Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBROT:2024:3131

11 april 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 23/1546


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2024 in de zaak tussen


[naam eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres,

(gemachtigde: mr. A.E.E. Vollebregt),

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder,

(gemachtigde: mr. R. Duivenvoorde).

Inleiding

1.1.Bij besluit van 26 oktober 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers afgewezen. Met het besluit van 6 februari 2023 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.

1.2.Verweerder heeft op het door eiseres ingestelde beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.3.De rechtbank heeft het beroep op 6 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar partner [naam 1], de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

1.4.De rechtbank heeft op 24 oktober 2023 het onderzoek heropend en aan verweerder een aanvullende vraag voorgelegd. Verweerder heeft gereageerd op 29 november 2023. De gemachtigde van eiseres heeft hierop bij brief van 13 december 2023 gereageerd.

1.5.Aan partijen is gevraagd of zij een nadere zitting wensen. Nu geen van de partijen heeft verklaard dit te willen, heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2.1.Op 3 juli 2022 heeft eiseres een aanvraag voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart passagier ingediend. Op verzoek van verweerder heeft vervolgens een medische beoordeling door verzekeringsarts [naam 2] plaatsgevonden. In het medisch advies van 20 oktober 2022 (het medisch advies) heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat er sprake is van een aantoonbare loopbeperking waardoor eiseres niet in staat is zelfstandig een afstand van meer dan honderd meter aan één stuk te voet te overbruggen. Eiseres is echter voor het vervoer van deur tot deur niet afhankelijk van de hulp van de bestuurder. Hierdoor wordt volgens de verzekeringsarts niet voldaan aan de medische criteria voor de gehandicaptenparkeerkaart passagier.

2.2.Onder verwijzing naar dit medische advies heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen, zoals vermeld onder 1.1.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.

4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is wegens een motiveringsgebrek maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven. Dat betekent dat verweerder eiseres geen gehandicaptenparkeerkaart passagier hoeft toe te kennen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

5. Volgens eiseres had verweerder haar aanvraag om een gehandicaptenparkeerkaart passagier moeten toewijzen. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder niet expliciet aan de huisarts heeft gevraagd of eiseres voldoet aan de vereisten voor de gehandicaptenparkeerkaart. Daarnaast is de conclusie van het medisch advies niet juist. Eiseres is wel van deur tot deur continu afhankelijk van de bestuurder. Eiseres heeft betwist dat zij zelfstandig kan uitstappen en op de chauffeur kan wachten. Er bestaat dan risico op vallen omdat eiseres te maken heeft met duizeligheid en wegrakingen.

6. De vereisten om in aanmerking te komen voor een gehandicaptenparkeerkaart passagier staan in de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (de Regeling).n

Zie ook artikel 49, eerste lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer.

In artikel 1, aanhef en onder b, van de Regeling staat dat een gehandicaptenparkeerkaart passagier toegekend kan worden aan passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij – met de gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen en die voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder.

7. Het is niet in geschil dat eiseres aan het eerste vereiste voldoet (niet een afstand van meer dan 100 meter te voet kunnen overbruggen). Partijen verschillen van mening over de vraag of eiseres voldoet aan het tweede vereiste (voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder).

8. Verweerder heeft voor de toepassing van het tweede vereiste verwezen naar paragraaf 2.4 van de Richtlijn gehandicaptenkaart 2022 van de Vereniging Artsen Volksgezondheid. Onder continue afhankelijkheid wordt verstaan de medische noodzaak tot het non-stop aanwezig zijn van fysieke en/of mentale begeleiding. Wanneer er voor de passagier vanwege een ernstige loopstoornis een risico op vallen bestaat, kan worden gewezen op het gebruik van een rollator of rolstoel.

9. Verweerder mag bij de beoordeling van een aanvraag een door een arts (als medisch deskundige) uitgebracht advies betrekken, mits dat advies op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld.n

Zie artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en ter vergelijking de uitspraak van de Raad van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1609, r.o. 4.5.1.

