Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Zoals ook in hoofdstuk 8 Inkomen en vermogen wordt aangegeven, kan het bezit van vermogen een belemmering vormen voor het verlenen van bijstand. Onder het bezit van vermogen valt ook het eigendom van een woning. Het gaat (meestal) te ver om van een bezitter van een eigen woning, die in bijstandsbehoevende omstandigheden raakt, te verlangen het vermogen in zijn woning te gelde te maken (zodat de aanvraag om bijstand zou kunnen worden afgewezen). Voor de situatie dat een cliënt een eigen woning heeft die hij zelf bewoont, is in de Pw een speciale regeling getroffen (art. 50 Pw). Deze regeling houdt in dat een cliënt met overwaarde in zijn woning recht kan hebben op algemene bijstand, maar dat deze bijstand vanaf een bepaalde overwaarde wordt verstrekt in de vorm van een geldlening. 

Om meer zekerheid te bedingen dat de verstrekte algemene bijstand ook daadwerkelijk wordt terugbetaald, vestigen gemeenten vaak een krediethypotheek (KH). 

Vermogen in woning 

Als iemand bijstand voor levensonderhoud aanvraagt en hij een eigen woning heeft, zal eerst bepaald moeten worden of er overwaarde in de woning zit en zo ja hoeveel. Om deze overwaarde te berekenen wordt de waarde van de woning (met erf) verminderd met de op de woning rustende schulden. Als waarde van de woning wordt genomen de waarde in het economische verkeer bij vrije oplevering (op het moment van de bijstandsaanvraag). Diverse gemeenten gaan (door de jaarlijkse vaststelling) bij de bepaling van de waarde van de woning uit van de vastgestelde WOZ-waarde. Mocht de WOZ-waarde naar mening van de cliënt of de gemeente niet voldoende overeenkomen met de werkelijke waarde dan kan een erkend taxateur worden ingeschakeld voor het taxeren van de woning. 

Zoals hiervoor al aangegeven kan er ondanks overwaarde in de eigen woning toch recht bestaan op uitkering voor levensonderhoud. Of er recht bestaat op uitkering en in welke vorm, hangt af van de hoogte van de overwaarde. Is de overwaarde minder is dan € 63.900 (bedrag per 1 januari 2024), dan is de gemeente verplicht de algemene bijstand om niet te verstrekken (art. 34 Pw). 

Voorbeeld 

Kees vraagt op 1 maart een Pw-uitkering aan. Kees bewoont een woning die zijn eigendom is. De waarde van de woning is € 240.000. Op de woning rust nog een hypotheek van € 200.000. Ondanks de overwaarde in de woning, wordt er vanaf 1 maart bijstand om niet aan Kees toegekend. 

Bedraagt de overwaarde meer dan € 63.900, dan moet de gemeente de algemene bijstand verstrekken in de vorm van een geldlening. 

Er wordt dan een ‘normale’ bijstandsuitkering toegekend, maar de algemene bijstand wordt tot het bedrag dat de overwaarde meer is dan € 63.900 toegekend in de vorm van een geldlening. Daarna wordt de bijstand (voor zover de cliënt dan nog bijstand ontvangt) om niet voortgezet. 

Voorbeeld 


waarde woning 

€ 249.900 

hypothecaire schuld 


€ 150.000 -/-
 

vermogen in woning (overwaarde) 

€ 99.900 

-vrijlating 


€ 63.900 -/-
 

Dit houdt dus in dat de eerste € 36.000 aan bijstand in de vorm van een lening aan cliënt wordt verstrekt. Daarna kan pas bijstand om niet worden verstrekt. Stel dat het een echtpaar betreft dat aanvraagt en dat er recht bestaat op een uitkering (norm gehuwden ad € 1.800 per maand) dan wordt de bijstand de eerste twintig maanden in de vorm van een geldlening verstrekt en daarna om niet. 

Bij berekening van de maximale geldlening worden alleen schulden meegenomen die betrekking hebben op de woning. Op ander vermogen en schulden zijn de gebruikelijke vermogensregels van toepassing (zie hoofdstuk 8 Inkomen en vermogen). 

