 136. Eén van de vier personen scheen op de open container met een zaklamp. De verbalisanten zagen dat de containerdeur openstond. Vervolgens zagen zij in dezelfde laan nog een open container. Later bleek dat in deze container ( [containernummer 1] ; zie hierna) verdovende middelen zaten. De personen verplaatsten zich vervolgens richting stack 101. De douaneambtenaren en de beveiligers van de ECT hebben toen zichtlijnen genomen aan de landzijde van stack 135 tot en met stack 109, waardoor het onmogelijk was voor personen om deze stacks via de zijkanten en/of de landzijde ongezien te verlaten.

Omstreeks 03:50 uur is het Team Bijzondere Bijstand een systematische zoekslag begonnen in de containerstacks die door middel van de zichtlijnen waren afgezet. De verbalisanten troffen de volgende containers aan:

  • een container waarvan de deur open stond, in stack 136, begane grond, met containernummer [containernummer 1] (hierna te noemen: de drugscontainer). Hierin werden twee soorten ladingen aangetroffen, te weten oranje met wit gekleurde dozen, die werden aangemerkt als de reguliere lading, en vijftien dozen die qua vorm en grootte afweken van de reguliere lading. Uit onderzoek is gebleken dat de inhoud van de afwijkende dozen bestond uit 540,41 kilogram cocaïne;

  • een container waarvan de deur open stond, in stack 136, begane grond, met containernummer [containernummer 2] (hierna te noemen: de switchcontainer). In deze container stonden qua uiterlijk dezelfde dozen als de dozen die als reguliere lading van de drugscontainer waren aangemerkt;

  • een container waarvan de deur open stond, in stack 101, begane grond, met containernummer [containernummer 3] (hierna te noemen: de hotelcontainer). In deze container lagen diverse goederen, waaronder zes zwarte sporttassen van hetzelfde merk met bijna identieke inhoud (onder andere powerbanks, toiletpapier, tandenborstels, tandpasta, brood, beleg, stanleymesjes, handschoenen van hetzelfde merk en doorzichtige lege seal tassen), slaapzakken en gereedschap, waaronder een betonschaar en kniptangen.

Om 04:16 uur troffen de verbalisanten van het Team Bijzondere Bijstand de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan in de omgeving van stack 109 en 110. Bij de fouillering van de verdachte [medeverdachte 2] werd een nieuw penlood (barrier seal) met nummer [nummer 1] aangetroffen.

Rond 9:00 uur zagen de verbalisanten van de douane in stack 109 een container met nummer [containernummer 4] (hierna te noemen: de aanhoudingscontainer), op één hoog, waarvan de deur op een kier stond. In deze container werden de vier verdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [verdachte] aangetroffen. In de aanhoudingscontainer werden ook drie barrier seals met nummers [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] aangetroffen.

Op verschillende sigarettenpeuken in de hotelcontainer is DNA aangetroffen van de verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] . Op flesjes AA Drink uit deze container zijn dactyloscopische sporen gevonden van de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] en op een sigarettenpakje zijn dactyloscopische sporen aangetroffen van de verdachte [medeverdachte 4] .

Het verband tussen de verdachten onderling

De rechtbank stelt vast dat de zes verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [verdachte] gezamenlijk zijn opgetrokken. Zij overweegt daartoe als volgt.

[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn samen aangetroffen en aangehouden, en ook [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [verdachte] zijn samen aangetroffen en aangehouden. Beide groepen verdachten kunnen worden verbonden met de hotelcontainer en met elkaar. In de hotelcontainer zijn immers zes sporttassen aangetroffen die bijna identiek gevuld waren, en op voorwerpen in de hotelcontainer zijn DNA en vingerafdrukken aangetroffen van personen uit beide groepen ( [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] ). De twee groepen kunnen bovendien met elkaar worden verbonden doordat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn aangehouden bij dezelfde stack als die waarin de aanhoudingscontainer met de vier overige verdachten zich bevond (stack 109 en 110) en doordat het nummer van de barrier seal die is aangetroffen bij [medeverdachte 2] ( [nummer 1] ) past in de nummerreeks van de barrier seals die zijn aangetroffen in de aanhoudingscontainer ( [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] ).

