Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Doorbetaling vaste lasten 

Als iemand langere tijd in een ziekenhuis of inrichting moet verblijven, dan wordt de uitkering aangepast naar de norm zak- en kleedgeld (art. 23 Pw). Deze uitkering is niet toereikend om ook de woning aan te houden. Om dit wel mogelijk te maken kan voor deze kosten bijzondere bijstand worden verstrekt. Er zijn ook gemeenten die, als iemand in detentie zit, de woonlasten doorbetalen. Wettelijk gezien is dat niet toegestaan omdat iemand die gedetineerd is, wordt uitgesloten van het recht op bijstand (art. 13 lid 1 Pw). Als er dan toch bijstand wordt verstrekt, is er sprake van buitenwettelijk begunstigend beleid. 

Kosten inrichting/huisraad 

De kosten voor inrichting van de woning en huisraad behoren uit het reguliere inkomen te worden betaald. Als uitgangspunt is hiervoor dus geen bijzondere bijstand mogelijk. Er kunnen zich echter bijzondere omstandigheden voordoen waardoor er toch bijzondere bijstand wordt verstrekt. Dit is bijvoorbeeld het geval als er sprake is van een echtscheiding, waarbij beide ex-partners alleen maar schulden hebben. De bestaande inboedel wordt dan gedeeld door twee, waarna ieder dus slechts over een halve inboedel beschikt. De echtscheiding maakt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden en gelet op de schulden zijn er ook geen financiële mogelijkheden om de andere helft van de benodigde inboedel aan te schaffen. Als dit probleem niet kan worden opgelost door middel van een lening bij de gemeentelijke kredietbank, is er bijzondere bijstand mogelijk (waarbij de bijstand voor duurzame gebruiksgoederen eventueel in de vorm van een geldlening kan worden verstrekt). 

Voor de vaststelling van de hoogte van de bijstand kan de gemeente bedragen of richtprijzen vaststellen waarmee de aanvrager geacht wordt de goedkoopste adequate voorziening te treffen. Als de aanvrager dit bedrag niet toereikend acht is het aan deze om dat aannemelijk te maken (zie CRvB 23 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1533). 

Vloerbedekking 

Voor de kosten van vloerbedekking gelden dezelfde uitgangspunten als voor de kosten van inrichting en huisraad. Op de vraag of bij vloerbedekking sprake is  
van een duurzaam gebruiksgoed wordt in de jurisprudentie wisselend geantwoord. Volgens de uitspraak van de CRvB van 25 augustus 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:2851) is dat niet het geval. Hierbij wordt echter verwezen naar de uitspraak van de CRvB van 17 februari 2004 (ECLI:NL:CRVB:2004:AO3928) waarin juist wordt bepaald dat er bij vloerbedekking wel sprake is van een duurzaam gebruiksgoed. Aangezien er meerdere uitspraken bestaan waarin wordt verklaard dat er bij vloerbedekking wel sprake is van een duurzaam gebruiksgoed, wordt dit als het juiste antwoord beschouwd (zie bijvoorbeeld ook de uitspraak van de CRvB van 1 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9181). Om die reden kan de bijstand voor deze kosten op grond van art. 51 Pw als geldlening worden verstrekt. 

Verhuiskosten
 

De kosten van een verhuizing behoren uit het reguliere inkomen te worden betaald. Als uitgangspunt is hiervoor dus geen bijzondere bijstand mogelijk. Doorgaans is de verhuizing gepland en te voorzien, en wordt men geacht hiervoor te reserveren. 

Als sprake is van medische en sociale urgentie voor de verhuizing maar die urgentie al twee jaar bestaat op het moment van de aanvraag, dan komen de kosten niet voor vergoeding door middel van de bijzondere bijstand in aanmerking, omdat er geen sprake is van een onvoorziene en plotselinge verhuizing op grond waarvan belanghebbende niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten (zie uitspraak CRvB 25 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2862). 

Er kunnen zich echter bijzondere omstandigheden voordoen waardoor deze kosten niet waren te voorzien en wel noodzakelijk zijn. In een dergelijke situatie is bijzondere bijstand mogelijk. 

Voorbeeld 

Patty werd mishandeld door haar partner waardoor ze haar woning is ontvlucht. Inmiddels heeft zij een nieuwe woning gevonden. Na bemiddeling door de politie is overeengekomen dat zij de helft van de inrichting mag ophalen. Gelet op de bijzondere omstandigheden van deze situatie kan er, in afwijking van de hoofdregel, voor deze verhuiskosten wel bijzondere bijstand worden verleend. 

Als iemand om medische redenen moet verhuizen, dan geldt de Wmo 2015 als een voorliggende voorziening en bestaat er als uitgangspunt geen recht op bijzondere bijstand (zie uitspraak CRvB 10 februari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:322). 

Woonkostentoeslag
 

De Wht (Wet op de huurtoeslag) geldt als een voorliggende voorziening die passend en toereikend wordt geacht. Dit betekent dat er als uitgangspunt geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor woonkosten. 

Dit geldt ook voor de situatie als er geen recht op huurtoeslag bestaat omdat de partner niet rechtmatig in Nederland verblijft. Volgens de CRvB is dit het gevolg van een bewuste keuze van de wetgever om degene met een partner die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, in verband met de koppelingswet, geen huur- en zorgtoeslag toe te kennen. Op grond van art. 15 lid 1 tweede volzin bestaat er dan ook geen recht op bijzondere bijstand. Als voor deze kosten wel bijstand wordt verleend is er sprake van buitenwettelijk begunstigend beleid (zie CRvB 28 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2492 en CRvB 6 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1618). 

Op de regel dat geen bijzondere bijstand mogelijk is voor woonkosten gelden drie uitzonderingen: 

  • als er sprake is van woonkosten voor een eerste gebroken maand; 

  • als er sprake is van huur boven de maximale huurtoeslaggrens; en 

  • als er sprake is van woonkosten die zijn verbonden aan de eigen woning. 

Woonkosten voor een eerste gebroken maand 

Voor woonkosten verbonden aan de eerste gebroken maand is geen huurtoeslag mogelijk. In de jurisprudentie is bepaald dat de Wht voor die situatie niet geldt als een voorliggende voorziening die passend en toereikend is en ook dat er geen sprake is van een bewuste keuze van de wetgever om in een dergelijke situatie geen huurtoeslag te verstrekken. Om die reden is in deze situatie wel bijzondere bijstand mogelijk (zie CRvB 10 december 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2771). 

Huur boven de maximale huurtoeslaggrens 

Als de huur hoger is dan de maximale huurtoeslaggrens (€ 879,66 per maand vanaf 1 januari 2024), bestaat er geen recht op huurtoeslag. 

Zolang het inkomen voldoende hoog is om de huurlasten te kunnen betalen, is dat geen probleem. Echter, als dat inkomen door omstandigheden wegvalt (bijvoorbeeld door scheiding of werkloosheid), dan kan het zijn dat het inkomen niet meer toereikend is om de woonlasten nog op te brengen. Gelet op de hoogte van de huur, bestaat er dan nog steeds geen recht op huurtoeslag. In de praktijk wordt er dan bijzondere bijstand verstrekt omdat de kosten onvermijdelijk zijn, niet uit het reguliere inkomen betaald kunnen worden en voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De voorwaarde is dan wel dat men zo snel mogelijk moet omzien naar andere en goedkopere woonruimte. De bijzondere bijstand wordt alleen betaald voor de periode die nodig is om deze goedkopere woonruimte te vinden. Als blijkt dat er sprake is van te weinig inspanning om een andere woning te verkrijgen, kan de bijzondere bijstand worden beëindigd. Aangezien de Wht ook voor deze situatie als een voorliggende voorziening geldt, bestaat er op grond van art. 15 Pw geen recht op bijstand. Het verstrekken van bijstand in een dergelijke situatie wordt daarom aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid (zie CRvB 24 juni 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2171). 

Voorbeeld 

Kirsten en Lars huren een woning voor € 900 per maand. Door de hoge huurprijs komen zij niet in aanmerking voor huurtoeslag. Zij beschikken echter beiden over een inkomen waardoor de betaling van de huur geen probleem is. Kirsten is zwanger en verwacht binnenkort haar eerste kindje. Lars ziet dit echter niet zitten en verlaat Kirsten. Kirsten moet nu alleen de hoge woonlasten betalen. Haar inkomen is echter niet toereikend en zij heeft ook geen recht op huurtoeslag. Zij vraagt daarom voor haar woonlasten bijzondere bijstand aan. Gelet op de bijzondere omstandigheden wordt deze toegekend met de verplichting dat zij zo spoedig mogelijk moet omzien naar goedkopere woonruimte en deze ook moet accepteren als deze aangeboden wordt. Doordat haar inkomen € 200 hoger is dan de voor haar geldende bijstandsnorm wordt dit bedrag als draagkracht in mindering gebracht op de toe te kennen woonkostentoeslag. 

Woonkosten eigen woning 

Voor woonlasten die zijn verbonden aan een eigen woning geldt de Wht niet als een voorliggende voorziening. Er is immers geen sprake van huur. Als de woonlasten hoger zijn dan waar de bijstandsnorm in voorziet kan er recht op woonkostentoeslag bestaan. 

Voor de vaststelling van de woonlasten bij een eigen woning wordt met de volgende componenten rekening gehouden: 

  • de rente van de hypotheek (of andere lening die is aangegaan voor de woning); 

  • rioolrecht; 

  • eigenaarsdeel waterschapslasten; 

  • opstalverzekering; 

  • OZB (onroerendezaakbelasting); 

  • (bedrag voor onderhoud). 

Ten aanzien van de rente geldt dat: 

  • alleen de rente voor de woonlasten meetelt (en de eventuele aflossing niet); 

  • de voorlopige belastingteruggave in mindering mag worden gebracht op de totale woonkostentoeslag (zie CRvB 15 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2384); en 

  • alleen de rente in aanmerking wordt genomen die betaald moet worden voor de lening die bestemd is voor de woning. Stel dat destijds een gedeelte van de hypotheek is gebruikt voor consumptiegoederen (bijvoorbeeld voor de aanschaf van een auto of een caravan), dan telt de rente over dat deel van de lening niet mee voor de woonlasten. 

De kosten voor onderhoud van de woning hebben altijd onderdeel uitgemaakt van de berekening van de woonkosten. De CRvB heeft in haar uitspraak van 23 maart 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BL8817) echter bepaald dat de kosten die verband houden met groot onderhoud van de eigen woning, behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die, behoudens bijzondere omstandigheden, uit het reguliere inkomen moeten worden bestreden omdat in beginsel iedere woningeigenaar met de kosten wordt geconfronteerd. Voor zover de gemeente deze kosten nog steeds meeneemt in de berekening van de woonkostentoeslag is er sprake van buitenwettelijk begunstigend beleid. 

Het totaal van deze kosten zijn de woonlasten. Op grond van deze woonlasten wordt een berekening gemaakt die gelijk is aan de huurtoeslag. Op deze manier wordt de hoogte van de woonkostentoeslag gelijk aan de huurtoeslag die zou zijn ontvangen als het huurlasten waren geweest. 

Als de totale woonlasten hoger zijn dan de maximale huurtoeslaggrens, dan kan de gemeente bepalen dat de woonkostentoeslag maar voor een beperkte periode wordt toegekend met de verplichting om de eigen woning te verkopen en om te zien naar goedkopere woonruimte. 

Kosten vestiging krediethypotheek 

Als mensen een beroep doen op bijstand en een eigen woning bezitten, dan kan er sprake zijn van een dusdanige overwaarde dat de bijstand als geldlening wordt verstrekt (art. 50 Pw). Deze bepaling geldt overigens alleen voor de algemene bijstand en niet voor de bijzondere bijstand (art. 50 lid 2 Pw). Als zekerheidstelling kan de gemeente eisen dat er een krediethypotheek wordt gevestigd. De krediethypotheek geeft de gemeente de zekerheid dat als de woning wordt verkocht, zij het geld ontvangt ter aflossing van de geldlening. Voor de kosten van de vestiging van een krediethypotheek is bijzondere bijstand mogelijk. Voor meer informatie over bijstand en eigen woning, zie hoofdstuk 9 Vormen van bijstand. 

Waarborgsom 

Bij het aanvaarden van een huurwoning moet men vaak een waarborgsom betalen. Als uitgangspunt behoort men hier zelf in te voorzien. Als men de woning verlaat en er is geen schade of anderszins sprake van schulden, dan wordt de waarborgsom ook weer terugbetaald door de verhuurder. Als de verhuizing noodzakelijk is en men zelf niet over voldoende middelen beschikt om de waarborgsom te betalen en daarvoor ook geen lening kan krijgen bij de gemeentelijke kredietbank, dan is voor deze kosten bijzondere bijstand mogelijk. Deze bijstand kan dan in de vorm van een geldlening worden verstrekt. 

Voorbeeld 

Carla is met haar jonge kinderen gevlucht uit de echtelijke woning. Na een kort verblijf in de crisisopvang krijgt zij een woning aangeboden. Aangezien zij onvoldoende middelen heeft om onder meer de waarborgsom te betalen, kan zij hiervoor bijzondere bijstand ontvangen. De gemeente mag deze bijstand dan in de vorm van een geldlening verstrekken (art. 48 lid 2 Pw).