Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Een situatie met een benadeling tot € 50.000 kan bestuursrechtelijk worden afgedaan. Bij de invoering van de boete in 2013 was de hoogte van de boete bepaald op 100% van het benadelingsbedrag. 

CRvB van 24 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3754 

Op grond van de uitspraak van de CRvB van 24 november 2014 is bepaald dat er niet zonder meer een boete van 100% opgelegd kan worden, maar dat de hoogte van de boete moet worden beoordeeld aan de hand van de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van persoon en gezin als omschreven in art. 5:46 Awb. Volgens de CRvB zijn de boetes zo hoog dat dit vraagt om een indringender toets aan het evenredigheidsbeginsel. 

In de uitspraak is daarom bepaald dat een boete van 100% van het benadelingsbedrag alleen nog gerechtvaardigd is als opzet is bewezen. Als er sprake is van grove schuld mag de boete niet hoger zijn dan 75% van het benadelingsbedrag, bij normale verwijtbaarheid geldt een percentage van 50% en bij verminderde verwijtbaarheid geldt een percentage van 25%. 

De bepalingen uit deze jurisprudentie zijn met ingang van 1 januari 2017 opgenomen in art. 2 Boetebesluit. 

Opzet 

Bij opzet is sprake van verzwarende omstandigheden die door de gemeente moeten worden aangetoond. In de jurisprudentie wordt opzet omschreven als: het willens en wetens handelen of nalaten, wat ertoe heeft geleid dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan bijstand is ontvangen (CRvB 11 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:8). 

In art. 2a lid 4 Boetebesluit is aangegeven dat de volgende criteria kunnen leiden tot opzet: 

  • betrokkene heeft al dan niet in het kader van een handhavingsonderzoek, zelf aangegeven en toegegeven dat hij de inlichtingenverplichting niet is nagekomen om te voorkomen dat hij een lagere uitkering zou ontvangen of de uitkering zou verliezen; 

  • het verzwijgen van werkzaamheden of uitbreiding van de werkzaamheden en daarmee gemoeide inkomsten; of 

  • het verzwijgen van de gezinssamenstelling, de inkomsten van de gezinsleden of het bezit van vermogen of goederen van waarde. 

In geval van opzet is een boete mogelijk tot maximaal 100% van het benadelingsbedrag.

Voorbeeld 

Door de werkzaamheden en inkomsten niet te melden op het inkomstenformulier is er sprake van opzettelijk handelen of opzettelijk nalaten (CRvB 23 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1801). 

Voorbeeld 

Door de handel in drugs (cocaïne) niet door te geven om strafrechtelijke vervolging te voorkomen is er sprake van het willens en wetens verzuimen om opgave te doen van inkomsten uit handel in drugs (CRvB 23 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1807). 

Grove schuld 

Bij grove schuld is sprake van verzwarende omstandigheden die door het bestuur moeten worden aangetoond. In de jurisprudentie wordt grove schuld omschreven als: een ernstige, aan opzet grenzende, mate van nalatigheid, waardoor ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan bijstand is ontvangen (CRvB 11 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:8). 

In art. 2a lid 3 Boetebesluit is aangegeven dat de volgende criteria kunnen leiden tot grove schuld: 

  • de betrokkene heeft bij herhaling geen of onjuiste informatie verstrekt, terwijl ten aanzien van deze overtredingen ten minste sprake is geweest van een normale verwijtbaarheid; of 

  • er is sprake van een samenloop van omstandigheden die elk op zich normale verwijtbaarheid opleveren, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot grove schuld. 

In geval van grove schuld is een boete mogelijk tot maximaal 75% van het benadelingsbedrag.

Voorbeeld 

Belanghebbenden hebben bij de aanvraag een bankrekening verzwegen waarvan later blijkt dat er in de periode tussen melding en aanvraag een bedrag van € 22.000 aan contanten is opgenomen. Gelet op deze situatie is er sprake van een dermate grote, aan opzet grenzende, mate van nalatigheid in het niet-melden van die feiten, dat hen grove schuld kan worden verweten (CRvB 11 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:12). 

Verwijtbaar 

Als verzwarende omstandigheden niet kunnen worden aangetoond dan wordt er uitgegaan van normale verwijtbaarheid. In geval van normale verwijtbaarheid is een boete mogelijk tot maximaal 50% van het benadelingsbedrag.

