Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBZWB:2024:2004

26 maart 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02/178890-20

vonnis van de meervoudige kamer van 26 maart 2024

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats]

wonende te [woonadres]

raadsman mr. A.H.J. Bals, advocaat te Kloetinge

Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 maart 2024, waarbij de officier van justitie, mr. E.H. Smale, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering en is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat

verdachte een geldbedrag van € 75.375,= en een Audi personenauto heeft witgewassen.

De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zowel het geldbedrag als de auto heeft witgewassen en baseert zich daarbij op de processen-verbaal van bevindingen aangaande de doorzoeking van verdachtes woning, de kennisgeving van inbeslagneming van € 72.500,= waaruit blijkt dat er ook biljetten van € 500,- en € 200,- aangetroffen zijn, de verklaringen van verdachte en van [getuige] en de processen-verbaal van bevindingen inhoudende het financieel onderzoek naar verdachte.

De officier van justitie komt tot een bewezenverklaring op grond van het zes-stappenarrest van het Hof Amsterdam d.d. 11 januari 2013. Naar haar mening kan geen direct verband worden gelegd tussen de voorwerpen en een specifiek misdrijf.

Gelet op onder meer de plaatsen waar het geld in de woning van verdachte is aangetroffen, de omstandigheid dat verdachte destijds niet over een dergelijk hoog geldbedrag kon beschikken en de grote coupures van de bankbiljetten die niet bij een geldautomaat kunnen worden gepind, is er sprake van een vermoeden van witwassen. Verdachte heeft pas in een heel laat stadium een verklaring afgelegd over de herkomst van het geld dat hij zou hebben geleend bij zijn vriend [naam 1] . Hoewel [naam 1] dit verhaal bevestigt, wordt die verklaring door de officier van justitie als volstrekt ongeloofwaardig aangemerkt. Weliswaar blijkt uit afschriften van de bankrekening van [naam 1] dat hij in december 2018 grote bedragen contant heeft opgenomen, maar hieruit valt niet af te leiden dat hij in 2020 gelden aan verdachte heeft verstrekt. Bovendien is het hoogst ongebruikelijk dat iemand een dergelijk groot geldbedrag uitleent zonder dat daarover een letter op papier wordt gezet, wat hier het geval zou zijn geweest, en verklaart [naam 1] eerst dat hij in 2018 geld heeft geleend aan verdachte, dan zou het 2019 zijn geweest en uiteindelijk verklaart hij dat het in 2020 was. Gelet hierop wordt de verklaring van verdachte dan ook onvoldoende ondersteund door stukken en is niet verifieerbaar. Daarom kan het vermoeden van witwassen van het geldbedrag niet worden weerlegd. Verdachte heeft het geldbedrag van € 75.375,= voorhanden gehad, terwijl hij wist dat het afkomstig was uit enig misdrijf.

Ten aanzien van de auto is eveneens betoogd dat een vermoeden bestaat van witwassen. Verdachte heeft verklaard dat de auto op naam van zijn moeder staat. Maar het was verdachte die verliefd was geworden op de auto, die de onderhandelingen voor de aankoop daarvan voerde, die de auto met contant geld aankocht, die in de auto rondreed, die het onderhoud betaalde en die de auto naar zijn smaak wilde laten aanpassen. Opvallend daarbij is, dat zijn moeder niet hierover heeft willen verklaren. De officier van justitie spreekt van een opgezette schijnconstructie, waarmee verdachte wilde verhullen wie de rechthebbende was op de auto die hij voorhanden heeft gehad.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen aan de hand van het voornoemde zes-stappenarrest. Volgens de raadsman ontbreekt een heel sterk vermoeden van witwassen. Verdachte heeft bovendien in een vroeg stadium bij de rechter-commissaris al verklaard dat het geld niet van criminele aard is. Hij heeft immers uitgelegd dat hij het geld had geleend van jeugdvriend [naam 1] en dat hij van plan was daarmee een klusbedrijf op te starten. [naam 1] onderschrijft dit verhaal. Ook wordt in dit verband verwezen naar de bankafschriften met de geldopnames van [naam 1] en het uittreksel van de Kamer van Koophandel ter zake van het bedrijf “ [naam bedrijf] ”.

Verdachte heeft in eerste instantie weliswaar geen verklaring willen afleggen, maar dat was op advies van zijn toenmalige advocaat.