Krediethypotheek (KH)
 

Voor het bedingen van meer zekerheid ter terugbetaling van de geldlening kan de gemeente besluiten een zogenoemde krediethypotheek te vestigen (art. 48 lid 3 Pw). Hoewel het een bevoegdheid is, maken veel gemeenten hiervan gebruik, omdat het hun zekerheid om de verstrekte geldlening terug te krijgen aanzienlijk vergroot. Door het vestigen van een KH wordt er een extra hypotheek op de woning gevestigd. De woning dient dan als zekerheid en als tegenwaarde voor de verstrekte geldlening. De gemeente neemt dan bij verkoop van de woning een preferente positie in met de vordering. Als een gemeente geen KH vestigt, heeft de gemeente die preferente positie bij verkoop van de woning niet. 

Hoge overwaarde eigen woning 

Bij een overwaarde van meer dan € 63.900 wordt eerst gekeken of in redelijkheid van de cliënt kan worden verwacht dat hij de woning verkoopt of verder bezwaart (hogere hypotheek afsluit). Is dat het geval, dan kan de cliënt enige tijd in zijn eigen levensonderhoud voorzien en kan de aanvraag voor bijstand voor levensonderhoud worden afgewezen. De gemeente zal hiertoe doorgaans pas besluiten als de overwaarde dermate hoog is dat het uit oogpunt van bijstandsverlening onverantwoord is de overwaarde buiten beschouwing te laten. Bij deze individuele beoordeling kunnen bijvoorbeeld zaken als aanpassingen in de woning in verband met handicap en de duur dat iemand naar verwachting in de uitkering zal zitten, worden meegewogen. De praktijk is dat gemeenten doorgaans niet snel van de cliënt zullen verlangen dat deze de woning verkoopt gezien de impact die verkoop zal hebben op de cliënt. 

De gemeente kan in zijn beleid bijvoorbeeld vastleggen dat ze de beoordeling van verkoop of verdere bezwaring pas doen, zodra de overwaarde meer bedraagt dan een vastgesteld bedrag (bijvoorbeeld meer dan € 250.000). 

Voorbeeld 

Inge vraagt een Pw-uitkering aan. Inge heeft een eigen woning (waar ze woont met haar twee dochters Sivia en Debby) met een waarde van € 600.000. Op de woning rust een hypotheek van € 100.000. De gemeente besluit de aanvraag van Inge af te wijzen, omdat gemeente van mening is dat, gezien de grote overwaarde, van Inge verwacht kan worden dat zij haar woning verkoopt waardoor zij geruime tijd zelf in haar levensonderhoud kan voorzien. 

Elders eigen woning 

De hiervoor genoemde regels van art. 50 Pw gelden alleen als de eigen woning door de cliënt zelf wordt bewoond. Als dit niet het geval is (de cliënt woont bijvoorbeeld in een huurwoning en heeft elders in Nederland of in het buitenland een woning in eigendom), dan wordt de overwaarde in de eigen woning als ‘gewoon’ vermogen beschouwd, waarbij de gebruikelijke vermogensvrijlatingsregels gelden (zie hoofdstuk 8 Inkomen en vermogen). Bij een totaal vermogen (inclusief de overwaarde van die woning) van meer dan de vermogensgrens wordt de aanvraag afgewezen. Als de cliënt de woning nog niet direct kan verkopen, dan kan er bij wijze van uitzondering tijdelijk bijstand worden toegekend in de vorm van een geldlening (op grond van art. 48 lid 2 onder a Pw). 

Voorbeeld 

Pietro vraagt een uitkering voor levensonderhoud aan in zijn woonplaats Alkmaar. Pietro woont in een huurhuis. Hij heeft daarnaast ook nog een eigen woning in Iseo (Italië). De overwaarde in deze woning is € 35.000. De gemeente wijst de aanvraag van Pietro af vanwege de aanwezigheid van het vermogen in de woning dat meer is dan het vrij te laten vermogen. 