Voorbeeld 

Het bezit van zes hennepplanten is niet doorgegeven. Doordat er sprake is van een relatief kleine hennepkwekerij (zes planten), belanghebbende niet strafrechtelijk is vervolgd, er telkens is gesteld dat de hennepplanten voor eigen gebruik waren en er feitelijk nog geen hennep was geoogst was de rechter van oordeel dat in deze situatie geen boete van 100% past maar dat dit een boete van 50% moet worden (CRvB 23 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1879). 

Verminderde verwijtbaarheid 

Er kan ook sprake zijn van verminderde verwijtbaarheid. Het is aan belanghebbende om dat aan te tonen. In geval van verminderde verwijtbaarheid is een boete mogelijk tot maximaal 25% van het benadelingsbedrag.

Met betrekking tot de verminderde verwijtbaarheid zijn in art. 2a lid 2 Boetebesluit de volgende criteria genoemd: 

  • de betrokkene verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenverplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt; 

  • de betrokkene verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt aan te rekenen; of 

  • de betrokkene heeft wel inlichtingen verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de betrokkene deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting; 

  • de overtreding van de inlichtingenverplichting of de hoogte van het benadelingsbedrag is mede te wijten aan het bestuursorgaan dat bevoegd is de bestuurlijke boete op te leggen; of 

  • er is sprake van een samenloop van omstandigheden die elk op zich niet, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot verminderde verwijtbaarheid. 

Voorbeeld 

De zoon van belanghebbende ontving studiefinanciering, maar toen hij zijn studie staakte is dat niet doorgegeven aan het college. Dit was van belang voor de hoogte van de uitkering. In dit geval is overwogen dat niet expliciet aan belanghebbende kenbaar is gemaakt dat de tijdelijke onderbreking van de studie gemeld had moeten worden, dat het niet langer ontvangen van studiefinanciering per saldo tot een verslechtering van het totale gezinsinkomen leidde en dat de woonsituatie vanaf de staking van de studie ongewijzigd is geweest. Deze feiten en omstandigheden tezamen maken dat niet uitgesloten kan worden dat belanghebbende het belang van de melding niet heeft ingezien zodat er in deze situatie sprake is van verminderde verwijtbaarheid (zie CRvB 17 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1844). 

Verder heeft de CRvB in haar uitspraak van 24 november 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:3754) geoordeeld dat boetes niet hoger mogen zijn dan de maximumboetes zoals die van toepassing kunnen zijn op grond van art. 23 lid 4 Wetboek van Strafrecht. Dit betekent dat bij opzet de boete maximaal € 103.000 kan bedragen en dat in alle overige gevallen de boete maximaal € 10.300 bedraagt (bedragen vanaf 1 januari 2024). 

Deze wijziging is met ingang van 1 januari 2017 opgenomen in art. 18a lid 1 Pw. In art. 2 lid 7 Boetebesluit is aanvullend bepaald dat de boete bij normale verwijtbaarheid niet meer mag bedragen dan 50/75 van € 10.300 en bij verminderde verwijtbaarheid 25/75 van €10.300. 

Tabel 1: Maximering boete op grond van art. 2 Boetebesluit 


Categorie 

Hoogte boete bij benadeling < € 13.733 

Hoogte boete bij benadeling > € 13.733

Opzet 

100% 

100% tot max. € 103.000 

Grove schuld 

75% 

€ 10.300 

Verwijtbaar 

50% 

€ 6.867

Verminderde verwijtbaarheid 

25% 

€ 3.433

CRvB van 11 januari 2016 

Op 11 januari 2016 heeft de CRvB in een zestal uitspraken de criteria ten aanzien van de hoogte van de boete verder aangescherpt. In deze uitspraken wordt bepaald dat de hoogte van een bijstandsboete ook moet worden afgestemd op de draagkracht van een belanghebbende en dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn waarbinnen de boete kan worden betaald. Op die wijze wordt voorkomen dat iemand zeer langdurig op het absolute minimum moet leven. De CRvB hanteert hierbij een maximale termijn van twee jaar. De duur van de termijn is afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid. Bij opzet geldt de maximale duur van 24 maanden, bij grove schuld geldt een periode van achttien maanden, bij verwijtbaarheid bedraagt de periode twaalf maanden en bij verminderde verwijtbaarheid zes maanden. 

