Het indienen van een aanvraag en het nemen van een toewijzend besluit op die aanvraag heeft betrekking op de toegang tot de jeugdhulp. Iedere belanghebbende kan daar om verzoeken. Een ander aspect is dat voor het daadwerkelijk inzetten van jeugdhulp (door de aanbieder van de jeugdhulp), afhankelijk van de leeftijd van de jeugdige, de toestemming van alle ouders met gezag en de jeugdige nodig is: artikel 7.3.4 Jeugdwet. Het vereiste van toestemming geldt niet voor degene aan wie de jeugdhulp rechtstreeks wordt verleend als een kinderbeschermingsmaatregel (bijvoorbeeld een ondertoezichtstelling) of jeugdreclassering aan de orde is (artikel 7.3.4, eerste lid Jeugdwet).
De wet maakt voor het geven van toestemming om de jeugdhulp daadwerkelijk in te zetten onderscheid in drie groepen. Voor jeugdigen tot 12 jaar geldt dat uitsluitend de toestemming van de gezaghebbende ouders nodig is voor het inzetten van de jeugdhulp. Is de jeugdige ouder dan 12 jaar en jonger dan 16 jaar, dan geldt dat de gezaghebbende ouders en de jeugdige toestemming moeten geven voor het inzetten van de jeugdhulp. Is de jeugdige ouder dan 16 jaar dan geldt dat alleen de jeugdige toestemming geeft voor het inzetten van de jeugdhulp. Het derde lid van artikel 7.3.4 Jeugdwet kent enkele uitzonderingen op het toestemmingsvereiste van een jeugdige ouder dan 16 jaar.
Artikel 7.3.4 Jeugdwet impliceert niet dat de ouder met gezag de aanvraag om jeugdhulp mede moet ondertekenen; het artikel ziet op de daadwerkelijke inzet van de jeugdhulp, niet op het aanvragen daarvan. Het betekent wel dat, als besloten is een voorziening op het gebied van jeugdhulp toe te kennen, de andere ouder de daadwerkelijke inzet van jeugdhulp kan blokkeren. Die blokkade heeft geen betrekking op het besluit tot het verlenen van jeugdhulp (de toegang) maar op het daadwerkelijk inzetten van jeugdhulp. Als van zo’n blokkade sprake is, kan de hulp niet worden ingezet. Het bestuursrecht biedt geen mogelijkheid die blokkade te omzeilen. Het civiele recht wel, zoals hierna nog blijkt.