Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBROT:2024:3312

15 april 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 23/3450 T


tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 april 2024 in de zaak tussen


[eiseres] , uit Gorinchem, eiseres

(gemachtigde: mr. K. Keijsers),

en

het college van burgemeester en wethouders van Gorinchem

(gemachtigde: [naam gemachtigde 1] ).

Als derde-partij neemt aan het geding deel [naam derde-partij] uit Gorinchem

(gemachtigde: [naam gemachtigde 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het verbouwen van een pand tot twee woningen.

1.1.Met het besluit van 9 september 2022 (het primaire besluit) heeft het college een omgevingsvergunning verleend aan vergunninghouder voor het verbouwen van een pand tot twee woningen aan de [straatnaam] 5 en 7 in Gorinchem (het perceel). Met het bestreden besluit van 4 april 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.

1.2.Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.3.De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. M. Beukema-Veldkamp, waarnemer van haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij (vergunninghouder) heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het in stand laten van de omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.

2.1.Het bestreden besluit is een besluit genomen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo). Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden en is de Wabo ingetrokken. Omdat de aanvraag die heeft geleid tot het bestreden besluit is ingediend voor 1 januari 2024, volgt uit artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet dat dit geschil moet worden beoordeeld aan de hand van het voor die datum geldende recht.

3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het bestreden besluit in strijd is artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat er aanleiding is om het college op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb in de gelegenheid te stellen dit gebrek te herstellen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

3.1.De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving, zoals die vóór 1 januari 2024 luidde, is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

3.2.De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.

3.2.1.Vergunninghouder wil met zijn bouwplan twee appartementen realiseren. Het eerste appartement bevindt zich op de begane grond en de eerste verdieping. Het tweede appartement bevindt zich op de tweede en derde verdieping. Momenteel is het perceel bebouwd met een garage.

3.2.2.Op het perceel geldt het bestemmingsplan “Binnenstad e.o.” en op 6 december 2018 herzien en aangevuld met het bestemmingsplan “Binnenstad e.o. herziening erfgoed”. Het perceel heeft de bestemming “Gemengd – 1”, en de dubbelbestemmingen “Waarde – Archeologische verwachting zeer hoog LMNT2” en “Waarde – Beschermd stadsgezicht”. De voorzijde van het perceel heeft de bestemming “Verkeer – Verblijf”. Er is een bouwvlak aanwezig en er geldt een maximum bouwhoogte van 12 meter en een maximum goothoogte van 8 meter. Het plan is in strijd met de bestemming “Verkeer – Verblijf”, omdat er met de bouw balkons worden gerealiseerd boven deze bestemming. Dit is strijdig met de bestemmingsomschrijving (artikel 20 van de planregels).

3.2.3.Het college heeft een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo), gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met de ruimtelijke regels (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo) en het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder h, van de Wabo).

3.2.4.Eiseres woont aan de [adres] in Gorinchem, schuin tegenover het perceel en is het niet eens met het besluit.

Dubbelbestemming “Waarde – Beschermd stadsgezicht”

4. Eiseres stelt dat niet kenbaar is getoetst aan de dubbelbestemming “Waarde – Beschermd stadsgezicht”. Uit de stukken blijkt niet wat er blijft staan en wat er gesloopt zal gaan worden. Ook volgt niet uit de stukken dat er is getoetst aan de planregels. Voor de gevelbekleding geldt als regel dat dit baksteen of pleisterwerk moet zijn. Op de tekening is aluminium te zien. Dit is in strijd met het bestemmingsplan.

4.1.Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo, is het verboden zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te bouwen. Op grond van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo wordt een aanvraag om omgevingsvergunning geweigerd indien deze kort gezegd in strijd is met het Bouwbesluit 2012, de bouwverordening, het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. Als de activiteit strijdig is met het bestemmingsplan wordt een aanvraag om een vergunning tevens aangemerkt als een activiteit handelen in strijd met de ruimtelijke regels als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.

4.1.1.Op grond van artikel 33.2.2 van de planregels gelden voor het bouwen van gebouwen als bedoeld in artikel 8 van de planregels (Gemengd – 1) de volgende bepalingen:

  • de dakhelling mag niet minder dan 30 en niet meer dan 60 graden bedragen;

  • de dakbedekking van de gebouwen mag uitsluitend bestaan uit gebakken pannen of gehakte leisteen;

  • de gevels van de gebouwen mogen zowel baksteen als in pleisterwerk worden uitgevoerd.

