RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
parketnummer: 02/333593-22
herstelvonnis van de meervoudige kamer van 11 april 2024
gezien het vonnis van 22 maart 2024 in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Grave
raadsman mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg
Gebleken is dat in het dictum van het vonnis op pagina 20 sprake is van een misslag. Bij het bepalen van het aantal dagen gijzeling bij het niet betalen van de afzonderlijke schadevergoedingsmaatregelen heeft de rechtbank ten onrechte geen rekening gehouden met het wettelijke maximum van 365 dagen voor alle maatregelen samen.
De rechtbank zal deze misslag herstellen in die zin dat het maximum totaal aantal van 365 dagen naar verhouding zal worden verdeeld over de individuele schadevergoedingsmaatregelen.
Overwegende dat veroordeelde door dit herstel niet in enig rechtens te respecteren belang wordt geschaad.
De rechtbank:
- herstelt het onder parketnummer 02/333593-22 op 22 maart 2024 gewezen vonnis;
- bepaalt dat in het dictum de passage over de schadevergoedingsmaatregel als volgt komt te luiden:
Schadevergoedingsmaatregel:
- legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de navolgende benadeelde partijen, te betalen:
* [zus van slachtoffer] van € 14.353,10, bij niet betaling te vervangen door 48 dagen gijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
* [vader van slachtoffer] van € 17.500,00, bij niet betaling te vervangen door 59 dagen gijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
* [broer van slachtoffer] van € 20.000,00, bij niet betaling te vervangen door 67 dagen gijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
* [moeder van slachtoffer] van € 18.422,16, bij niet betaling te vervangen door 62 dagen gijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
* [zoon van slachtoffer] van € 37.500,00, bij niet betaling te vervangen door 126 dagen gijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
* [ex-partner van slachtoffer] van € 945,75, bij niet betaling te vervangen door 3 dagen gijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Aldus gewezen op 11 april 2024 door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier.