Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

In art. 58 lid 2 Pw is bepaald in welke situaties de bijstand kan worden teruggevorderd. 

Bevoegdheid tot terugvordering
 

In onderstaande situaties kan de bijstand worden teruggevorderd: 

  • De bijstand is ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleend, maar er is geen sprake van schending van de informatieplicht. Ook in deze situaties wordt de uitkering eerst herzien (art. 54 Pw). Zie verder paragraaf 15.2. 

  • De verplichtingen voortvloeiend uit een verstrekte geldlening worden niet of niet behoorlijk nagekomen. Als bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening, moet deze worden terugbetaald. Als de cliënt niet volgens afspraak betaalt of de bijstand niet heeft besteed aan waarvoor het bedoeld was, worden de verplichtingen niet of niet behoorlijk nagekomen. 

  • De sociale dienst wordt aangesproken als borg. Als een cliënt een lening heeft afgesloten bij de gemeentelijke kredietbank en de sociale dienst staat daar borg voor, dan is dat een zekerheid voor de bank. Als de cliënt de terugbetalingsverplichting niet nakomt, spreekt de bank de sociale dienst als borg aan. De sociale dienst kan het bedrag dat is betaald aan de bank terugvorderen van de cliënt. 

  • De bijstand is als voorschot verleend op grond van art. 52 Pw en nadien is vastgesteld dat er geen recht op bijstand bestaat. 

  • De bijstand is door een fout van de sociale dienst ten onrechte betaald en herziening van de uitkering is niet nodig. Voorwaarde is dat de cliënt in alle redelijkheid had kunnen weten dat hij te veel bijstand heeft ontvangen. Bovendien moet het onverschuldigd betaalde bedrag binnen twee jaar worden teruggevorderd (zie paragraaf 15.5). 

  • De bijstand is anderszins onverschuldigd betaald, waaronder de situatie dat: 

    • bijstand is verleend over een bepaalde periode of met een bepaalde bestemming, terwijl achteraf aanspraak gemaakt kan worden op een voorliggende voorziening of gelden worden ontvangen met het oog op die bestemming. Hierbij kan gedacht worden aan situaties waarin achteraf een andere uitkering met terugwerkende kracht (bijvoorbeeld Wajong of WW) is toegekend en over die periode ook bijstand is verleend; 

    • bijstand is verleend terwijl er middelen waren waarover nog niet kon worden beschikt. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de situaties dat een cliënt een erfenis ontvangt, maar daar pas later feitelijk over kan beschikken. Dat geldt ook in situaties bij een overgang van de erfenis naar de langstlevende echtgenoot. De kinderen zijn vanaf dat moment erfgenaam, maar kunnen nog niet over de erfenis beschikken. 

Voorbeeld 

Boris heeft een lening afgesloten bij een gemeentelijke kredietbank voor de aanschaf van een gedeeltelijke inboedel. Gelet op de bijzondere omstandigheden staat de sociale dienst borg voor de terugbetaling van de lening. Boris komt de aflossingsverplichting niet na, ook niet na een aanmaning. De gemeentelijke kredietbank spreekt de borg (sociale dienst) aan. De sociale dienst betaalt de openstaande schuld aan de gemeentelijke kredietbank en vordert dat bedrag terug van Boris (art. 58 lid 2 onder c Pw). 

Voorbeeld 

Pim en Annelies gaan scheiden. Pim gaat in het buitenland wonen. De uitkering van Annelies wordt aangepast naar die van een alleenstaande. Daarover wordt een beschikking gestuurd. De betaling wordt echter niet aangepast. De sociale dienst komt daar na drie maanden achter. De sociale dienst is niet verplicht om terug te vorderen. Als zij dat doet hoeft het besluit niet te worden herzien omdat de oorspronkelijke beschikking correct is (art. 58 lid 2 onder e Pw). 

Voorbeeld 

Simon ontvangt sinds drie jaar een Pw-uitkering. Zijn ouders zijn een jaar geleden bij een ongeluk om het leven gekomen. De afwikkeling van de erfenis heeft een jaar geduurd. Uiteindelijk ontvangt Simon een bedrag van € 15.000. Dit zijn achteraf ontvangen middelen waar rekening mee moet worden gehouden. De bijstand wordt teruggevorderd vanaf het moment van overlijden ouders voor zover de € 15.000 de vermogensruimte te boven gaat. 

Hieronder een schematische weergave van de grond van terugvordering, gekoppeld aan de vraag of er een herziening of intrekking nodig is en of de terugvordering een verplichting of bevoegdheid is. 


Art. 

Onderwerp 

Herziening nodig? 

Bevoegdheid 

58 lid 1 

Schending inlichtingen 

Ja 

Nee, verplichting 

58 lid 2 sub a 

Ten onrechte bijstand 

Ja 

Ja 

58 lid 2 sub b 

Geldlening 

Nee 

Ja 

58 lid 2 sub c 

Borgtocht 

Nee 

Ja 

58 lid 2 sub d 

Voorschot 

Nee 

Ja 

58 lid 2 sub e 

Fout sociale dienst 

Nee 

Ja 

58 lid 2 sub f 

Latere middelen 

Nee 

Ja