4.2.Op 18 augustus 2021, 30 maart 2022, 22 juni 2022 en 5 juli 2022 heeft de kleine erfgoedcommissie van de gemeente geadviseerd ten aanzien van het bouwplan. Het advies van 18 augustus 2021 luidt: “De voorgestelde massa met zadeldak is voorstelbaar, uitgaande van een pannendak en keramische pan. De dakkapel komt echter veel te fors en te verstorend voor het dak over. Een aanmerkelijk ondergeschikter verhouding is hier benodigd. Voor een goede beoordeling is voorts een beeld van alle gevels van belang. In afwachting hiervan is de advisering aangehouden.” Het advies van 30 maart 2022 luidt als volgt: “In aansluiting op het eerste advies is de hoofdopzet met zadelzak goed voorstelbaar. Gegeven de ligging in het beschermd stadsgezicht worden de houten gevels echter als niet passend gezien. Een grotere aansluiting op omgevingskarakteristiek (metselwerk of stuc) is hier van belang. Verder worden de dakkapellen als te fors en verstorend voor de kap ervaren. Verwezen wordt naar de objectcriteria voor dakkapellen zoals opgenomen in de welstandsnota. In afwachting van een reactie en aangepast plan is de advisering aangehouden.” Het college heeft het advies van 5 juli 2022 overgenomen. In dat advies is akkoord gegeven voor het plan, maar wel onder de voorwaarde dat de toe te passen kleuren en materialen afgestemd op de omgeving ter eindbeoordeling worden voorgelegd. Ook bemonstering/kleurnummers van stuc, gevelsteen en dakpan dienen overgelegd te worden. Daarbij is verder aangegeven dat een gedekte kleur voor het gevelstucwerk (middengrijs) en een rode keramische pan hier goed voorstelbaar is. Dat dit voorgelegd moet worden aan de erfgoedcommissie is als vergunningvoorschrift opgenomen in de omgevingsvergunning. De erfgoedcommissie heeft op 27 oktober 2023 in het kader van deze beroepsprocedure nader gemotiveerd dat zij heeft getoetst of het plan in strijd is met de redelijke eisen van welstand, maar ook of het plan voldoet aan de regels in het bestemmingsplan.

4.3.Naar het oordeel van de rechtbank is met de adviezen van de erfgoedcommissie van 18 augustus 2021, 30 maart 2022 en 5 juli 2022 kenbaar getoetst of wordt voldaan aan de bouwregels behorende bij de dubbelbestemming “Waarde – Beschermd Stadsgezicht”. Zo wordt er ingegaan op de massa met zadeldak, het pannendak en keramische pan, de gevel en het metsel- of stucwerk. De erfgoedcommissie heeft dit in haar advies van 27 oktober 2023 nader verduidelijkt. Het college heeft in het verweerschrift toegelicht dat alleen de bovenkant van de gevel wordt dichtgezet met een aluminium gevelafdekking. Dit bouwdetail is bedoeld om vocht uit de gevels te weren. Ter zitting heeft eiseres erkend dat het hier om een detail gaat. Het gebruik van aluminium is dan ook niet in strijd met de planregels. De rechtbank ziet aldus geen aanleiding voor het oordeel dat het plan ten onrechte niet of onjuist is getoetst aan de planregels voor de dubbelbestemming “Waarde – Beschermd stadsgezicht”.

Slopen

4.4.Voor zover eiseres stelt dat onduidelijk is wat er gesloopt moet worden overweegt de rechtbank dat uit de tekeningen voldoende blijkt wat er gesloopt gaat worden. Ter zitting heeft de gemachtigde van het college dit aan de hand van de tekeningen nog nader toegelicht. Voorts heeft het college toegelicht dat de achtermuur blijft staan. Eiseres heeft aangegeven dat het voor haar duidelijk is wat er gesloopt gaat worden.

5. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Rioolgewelf

6. Eiseres stelt dat het college in bezwaar de omstandigheid dat het bouwplan op een rioolgewelf wordt gebouwd niet volledig heeft heroverwogen. Na de verlening van de omgevingsvergunning is bekend geworden dat er sprake is van een rioolgewelf onder het perceel. Dit heeft invloed op de constructieberekeningen. Het college had dit moeten meenemen in het bestreden besluit. Eiseres vreest dat als er straks gebouwd wordt schade aan haar woning optreedt.

6.1.Het college is in de bezwaarfase bekend geworden met het rioolgewelf. De bezwaarschriftencommissie heeft het college dan ook geadviseerd om de beoordeling van de constructieberekening voor wat betreft het bouwen boven het rioolgewelf mee te nemen in de beslissing op bezwaar, zodat vastgesteld kan worden of het bouwplan gevolgen heeft voor de riolering en daarmee de huizen in de omgeving. Het college heeft in het bestreden besluit opgenomen dat vergunninghouder is gevraagd om een constructieberekening aan te leveren waarin een andere manier van funderen wordt uitgewerkt waarbij het rioolgewelf niet wordt aangetast. De aangepaste constructieberekening en -tekening zijn echter nog niet goedgekeurd. Uit het verhandelde ter zitting en uit de stukken blijkt dat er niet gebouwd kan worden zolang de aangepaste constructieberekening en -tekening niet is goedgekeurd. Zo volgt uit het controleblad van 21 februari 2023 van de constructeur dat de constructieberekening van de fundering en de draagkracht grond wel zijn ingediend, maar aangepast dienen te worden.