Ook is in deze uitspraken bepaald dat de draagkracht wordt vastgesteld op het verschil tussen het inkomen en de beslagvrije voet als bedoeld in art. 475d Rv. Hierbij is niet van belang of de aflossingscapaciteit ook feitelijk nog beschikbaar is. 

Als de aflossingscapaciteit al op andere wijze wordt ingenomen bijvoorbeeld door verrekening of beslag dan heeft dat geen invloed op de hoogte van de boete. Er is dan sprake van fictieve draagkracht (zie bijvoorbeeld CRvB 11 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:12). 

Deze bepaling had tot gevolg dat als het inkomen lager was dan de beslagvrije voet, zoals bij kostendelers het geval is, er geen boete mogelijk was. 

CRvB van 16 mei 2017 

In de uitspraak van de CRvB van 16 mei 2017 is deze ongewenste situatie opgelost en is bepaald dat de draagkracht ten minste 10% van de norm bedraagt ook als de uitkering lager is dan de beslagvrije voet (zie CRvB van 16 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1816). 

CRvB van 4 augustus 2020 

In de uitspraak van de CRvB van 4 augustus 2020 is bepaald dat de draagkracht voor de berekening van de boete wordt aangepast aan de (nieuwe) beslagvrije voet en op 5% van de norm wordt vastgesteld (zie CRvB van 4 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1525). 

Voorbeeld 

Richard huurt samen met andere medebewoners een woning. Hij ontvangt daarom een kostendelersnorm van € 500 per maand. Richard heeft gewerkt zonder dit te melden aan de gemeente. Er is sprake van schending van de inlichtingenplicht. De gemeente vordert om die reden € 2.000 terug van Richard. Voor de vaststelling van de boete wordt de schending verwijtbaar geacht. Dit betekent dat de boete niet hoger kan zijn dan € 1.000 (50% van € 2.000) maar op grond van de draagkracht ook niet meer kan bedragen dan twaalf maanden x € 25 (5% van de norm) = € 300. 

Tabel 2: Maximering hoogte boete 


Categorie 

Hoogte boete nooit meer dan: 

Opzet 

Maximaal 100% van het benadelingsbedrag of € 103.000 of draagkracht maal 24 maanden 

Grove schuld 

Maximaal 75% van het benadelingsbedrag of € 10.300 of draagkracht maal 18 maanden 

Verwijtbaarheid 

Maximaal 50% van het benadelingsbedrag of € 6.867 of draagkracht maal 12 maanden 

Verminderde verwijtbaarheid 

Maximaal 25% van het benadelingsbedrag of € 3.433 of draagkracht maal 6 maanden 

Voorbeeld 

Er is sprake van schending van de inlichtingenplicht met een benadelingsbedrag van € 20.000 en een draagkracht van € 50 per maand (5% van norm ad € 1.000). In dat geval bedraagt de boete: 

  • bij opzet maximaal 24 maanden x € 50 = € 1.200 (dit is minder dan 100% van € 20.000 en minder dan € 10.300); 

  • bij grove schuld 18 maanden x € 50 = € 900 (dit is minder dan 75% van € 20.000 en minder dan € 10.300); 

  • bij verwijtbaarheid 12 maanden x € 50 = € 600 (dit is minder dan 50% van € 20.000 en minder dan € 6.867); 

  • bij verminderde verwijtbaarheid 6 maanden x € 50 = € 300 (dit is minder dan 25% van € 20.000 en minder dan € 3.433). 

Voorbeeld 

Er is sprake van schending van de inlichtingenplicht met een benadelingsbedrag van € 1.000 en een draagkracht van € 50 per maand. In dat geval bedraagt de boete: 

  • bij opzet maximaal 100% van € 1.000 = € 1.000 (dit is minder dan € 103.000 en minder dan de draagkracht van 24 maanden x € 50 = € 1.200); 

  • bij grove schuld 75% van € 1.000 = € 750 (dit is minder dan € 10.300 en minder dan de draagkracht van 18 maanden x € 50 = € 900); 

  • bij verwijtbaarheid 50% van € 1.000 = € 500 (dit is minder dan € 6.867 en minder dan de draagkracht van 12 maanden x € 50 = € 600); 

  • bij verminderde verwijtbaarheid 25% van € 1.000 = € 250 (dit is minder dan € 3.433 en minder dan de draagkracht van 6 maanden x € 50 = € 300).