Bijzondere bijstand 

In art. 50 lid 2 Pw wordt alleen gesproken over algemene bijstand. Dit houdt in dat deze regels niet van toepassing zijn op bijzondere bijstand. Als een gemeente bijzondere bijstand wil verstrekken en er een overwaarde is van meer dan € 63.900, dan kan dit niet in de vorm van een geldlening die gebaseerd is op art. 50 Pw. Als er in zo’n situatie bijstand wordt verstrekt, kan dat alleen om niet of als geldlening als dat op grond van een ander artikel uit de Pw mogelijk is, bijvoorbeeld art. 48 of 51 Pw. Er is dan een andere grond voor het verstrekken van een geldlening (bijvoorbeeld bij het verstrekken van bijzondere bijstand voor de aanschaf van een wasmachine). 

Hertaxatie

Een gevestigde KH kan in de loop der tijd worden gewijzigd, bijvoorbeeld als de woning sterk in waarde is gestegen. 

Ook als er bij een eerste beoordeling van het recht op uitkering de bijstand niet als geldlening (met KH) is verstrekt kan de gemeente op een later tijdstip alsnog (vanaf de latere datum) overgaan tot het verstrekken van de bijstand als geldlening (en een KH vestigen). Dit kan zowel als er nog geen KH is gevestigd als ook als er al wel een KH is gevestigd, maar dit als gevolg van de waardestijging van de woning voor een hoger bedrag moet.

Terugbetaling geldlening bij eigen woning 

Over de wijze van terugbetaling en de hoogte van de terug te betalen bedragen stelt elke gemeente eigen regels vast. 

  • een gemeente kan er bijvoorbeeld voor kiezen dat terugbetaling van de hoofdsom en eventueel verschuldigde rente plaats moet vinden: 

  • bij beëindiging van de bijstandsverlening of 

  • bij beëindiging van de bewoning door cliënt of 

  • bij verkoop van de woning. 

Medewerking cliënt 

De cliënt is verplicht medewerking te verlenen aan alles wat nodig is voor het vestigen van de KH (bijvoorbeeld meewerken aan het vestigen van een hypotheek bij de notaris), onder andere het vaststellen van de waarde van de woning. Doet hij dit niet, dan wordt de aanvraag afgewezen en is de gemeente bevoegd reeds (als voorschot) verstrekte bijstand terug te vorderen. 

Minimumbedrag bijstand 

Ongeacht de overwaarde in een eigen woning wordt de bijstand niet in de vorm van een geldlening verstrekt als de te verstrekken bijstand op jaarbasis naar verwachting minder bedraagt dan het nettominimumloon per maand zoals dat geldt voor een echtpaar (art. 50 lid 2 Pw). 

Voorbeeld 

Sjaak vraagt op 1 februari een Pw-uitkering aan. Sjaak heeft een eigen woning met een overwaarde van € 81.000. Sjaak vraagt een aanvullende uitkering aan, omdat zijn inkomen op maandbasis € 50 minder is dan bijstandsniveau. Aan Sjaak wordt een aanvullende Pw-uitkering toegekend. Deze uitkering wordt, ondanks de overwaarde van € 81.000, niet als geldlening verstrekt, omdat de te verstrekken bijstand op jaarbasis (€ 600) minder bedraagt dan het nettominimumloon (bijv. € 2.000 per maand). 

Kosten vestigen KH 

Voor wiens rekening de kosten voor het vestigen van een KH (taxatie, notaris, en dergelijke) komen, mag de gemeente zelf bepalen. Sommige gemeenten laten deze kosten voor rekening van de cliënt komen. Er zijn daarentegen ook gemeenten die bijzondere bijstand voor deze kosten aan de cliënt toekennen. 

Woonwagen/woonboot
 

In de Pw (art. 3 lid 6) is bepaald dat ook een woonwagen en een woonschip als woning worden beschouwd en hierop dus ook de regels van art. 50 Pw van toepassing zijn. Dus ook bij een aanvrager van een bijstandsuitkering die in het bezit is van een woonwagen of woonschip geldt dat bij een overwaarde van meer dan € 63.900 de gemeente verplicht is de bijstand te verstrekken in de vorm van een geldlening. Bij een woonwagen en woonschip kan ook een KH worden gevestigd.