Het verband tussen de verdachten en de ten laste gelegde gedragingen

De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van de verdachten kunnen worden aangemerkt als de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen op de invoer van ongeveer 540 kilo cocaïne. Zij overweegt daartoe als volgt.

De verdachten zijn aangehouden op 1 januari 2023 omstreeks 04:00 uur respectievelijk omstreeks 09:00 uur. Het bedrijfsproces op het haventerrein lag in die nacht stil vanwege de jaarwisseling, tot 1 januari 2023 om 15.00 uur. Dat betekent dat uitsluitend douanemedewerkers in de stacks aanwezig zouden moeten zijn geweest. Om 03:03 uur zijn echter vier andere personen gezien bij de drugs- en switchcontainer. Die personen hebben zich vervolgens verplaatst in de richting van de hotelcontainer, waarvan hiervoor is vastgesteld dat alle zes verdachten hierin hebben verbleven. De hotelcontainer stond op korte afstand van de drugs- en switchcontainer, namelijk in dezelfde laan in tegenover elkaar gelegen stacks (laan 19, stacks 101 en 136). Stacks 135 tot en met 109 zijn toen afgezet door middel van zichtlijnen, waardoor niemand dat gebied ongezien heeft kunnen verlaten. Vervolgens zijn alle zes verdachten in de buurt van ( [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) of ín de aanhoudingscontainer ( [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [verdachte] ) aangehouden. De aanhoudingscontainer bevond zich op een eenvoudig te overbruggen afstand van de drugs- en switchcontainer (stack 109, ongeveer 400 meter verderop). Er zijn die nacht geen andere personen op het terrein gezien.

De rechtbank betrekt ook het volgende bij haar conclusie dat de zes verdachten gelinkt kunnen worden aan de drugscontainer. Zij zijn aangetroffen op een deel van de haven waar overslag van zeecontainers afkomstig uit het buitenland plaatsvindt. Die zeecontainers komen onder andere uit Zuid-Amerikaanse landen, bekend om de productie van harddrugs, met name cocaïne. De feiten en omstandigheden waaronder de verdachten zijn aangetroffen passen bij een in de Rotterdamse haven inmiddels algemeen bekende methode van het uithalen van die drugs, zoals die uit andere zaken bij de rechtbank bekend is. Daarbij wordt gebruik gemaakt van uithalers die zich voor langere tijd op het haventerrein kunnen ophouden omdat zij gebruik maken van hotelcontainers die zijn uitgerust met levensmiddelen, powerbanks en slaapzakken. De containers die gelost zijn op dat terrein en waarin de drugs verstopt zijn, worden vervolgens in etappes leeggehaald. Daarbij wordt gebruik gemaakt van gereedschap om een container te kunnen openen (betonschaar, kniptang), materiaal om de container opnieuw te kunnen verzegelen (barrier seals) en eventueel van een switchcontainer.

De omstandigheden waaronder de verdachte is aangehouden passen hier naadloos in. Zijn verklaring dat hij op die plek was voor een andere klus vindt de rechtbank in dat licht bezien ongeloofwaardig. Van een verdachte die wordt aangetroffen in een dergelijke situatie - die zo past bij drugsuithalen - mag bovendien een meer concrete en te verifiëren andere verklaring voor zijn aanwezigheid worden verwacht. De enkele verklaring van de verdachte dat hij in de haven was voor een andere klus, kan niet worden aangemerkt als een dergelijke verklaring.

Gelet op het voorgaande kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de voorbereidingshandelingen gericht op de invoer en het vervoeren van de cocaïne en daarmee ook dat hij tezamen en in vereniging wederrechtelijk met anderen heeft verbleven op het haventerrein.