6.2.Deze beroepsgrond moet worden beoordeeld in het licht van de weigeringsgrond van artikel 2.10, aanhef en onder a, van de Wabo. De vraag is daarbij of het college op basis de tot nu toe verstrekte gegevens aannemelijk heeft kunnen achten dat de aanvraag voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012.

Daarbij is van belang dat in de Regeling omgevingsrecht (Mor) nader is uitgewerkt welke gegevens en bescheiden overgelegd moeten worden. In artikel 2.2 van de Mor staat welke gegevens en bescheiden verstrekt moeten worden ten behoeve van de aannemelijkheidstoets. Hieronder vallen onder meer gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat het te bouwen of te wijzigen bouwwerk voldoet aan de gestelde eisen in relatie tot belastingen en belastingcombinaties (sterkte en stabiliteit) van alle (te wijzigen) constructieve delen van het bouwwerk, alsmede van het bouwwerk als geheel. Artikel 2.7, eerste lid, van de Mor laat toe dat bepaalde (detail)gegevens en bescheiden niet bij de aanvraag, maar uiterlijk binnen een termijn van drie weken voor de start van de uitvoering van de desbetreffende bouwactiviteit worden overgelegd.

De rechtbank begrijpt dat het college zich op het standpunt stelt dat de aangepaste constructieberekening en -tekening stukken zijn die op grond van artikel 2.7, eerste lid, van de Mor tot uiterlijk drie weken voor aanvang van de werkzaamheden kunnen worden overgelegd.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college evenwel onvoldoende gemotiveerd dat deze stukken onder de uitzondering van artikel 2.7, eerste lid, van de Mor vallen. Dit klemt te meer omdat in het tweede lid van artikel 2.7 van de Mor is bepaald dat bij de aanvraag wel al gegevens over de constructieprincipes worden overgelegd. Dit betreft: (a) tekeningen van de definitieve hoofdopzet van de constructie van alle verdiepingen inclusief globale maatvoering, (b) een schematisch funderingsoverzicht of palenplan met globale plaatsing, (c) plattegronden van vloeren en daken, inclusief globale maatvoering, (d) overzichtstekeningen van de constructies in staal, hout of geprefabriceerd beton inclusief stabiliteitsvoorzieningen en dilataties en (e) een schriftelijke toelichting op het ontwerp van de constructies.

Zoals hierboven is overwogen moeten er nog aangepaste en goedgekeurde berekeningen komen voor de constructieberekening van de fundering en draagkracht van de grond. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat het college niet aannemelijk heeft kunnen achten dat de aanvraag voldoet aan het Bouwbesluit 2012. Dit is in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

7. Zoals onder 6.3 is overwogen, is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak.

De rechtbank ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.

Om het gebrek te herstellen, moet het college:

  • of motiveren waarom de aangepaste constructieberekening en – tekening onder de uitzonderingsbepaling van artikel 2.7, eerste lid, van de Mor vallen;

  • of de aangepaste constructieberekening en – tekening beoordelen. Naar aanleiding van de resultaten van de beoordeling door de gemeentelijk constructeur, moet het college toereikend motiveren dat aannemelijk is dat aan artikel 2.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012 wordt voldaan. Als dat op grond van de beoordeling niet aannemelijk is, moet het college de omgevingsvergunning voor het bouwen alsnog weigeren.

De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak.

8. Het college moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.

9. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:

- draagt het college op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;

- stelt het college in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;

- houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Vogtschmidt, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Regenboog, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 april 2024.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:


Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

  • het bouwen van een bouwwerk,

  • […],

  • het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,

[…],

het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht of

[…].

Artikel 2.8

  1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de aanvraag om een omgevingsvergunning geschiedt en de gegevens en bescheiden die door de aanvrager worden verstrekt met het oog op de beslissing op de aanvraag. […].

  2. […].

Artikel 2.10

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:

a. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de Woningwet;

b. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij de bouwverordening of, zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, met de voorschriften die zijn gesteld bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8, achtste lid, van de Woningwet dan wel bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 120 van die wet;

c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;

d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend;

e. […].

2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.

Artikel 2.12

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:

a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:

1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,

[…].

Artikel 2.16

Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g of h, kan de omgevingsvergunning worden geweigerd indien naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

Besluit omgevingsrecht

Artikel 4.4. Algemeen

  1. Onverminderd artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en voor zover dat naar het oordeel van het bevoegd gezag nodig is voor het nemen van de beslissing op de aanvraag, verstrekt de aanvrager bij de aanvraag de bij ministeriële regeling aangewezen gegevens en bescheiden ten aanzien van de activiteiten binnen het project waarop de aanvraag betrekking heeft.

