Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Vragen aan Hof van Justitie in zaak derdelander uit Oekraïne

In de zaak van een Nigeriaanse man die als zogenoemde derdelander naar Nederland vluchtte toen de oorlog in Oekraïne uitbrak, vraagt de vreemdelingenrechter van de rechtbank Amsterdam de hoogste Europese rechter, het Hof van Justitie van de Europese Unie, om uitleg van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Tot die tijd houdt de rechtbank iedere beslissing over de verzoeken van deze derdelander aan.

de Rechtspraak 29 maart 2024

Samenvatting

Samenvatting

Tijdelijke bescherming

Door het uitbreken van de oorlog in Oekraïne in februari 2022 zijn veel mensen gevlucht naar andere landen. Het gaat hierbij niet alleen om Oekraïners, maar ook om mensen met een andere nationaliteit (‘derdelanders’) die op dat moment (tijdelijk) in Oekraïne verbleven. De staatssecretaris heeft er destijds voor gekozen om aan derdelanders die een tijdelijke verblijfsvergunning hadden en die zich vóór 19 juli 2022 hebben ingeschreven bij de gemeente, ook tijdelijke bescherming te bieden. Dat hoefde niet, maar mocht wel op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Ook de man in deze zaak heeft deze tijdelijke bescherming gekregen.

De Raad van State heeft in een aantal uitspraken van 17 januari 2024 geoordeeld dat de staatssecretaris de tijdelijke bescherming voor de groep derdelanders niet zelf mocht beëindigen per 4 september 2023. Maar de Raad van State heeft ook overwogen dat de verlenging van de tijdelijke bescherming door de Raad van de Europese Unie op 23 oktober 2023, niet geldt voor deze groep. Dat betekent volgens de Raad van State dat de tijdelijke bescherming is geëindigd op 4 maart 2024.

De rechtbank meent dat er voldoende aanleiding is voor een andere uitleg van het Unierecht, die zou betekenen dat de verlenging van de tijdelijke bescherming ook voor de groep derdelanders geldt. Maar omdat de Raad van State tot een andere conclusie komt, is dit niet evident. Daarom is er een goede reden om het Hof Van Justitie van de Europese Unie zogenoemde prejudiciële vragen te stellen over de Richtlijn Tijdelijke Bescherming.

Vragen over Terugkeerrichtlichtlijn en mogelijk invloed van de datum van het terugkeerbesluit

De eerste vraag gaat over hoe artikel 6 van de Terugkeerrichtlijn moet worden uitgelegd. Verzet dit artikel zich tegen de uitvaardiging van een terugkeerbesluit op het moment dat een vreemdeling nog rechtmatig verblijf heeft? 


De tweede vraag hangt met de eerste samen. Maakt het voor de beantwoording van de eerste vraag uit of in het terugkeerbesluit een datum staat waarop het rechtmatig verblijf eindigt, die datum in de nabije toekomst ligt en bovendien de rechterlijke gevolgen van het terugkeerbesluit pas op dat latere moment optreden?

Vraag over uitleg van artikel 1 van het Verlengingsbesluit

De derde vraag gaat over hoe het eerste artikel van het Verlengingsbesluit moet worden uitgelegd. Is het zo dat deze verlenging ook betrekking heeft op deze groep derdelanders, ook al heeft de staatssecretaris op een later moment ervoor gekozen om aan die groep derdelanders niet langer tijdelijke bescherming te bieden?

Verzoek om versnelde procedure

De rechtbank is zich er bij het stellen van deze vragen van bewust, dat de kans bestaat dat als de normale procedure wordt gevolgd de beantwoording van de prejudiciële vragen mogelijk niet plaatsvindt voordat de maximale duur van de tijdelijke bescherming is bereikt. De rechtbank verzoekt het Hof van Justitie van de Europese Unie de zaak volgens de versnelde procedure te behandelen.

ECLI:NL:RBDHA:2024:4394

Artikel delen