Conclusie

De onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten zijn wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:

1. subsidiair,

hij, op 1 januari 2023, te Rotterdam,

tezamen en in vereniging met anderen,

om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,

voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten

- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen,

waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of

- het opzettelijk vervoeren van 540 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet

- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van

dat feit heeft getracht te verschaffen,

- voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door

- zich (onbevoegd) te begeven tussen de containerstacks op het (besloten) terrein

van Hutchison Ports ECT Delta, gelegen aan de Europaweg te Rotterdam en

- zich aldaar (onbevoegd) in een container te begeven en

- meerdere slaapzak(ken) en kniptang(en) en/of betonschar(en) en

stanleymesje(s) en bivakmuts(en) en/of zegel(s) (barrier seal(s)) en/of

penlo(o)d(en) en/ sporttas(sen) voorzien van diverse

levensmiddelen, doorzichtige sealtas(sen), hoofdlampje(s), handschoen(en) en

powerbank(s) voorhanden te hebben;

2

hij, op 1 januari 2023, te Rotterdam,

tezamen en in vereniging met anderen,

wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven

gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en overslag van goederen, te

weten het besloten terrein van Hutchison Ports ECT Delta, gelegen aan de Europaweg;

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1 subsidiair

medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, het zich of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;

2.

wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie,

opslag of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer

verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straffen en maatregel

Algemene overweging

De straffen en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Feiten waarop de straffen en maatregel zijn gebaseerd

De verdachte is een zogenoemde uithaler. Hij heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan voorbereidings- en bevorderingshandelingen voor de invoer en het vervoeren van cocaïne. Daarbij heeft hij zich illegaal op het Rotterdamse haventerrein en in een container begeven. Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de grootscheepse internationale drugshandel. Niet alleen zijn harddrugs schadelijk voor de volksgezondheid maar de handel er in gaat gepaard met – niet zelden ernstige – geweldscriminaliteit. Daarnaast gaan er enorme hoeveelheden crimineel geld in om met ontwrichtende gevolgen voor de samenleving zoals corruptie en besmetting van het legale financiële verkeer. De verdachte heeft zich hier niet om bekommerd en zich kennelijk alleen laten leiden door zijn eigen financiële voordeel van het meedoen aan deze handel. Wat de exacte beweegredenen zijn geweest van de verdachte is onbekend gebleven, omdat hij geen openheid van zaken heeft willen geven. De rol van de uithaler is in de keten van de harddrugsinvoer weliswaar een enigszins beperkte maar niettemin een onmisbare. De rechtbank rekent de verdachte deze bijdrage fors aan.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.

Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 maart 2024. Dit rapport houdt het volgende in.

De reclassering adviseert, mede aan de hand van het wegingskader adolescentenstrafrecht, om het volwassenenstrafrecht toe te passen. In het lopende schorsingstoezicht houdt de verdachte zich aan de afspraken en voorwaarden. Er zijn geen actieve begeleidingsdoelen binnen dat kader, omdat de verdachte in staat is om zijn leven zelfstandig te organiseren en voldoende vaardigheden heeft om adequate keuzes te maken. Omdat de verdachte de ten laste gelegde feiten ontkent, kan de reclassering geen uitspraken doen over eventuele delictgerelateerde risicofactoren. De reclassering ziet op dit moment geen mogelijkheden om door middel van bijzondere voorwaarden te werken aan gedragsverandering en daarmee aan vermindering van het herhalingsrisico. De verdachte volgt op dit moment een opleiding. Het is van belang dat hij deze opleiding kan voortzetten.

Conclusies van de rechtbank

Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Verder volgt de rechtbank het advies van de reclassering om het volwassenenstrafrecht toe te passen, maar zij weegt de jonge leeftijd van de verdachte wel mee. In dat verband neemt zij ook het volgende in aanmerking. De verdachte heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis aangegrepen om zijn leven weer op orde te krijgen. Hij volgt de opleiding Junior Accountmanager aan het [naam school] en zijn doel is om een eigen onderneming te beginnen. De verdachte lijkt gemotiveerd om in de toekomst betere keuzes te maken.

Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot een andere strafmodaliteit en -duur dan de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank zal geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die hoger is dan de duur die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Zij zal een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en daarnaast een werkstraf. Het voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op het advies van de reclassering zal de rechtbank geen begeleiding door de reclassering en bijzondere voorwaarden opleggen.

Om hem te sterken in zijn motivatie op het rechte pad te blijven ziet de rechtbank wel aanleiding aan de verdachte de door de officier van justitie gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een gebiedsverbod voor de containerhavens Maasvlakte en Waalhaven zoals aangegeven op de aan dit vonnis als bijlage III aangehechte kaart, op te leggen. De duur daarvan zal de rechtbank, in afwijking van de eis, stellen op 2 jaren en zij zal in het gebiedsverbod niet ook de haven van Vlissingen betrekken. De officier van justitie heeft zijn vordering op die onderdelen niet nader gemotiveerd en de rechtbank ziet daarvoor ook anderszins geen aanknopingspunten. Zij zal wel tevens bepalen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen en maatregel passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 47, 57 en 138aa van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:

verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;

bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;

stelt als algemene voorwaarde:

- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

legt de veroordeelde op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de

duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:

- zich niet op te houden in de containerhavens Maasvlakte en Waalhaven, zoals aangegeven op de aan dit vonnis als bijlage III aangehechte kaart.

beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;

bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 (twee) weken;

toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste 6 (zes) maanden bedragen;

beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;


veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;

beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;

heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,

en mrs. H.J. de Kraker en I. Tillema, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. M. van der Hoeff, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1

hij, op of omstreeks 1 januari 2023, te Rotterdam,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

opzettelijk

binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in

artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,

ongeveer 540 kilogram,

in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne

een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel

aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet

( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek

van Strafrecht )

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou

kunnen leiden:

hij, op of omstreeks 1 januari 2023, te Rotterdam,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,

voor te bereiden en/of te bevorderen,

te weten

- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,

waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of

- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren

van 540 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een middel als bedoeld

in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a,

vijfde lid van de Opiumwet

- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te

plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe

gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,

- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van

dat feit heeft getracht te verschaffen,

- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen

voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)

of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen

van dat feit,

door

- zich (onbevoegd) te begeven tussen de containerstacks op het (besloten) terrein

van Hutchison Ports ECT Delta, gelegen aan de Europaweg te Rotterdam en/of

- zich aldaar (onbevoegd) in een container te begeven en/of

- één of meerdere slaapzak(ken) en/of kniptang(en) en/of betonscha(a)r(en) en/of

stanleymesje(s) en/of bivakmuts(en) en/of zegel(s) (barrier seal(s)) en/of

penlo(o)d(en) en/of één of meerdere sporttas(sen) voorzien van diverse

levensmiddelen, doorzichtige sealtas(sen), hoofdlampje(s), handschoen(en) en/of

powerbank(s) voorhanden te hebben;

( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1

ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

2

hij, op of omstreeks 1 januari 2023, te Rotterdam,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

wederrechtelijk

heeft verbleven op een in een haven, luchthaven en/of spoorwegemplacement

gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te

weten het besloten terrein van Hutchison Ports ECT Delta, gelegen aan de

Europaweg;

( art 138aa lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 138aa lid 3 ahf/ond b Wetboek van

Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

3

hij, op of omstreeks 1 januari 2023, te Rotterdam, althans in Nederland,

heeft deelgenomen aan een organisatie,

bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen,

te weten (onder andere) medeverdachte(n) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 2]

en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3] en/of onbekend gebleven

personen,

welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het

opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of het

opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van (een)

hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval (een)

hoeveelhe(i)d(en) van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst

I;

( art 10 lid 5 Opiumwet, art 11b lid 1 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet )

Artikel delen