Met geld van zijn moeder heeft verdachte de auto aangeschaft. Zijn moeder heeft zich inderdaad beroepen op haar verschoningsrecht, maar heeft wel aangegeven eigenaar te zijn van de Audi. De auto is van haar, maar verdachte mag die wel gebruiken.

In de visie van de verdediging is de verklaring van verdachte over het geldbedrag en de auto concreet, verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk. Uit het onderzoek van het openbaar ministerie blijkt niet van een alternatieve herkomst van de voorwerpen. In het dossier wordt gespeculeerd over betrokkenheid van verdachte bij de handel in drugs, maar daarvoor is onvoldoende bewijs voorhanden. Nu niet met zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld en de auto een legale herkomst hebben, dient verdachte van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken.

Het oordeel van de rechtbank

Aantreffen goederen

Naar aanleiding van een melding bij Meld Misdaad Anoniem heeft op 9 juli 2020 op grond van de Wet wapens en munitie een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte. Daarbij zijn door de politie in verdachtes slaapkamer geldbedragen van in totaal € 75.375,= aangetroffen. Ten tijde van de doorzoeking is tevens een auto van het merk Audi in beslag genomen. Deze auto staat vanaf 16 maart 2019 op naam van de moeder van verdachte, [naam 2] , en heeft een restwaarde van tussen de € 22.000,= en € 27.000,=.

Onbekend gronddelict

Met de officier van de justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat geen rechtstreeks verband is te leggen tussen de goederen en een specifiek gronddelict. De rechtbank zal daarom gebruik maken van het toetsingskader dat in het zogenaamde zes-stappenarrest van het Gerechtshof Amsterdam van 11 januari 2013 is opgenomen en in voorkomende gevallen wordt gehanteerd (ECLI:NL:GHAMS:2013:BY8481). Hieruit volgt dat het in de tenlastelegging opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ pas bewezen kan worden als het op grond van de vastgestelde feiten omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.

Een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen

Naar het oordeel van de rechtbank kan worden vastgesteld dat de feiten en omstandigheden waaronder het geld is aangetroffen van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Een bedrag van € 72.500,=, bestaande uit verschillende pakketten, lag achter een knieschot tussen lege kledingtassen verstopt. Een bedrag van € 1.375,= lag in een boekenkast. Een bedrag van € 1.500,= zat los in een jaszak.

Het geld bestond onder meer uit coupures van 500, 200 en 100 euro. Dergelijke bankbiljetten komen in het reguliere (particulier) betalingsverkeer niet voor en bevinden zich niet in geldautomaten, zoals de officier van justitie ook heeft aangegeven. Voorts is uit het financieel onderzoek over de periode van 2015 tot en met 2020 gebleken dat het aangetroffen hoge geldbedrag en de behoorlijke waarde die de Audi vertegenwoordigt niet in verhouding staan tot de relatief lage inkomsten en het geringe vermogen van verdachte.

Nu er sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen, ligt het op de weg van verdachte om een verklaring te geven over de herkomst van het geld en de auto.

Verklaring herkomst geldbedrag

Verdachte heeft - twee jaar na de inbeslagname van het geld - verklaard dat hij het geld had geleend van zijn vriend [naam 1] , die hij al twintig jaar kent. Het geld was bestemd om een klusbedrijf op te starten. Op verzoek van de verdediging is [naam 1] gehoord. Hij heeft bevestigd dat verdachte van hem € 75.000,= heeft geleend om een klusbedrijf te beginnen. Verder zijn door de verdediging twee bankafschriften van [naam 1] overgelegd, waaruit volgt dat op 12 en 13 december 2018 telkens € 99.999,99 contant van zijn bankrekening is opgenomen.

Verklaring herkomst auto

Verdachte heeft verklaard dat de auto van zijn moeder was, dat de auto ook met haar geld is gekocht, maar dat hij de auto mocht gebruiken en dat ook vaak deed. Verdachte heeft verklaard dat hij bij de aanschaf van de auto het contact onderhield met de autoverkoper en dat hij de contante betaling voor de auto heeft gedaan. Hij betaalde zelf de kosten voor onderhoud en het tunen van de auto. Zijn moeder betaalde de verzekeringspremie en de wegenbelasting.

Waardering verklaring verdachte

De rechtbank acht de verklaring van verdachte concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Verdachte heeft concreet twee personen ( [naam 1] en zijn moeder) aangewezen van wie hij geld heeft ontvangen (om de auto te kopen). Hij heeft tevens een specifieke bestemming voor het geldbedrag (het starten van een klusbedrijf) genoemd, die de rechtbank niet onaannemelijk voorkomt. Zijn verklaring over het geld wordt ondersteund door de verklaring van [naam 1] . Voor wat betreft de auto overweegt de rechtbank dat het enkele feit dat een ouder een auto koopt, waarin niet hijzelf maar zijn kind het vaakst zal rijden, niet zeer ongebruikelijk is.

Onderzoek van het Openbaar Ministerie naar het geldbedrag

Ter verificatie van de verklaring van verdachte heeft het Openbaar Ministerie onderzoek laten verrichten naar de financiële gegevens van [naam 1] en naar het vermeende bedrijf van verdachte.

De resultaten van het financiële onderzoek laten zien dat [naam 1] in 2018 schade-uitkeringen van een verzekeringsmaatschappij heeft ontvangen van in totaal € 415.000,=, evenals een bedrag van € 43.502,60 van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Ook heeft [naam 1] (in 2018) aanzienlijke geldbedragen contant opgenomen; in totaal ongeveer

€ 260.000,=. Dit betekent dat [naam 1] in het bezit is geweest van voldoende middelen om verdachte daadwerkelijk een lening in contanten te kunnen verstrekken. Ook aan andere personen zegt hij geld te hebben geleend.

Tevens is door verdachte een uittreksel van de Kamer van Koophandel overgelegd, waaruit volgt dat verdachte op 6 juli 2020 een klusbedrijf is gestart, dus vóór de doorzoeking.

Uit het onderzoek van het Openbaar Ministerie is niet van een alternatieve herkomst van het geld gebleken dan verdachte heeft verklaard.

Onderzoek van het Openbaar Ministerie naar de auto

Om de verklaring van verdachte over de auto te kunnen staven is zijn moeder gehoord en zijn haar financiële gegevens onder de loep genomen.

Verdachtes moeder heeft tweemaal overeenkomstig het relaas van verdachte verklaard. Bij teruggave van de persoonlijke goederen uit de auto heeft zij tegenover de politie aangegeven dat zij degene is die de auto heeft aangeschaft en heeft betaald met het geld van de ontslagpremie van het UWV. Tijdens haar politieverhoor heeft zij hoofdzakelijk een beroep op haar verschoningsrecht gedaan. Zij heeft evenwel in dit verhoor kenbaar gemaakt dat de auto haar eigendom is, dat zij de auto zelf heeft betaald en dat zij de verzekeringspremie en wegenbelasting betaalt.

Uit het financiële onderzoek komt onder meer naar voren dat op haar bankrekening op

25 januari 2019 een bijschrijving van € 46.409,71 van het UWV heeft plaatsgevonden. Ook blijkt uit het onderzoek dat het mogelijk is dat zij het geld voor de aankoop van de auto contant voorhanden heeft gehad.

Ook hier geldt dat uit het onderzoek van het Openbaar Ministerie niet van een alternatieve herkomst van de auto is gebleken.

Conclusie

Gelet op het onderzoek van het Openbaar Ministerie, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden geconcludeerd dat het niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Hoewel er zeker ook vraagtekens zijn te plaatsen bij de hele gang van zaken omtrent de mondelinge leningsovereenkomst met [naam 1] en de koop, het gebruik en de tenaamstelling van de auto, kan niet met voldoende zekerheid worden uitgesloten dat het geldbedrag en de auto een legale herkomst hebben. De rechtbank hecht daarbij met name waarde aan het gegeven dat uit onderzoek is gebleken dat zowel [naam 1] als verdachtes moeder de financiële mogelijkheid hebben gehad om het geld (voor de auto) feitelijk aan verdachte te verstrekken. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde.

De overwegingen omtrent het beslag

De teruggave aan verdachte

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien verdachte van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken en deze voorwerpen onder verdachte in beslag zijn genomen.

De personenauto, merk Audi, voorzien van [kenteken] , en een geldbedrag van in totaal € 75.375,=.

De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten;

Beslag

- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten

* nummer 1 personenauto: [kenteken] , Audi, [chassisnummer] , kleur zwart, bouwjaar 2015;

* nummer 6 71.800 euro: 2x500, 5x200, 120x100, 785x50, 862x20, 199x10, 4x5;

* nummer 7 1.374 euro: 1x100, 13x50, 25x20, 12x10, 1x5;

* nummer 8 1.500 euro: 2x10, 14x50,39x20.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.M. Collombon, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. M. van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 maart 2024.

Mr. Collombon is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Artikel delen