10. Eiseres heeft aangevoerd dat zij last heeft van duizeligheid en wegrakingen. Zij heeft hierbij verwezen naar de medische stukken in het dossier waarin de duizeligheid en de wegrakingen aan de orde komen. Ook heeft eiseres letsel aan haar pols opgelopen als gevolg van een val na een wegraking. Eiseres heeft ook in dit verband verwezen naar de medische stukken. In het medisch advies is vermeld dat eiseres desnoods zittend in een rolstoel of op een rollator even kan wachten op de bestuurder als zij is afgezet. Uit het medisch advies kan echter niet worden afgeleid of de verzekeringsarts ook de duizeligheid en de wegrakingen in haar beoordeling heeft betrokken. Omdat het niet zonder meer is uitgesloten dat duizeligheid en wegrakingen ook een probleem vormen bij gebruik van een rollator of een rolstoel, acht de rechtbank het onvoldoende inzichtelijk hoe de verzekeringsarts heeft kunnen concluderen dat eiseres niet continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder. Nu het besluit berust op een onvoldoende inzichtelijk medisch advies, is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd wegens het ontbreken van een deugdelijke motivering.n

Zie artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.

11. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit kunnen echter in stand worden gelaten omdat verweerder het motiveringsgebrek heeft hersteld. Verweerder heeft in zijn brief van 29 november 2023 een nadere verklaring van zijn medisch adviseur ingediend (in dit geval [naam 3] omdat verzekeringsarts [naam 2] niet meer bij de gemeente Rotterdam werkt). In deze verklaring is onder meer vermeld dat de duizeligheid en de wegrakingen geen aanleiding geven voor een ander advies. Ook is erin vermeld dat uit de stukken blijkt dat de wegrakingen optreden bij snel opstaan of lopen. Volgens de medisch adviseur kan eiseres door de bestuurder in een rolstoel worden gezet, zodat zij, ter voorkoming van problemen als vallen bij het eventueel optreden van duizelingen en wegrakingen, zittend in een rolstoel kan wachten tot de bestuurder bij haar terug is. De rechtbank oordeelt dat hiermee de twijfel over het medisch advies voldoende is weggenomen. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat eiseres niet heeft betwist dat de wegrakingen voorkomen bij snel opstaan of lopen.

12. Uit het vorenstaande volgt dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarde dat zij voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder. Dat verweerder niet expliciet aan de huisarts heeft gevraagd of eiseres voldoet aan de vereisten voor de gehandicaptenparkeerkaart, is niet van belang, nu verweerder zich heeft kunnen baseren op het medisch advies (aangevuld met de nadere verklaring). Eiseres heeft niet (met stukken) aannemelijk gemaakt dat zij niet (met behulp van een rolstoel) voor korte tijd alleen kan worden gelaten om te wachten op de bestuurder. Eiseres heeft er in haar brief van 13 december 2023 op gewezen dat zij niet in het bezit is van een rolstoel en dat de mensen in haar omgeving haar mogelijk ook zullen moeten ondersteunen bij het gebruik van een rolstoel. Deze omstandigheden laten onverlet dat eiseres niet aan de voorwaarden voldoet en leiden daarom niet tot een ander oordeel.

13. Eiseres heeft verzocht een onafhankelijk deskundige te benoemen. Nu er geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de zorgvuldigheid of de inhoudelijke juistheid van het medische advies (aangevuld met de nadere verklaring), ziet de rechtbank daartoe geen aanleiding.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet echter aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Dat betekent dat verweerder eiseres geen gehandicaptenparkeerkaart passagier hoeft toe te kennen.

15. Omdat het beroep gegrond is, zal de rechtbank verweerder opdragen aan eiseres het door haar betaalde griffierecht te vergoeden. De rechtbank ziet daarnaast aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punten voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van

€ 875,- bij een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van

mr. W.D.F. Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2024.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Artikel delen