Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Een aanvraag moet voor het tijdstip of tijdvak waarop deze betrekking heeft worden ingediend. De bijstand gaat volgens art. 44 lid 1 Pw in beginsel niet eerder in dan de dag waarop de cliënt zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.

Bijstandsverlening met terugwerkende kracht is als uitgangspunt niet mogelijk. Het behoort tot ieders eigen verantwoordelijkheid om aanspraken op bijstand tijdig door middel van het indienen van een aanvraag geldend te maken. Alleen als sprake is van bijzondere omstandigheden kan het gerechtvaardigd zijn om bijstand te verlenen met ingang van een datum gelegen voor de datum van melding.

Hiervan is sprake als de cliënt de te late melding vanwege de bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden verweten.

Indien er achteraf een geschil ontstaat over de exacte datum van de melding, dan is het aan de cliënt om voldoende aannemelijk te maken dat hij zich al op een eerdere datum heeft gemeld dan die waarvan de sociale dienst bij haar besluitvorming is uitgegaan.

Voorbeeld

Ab (34) is vanaf 3 juni werkloos. Ab vraagt pas op 10 juli Pw-uitkering aan. De sociale dienst is dan ook voornemens aan Ab een uitkering toe te kennen ingaande 10 juli. Ab geeft aan het hier niet mee eens te zijn, omdat hij een uitkering vanaf 3 juni wil hebben. Hij heeft naar eigen zeggen al op 3 juni bij de gemeente gemeld dat hij een uitkering aan wilde vragen, maar zegt dat er toen door de gemeente schijnbaar geen aantekening is gemaakt van zijn melding. Het is nu aan Ab om aan te tonen dat hij zich daadwerkelijk al op 3 juni bij de gemeente heeft gemeld. Als hij hier niet toe in staat is, zal de sociale dienst 10 juli als ingangsdatum van zijn uitkering aanhouden.

Als een cliënt de te late melding niet verweten kan worden, kan er door de gemeente, in afwijking van de algemene regel, bijstand met terugwerkende kracht worden verleend. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een vreemdeling die met terugwerkende kracht een verblijfsvergunning wordt toegekend. Als de vreemdeling aannemelijk maakt dat hij gedurende de periode waarop de terugwerkende kracht betrekking heeft niet in zijn kosten van het bestaan heeft kunnen voorzien en dat derden feitelijk in die kosten hebben voorzien en hij om die reden een reële schuld (lening) met een daadwerkelijke, concrete terugbetalingsverplichting heeft, kan er met terugwerkende kracht een uitkering worden toegekend (naar omvang van de lening) (zie CRvB 5 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3213).

Sommige gemeenten kennen met terugwerkende kracht uitkering toe als een cliënt zich later meldt omdat hij eerst heeft geprobeerd een beroep te doen op een voorliggende voorziening (bijvoorbeeld een WW-uitkering). Volgens vaste jurisprudentie van de CRvB is het later melden vanwege een afwijzing van een voorliggende voorziening echter geen reden om bijstand met terugwerkende kracht te verlenen. Als gemeenten dit wel doen is er sprake van buitenwettelijk begunstigend beleid.

Voorbeelden van omstandigheden die niet als reden voor bijstand met terugwerkende kracht worden geaccepteerd zijn:

  • onbekendheid met de wet- en regelgeving;

  • onduidelijk foldermateriaal;

  • onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal;

  • vergeten tijdig een aanvraag in te dienen;

  • studiefinanciering doorgelopen terwijl studie al was beëindigd.

Voorbeeld

Henk (27) is op 1 juli afgestudeerd. Henk probeert actief werk te vinden. Als dat op

12 augustus nog niet is gelukt, meldt hij zich voor een Pw-uitkering. Henk vraagt met terugwerkende kracht vanaf 1 juli een uitkering aan. De sociale dienst besluit echter aan Henk een uitkering toe te kennen vanaf 12 augustus, zijnde zijn meldingsdatum. De sociale dienst ziet geen redenen om in afwijking van de algemene regel dat bijstand niet eerder ingaat dan de dag van melding, eerder bijstand toe te kennen.

Voorbeeld

Manon (35) heeft zes jaar gewerkt bij de plaatselijke groenteboer. Per 1 juni wordt ze ontslagen na een ruzie met haar chef. Manon vraagt op 1 juni een WW-uitkering aan. Tot haar schrik krijgt ze op 22 juni bericht dat haar aanvraag voor een WW-uitkering vanwege verwijtbare werkloosheid wordt afgewezen. Nog dezelfde dag vraagt ze een Pw-uitkering aan. Ondanks dat ze pas op 22 juni heeft aangevraagd, kent de gemeente aan haar een Pw-uitkering toe vanaf 1 juni (waarbij er wel een maatregel moet worden overwogen in verband met eventuele verwijtbare werkloosheid). Haar gemeente kent het beleid dat in dit soort gevallen bijstand met terugwerkende kracht kan worden toegekend. Omdat er formeel geen reden is voor toekenning met terugwerkende kracht, is hier sprake van zogenoemd ‘buitenwettelijk begunstigend beleid’.

Voorbeeld

Zie het voorgaande voorbeeld. Manon meldt zich nu niet direct na de afwijzing van de WW-uitkering, maar pas op 10 juli (reden: ze wist niet dat ze zich direct moest melden). In deze situatie kan de sociale dienst ervoor kiezen aan haar met terugwerkende kracht bijstand toe te kennen over de periode van 1 juni tot 22 juni (tot 22 juni treft haar geen verwijt, omdat ze toen in afwachting was van de WW-beslissing). Dat zij zich daarna pas op 10 juli heeft gemeld, kan haar wel worden verweten. Over de periode van 22 juni tot 10 juli kan de sociale dienst besluiten geen uitkering toe te kennen. Vanaf 10 juli bestaat weer recht op uitkering. Het toekennen van uitkering over de periode van 1 juni tot 22 juni is ‘buitenwettelijk begunstigend beleid’.

Als een verzoek om bijstand met terugwerkende kracht wordt afgewezen, gebeurt dit door in de beschikking te stellen dat het recht op uitkering niet eerder ingaat dan vanaf de meldingsdatum en dat het tot de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt behoort om door middel van een tijdige aanvraag de aanspraak op bijstand veilig te stellen en dat de gevolgen van het niet tijdig aanvragen voor eigen rekening van cliënt dienen te blijven (art. 44 lid 1 Pw).

In de rechtspraak speelt toetsing aan het evenredigheidsbeginsel (belangenafweging) een steeds prominentere rol (zie hoofdstuk 17 Beschikking en rechtsbescherming). Als uitgangspunt is dit alleen van toepassing als de gemeente ten aanzien van de wettelijke bepaling ook beoordelingsruimte heeft (discretionaire bevoegdheid).

Bij het vaststellen van de ingangsdatum is sprake van een dwingende bevoegdheid. In art. 41 lid 1 Pw staat: “ … wordt de bijstand toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.”

Gelet op de dwingende bepaling van dit artikel heeft de gemeente als uitgangspunt niet de bevoegdheid om hiervan af te wijken. 

In de praktijk komt het voor, met name bij bijzondere bijstand, dat er wel bijstand met terugwerkende kracht wordt toegekend. In dat geval is er sprake van buitenwettelijk begunstigend beleid. In de situatie dat iemand één dag te laat had aangevraagd, heeft de rechter toch het evenredigheidsbeginsel toegepast en bepaald dat de gemeente wel de bijstand moest toekennen (zie rechtbank Gelderland 19 januari 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:257, en/of rechtbank Oost-Brabant 30 mei 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:2646).