  2. De in het eerste lid bedoelde gegevens en bescheiden behoeven niet te worden verstrekt voor zover het bevoegd gezag reeds over die gegevens of bescheiden beschikt.

  3. De gegevens en bescheiden worden door de aanvrager gekenmerkt als behorende bij de aanvraag.

Regeling omgevingsrecht

Artikel 2.2. Bouwbesluit 2012

In of bij de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit verstrekt de aanvrager de volgende gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012:

1. uit het oogpunt van veiligheid:

a. gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat het te bouwen of te wijzigen bouwwerk voldoet aan de gestelde eisen in relatie tot:

1°. belastingen en belastingcombinaties (sterkte en stabiliteit) van alle (te wijzigen) constructieve delen van het bouwwerk, alsmede van het bouwwerk als geheel;

2°. de uiterste grenstoestand van de bouwconstructie en onderdelen van de bouwconstructie.

Indien de aanvraag betrekking heeft op de wijziging of uitbreiding van een bestaand bouwwerk blijkt uit de aangeleverde gegevens tevens wat de opbouw van de bestaande constructie is (tekeningen en berekeningen) en wat de toegepaste materialen zijn;

een schriftelijke toelichting op het ontwerp van de constructies, waaruit met name blijkt:

1°. de aangehouden belastingen en belastingcombinaties;

2°. de constructieve samenhang;

3°. het stabiliteitsprincipe;

4°. de omschrijving van de bouwconstructie en de weerstand tegen bezwijken bij brand hiervan;

[…].

Artikel 2.7. Uitgestelde indieningsvereisten omtrent het bouwen

1. In de vergunning voor een bouwactiviteit wordt, indien de aanvrager een verzoek tot latere aanlevering heeft ingediend, bepaald dat de volgende gegevens en bescheiden uiterlijk binnen een termijn van drie weken voor de start van de uitvoering van de desbetreffende handeling worden overgelegd:

  • gegevens en bescheiden met betrekking tot belastingen en belastingcombinaties (sterkte en stabiliteit) en de uiterste grenstoestand van alle (te wijzigen) constructieve delen van het bouwwerk alsmede van het bouwwerk als geheel, voor zover het niet de hoofdlijn van de constructie dan wel het constructieprincipe betreft;

  • gegevens en bescheiden met betrekking tot de details van de in of ten behoeve van het bouwwerk toegepaste installaties, voor zover het niet de gegevens met betrekking tot de hoofdlijn dan wel het principe van de toegepaste installaties betreft; de hoofdlijn betreft onder meer de wijze van verwarming, koeling en luchtbehandeling, de plaats en wijze van verticaal transport en de locatie en het type brandveiligheidinstallatie.

2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover de gegevens en bescheiden betrekking hebben op tekeningen of berekeningen waaruit het constructieprincipe blijkt voor de nieuwe situatie en, voor zover daarvan sprake is, voor de bestaande situatie. Dit betreft:

  • tekeningen van de definitieve hoofdopzet van de constructie van alle verdiepingen inclusief globale maatvoering;

  • schematisch funderingsoverzicht of palenplan met globale plaatsing, aantallen en paalpuntniveaus, inclusief globaal grondonderzoek waaruit de draagkracht van de ondergrond blijkt;

  • […];

  • […];

  • en schriftelijke toelichting op het ontwerp van de constructies als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel b.

[…].

Bestemmingsplan Binnenstad e.o.

Artikel 33 Waarde - Beschermd stadsgezicht

bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de Vesting Gorinchem.

bouwregels

[…].

33.2.2

Voor het bouwen van gebouwen als bedoeld in artikel 6 ('Centrum - 1'), artikel 7 ('Centrum - 2'), artikel 8 ('Gemengd - 1'), artikel 9 ('Gemengd - 2'), artikel 12 ('Horeca'), artikel 13 ('Kantoor'), artikel 14 ('Maatschappelijk'), en artikel 22 ('Wonen') gelden de volgende bepalingen:

  • de dakhelling mag niet minder dan 30 en niet meer dan 60 graden bedragen;

  • de dakbedekking van de gebouwen mag uitsluitend bestaan uit gebakken pannen of gehakte leisteen;

  • de gevels van de gebouwen mogen zowel baksteen als in pleisterwerk worden uitgevoerd.

Bestemmingsplan Binnenstad e.o. herziening erfgoed

Artikel 3 Overige regels

Reikwijdte

3.1.1

De regels van het plan zijn een aanvulling op de vigerende bestemmingsplannen. Voor het overige blijven de vigerende bestemmingsplannen onverminderd van toepassing.

Artikel delen