Toelichting pgb
Het pgb is een heel bijzondere leveringsvorm binnen de Wlz en kan worden gezien als het tegenovergestelde van ZIN. Een verzekerde kan ervoor kiezen om alleen in zijn zorgbehoefte te voorzien via een pgb of om naast een pgb zorg in te zetten via een mpt.
Als de verzekerde ervoor kiest om uitsluitend via een pgb in zijn zorgbehoefte te voorzien maakt de verzekerde met een Wlz-indicatie aldus geen gebruik van gecontracteerde zorg. De verzekerde vraagt namelijk aan het zorgkantoor een budget waarmee hij zijn eigen zorg inkoopt. Hiermee kan de verzekerde zelf de zorg regelen. Het zorgkantoor voert, alvorens tot verstrekking van een pgb over te gaan, een gesprek met een verzekerde die in aanmerking wil komen voor een pgb, het zogenoemde bewuste-keuzegesprek. Het bewuste-keuzegesprek is het gesprek dat het zorgkantoor voert met iedere persoon die een pgb aanvraagt om vast te stellen of deze in aanmerking komt voor een pgb.
Het pgb kan één of meer van de volgende vormen van zorg bevatten:
Op de website van ZiNL worden de vormen van zorg binnen de leveringsvormen beschreven: https://www.zorginstituutnederland.nl/Verzekerde+zorg/leveringsvormen-instelling-vpt-mpt-en-pgb-wlz.
verpleging;
persoonlijke verzorging;
begeleiding;
vervoer naar behandeling en/of begeleiding;
schoonhouden van de woonruimte;
logeeropvang.
Indien een verzekerde met een Wlz-indicatie is aangewezen op behandeling kan dit niet via het pgb. Dat laat onverlet dat deze behandeling wel via de Wlz wordt vergoed. In voorkomend geval zal deze via zorg in natura (via een mpt) ontvangen worden.
Bij een pgb is er sprake van het scheiden van wonen en zorg. Nu er geen sprake is van behandeling met verblijf in de instelling, worden de volgende zorgvormen niet vergoed op grond van de Wlz:
geneeskundige zorg van algemene medische aard, niet zijnde paramedische zorg (huisartsenzorg);
psychiatrische zorg (indien de verzekerde op grond van een andere aandoening of beperking toegang tot de Wlz heeft);
farmaceutische zorg;
hulpmiddelen die noodzakelijk zijn in verband met de in een instelling gegeven zorg;
tandheelkundige zorg;
specifieke kleding.
Laatst genoemde vormen van zorg worden vergoed via de zorgverzekering op grond van de Zvw. Dit geldt uiteraard alleen voor zover er sprake is van verzekerde zorg op grond van de Zvw. Zoals eerder in het hoofdstuk opgemerkt kan daarnaast ook een beroep gedaan worden op voorzieningen op grond van de Wmo 2015.
In zowel het Blz als de Rlz zijn nadere regels opgenomen omtrent de uitvoering van het pgb. Op grond van artikel 3.6.7 Blz geldt dat in de Rlz regels gesteld kunnen worden in het belang van een goede uitvoering van het pgb. Deze regels kunnen betrekking hebben op:
de hulp van vertegenwoordiger en beperkingen aan de kring van vertegenwoordigers (zie artikel 5.11 Rlz);
de inhoud, intrekking en wijziging van de beschikking tot verlening en van de beschikking tot vaststelling van het pgb (zie o.a. artikelen 5.9 en 5.12 Rlz);
de verantwoording en de controle (o.a. artikelen 5.16 en 5.18 Rlz);
het budgetplan (zie artikel 5.8 Rlz);
de uitvoering door de SVB van het budgetbeheer inclusief de werkgeverstaken (o.a. artikelen 5.17 en 5.23 Rlz);
de betaling van bijkomende zorgkosten voor zorg zoals bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid Wlz.
Uitzondering zorgprofiel
pgb
Niet elke verzekerde met een Wlz-indicatie mag in zijn Wlz-zorgbehoefte voorzien via een pgb. Art. 5.5 Rlz bepaalt dat een pgb niet wordt verleend aan een verzekerde die op grond van zijn indicatiebesluit is aangewezen op zorgprofiel:
VV Herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging;
LVG Wonen met intensieve behandeling en begeleiding, kleine groep;
LVG Wonen met zeer intensieve behandeling en begeleiding;
LVG Besloten wonen met zeer intensieve behandeling en begeleiding;
LVG Behandeling in een SGLVG behandelcentrum;
GGZ Beveiligd wonen vanwege extreme gedragsproblematiek met zeer intensieve begeleiding, of
op 31 december 2014
Dit was voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wlz, ten tijde dat de AWBZ van toepassing was.
recht had op zorgzwaartepakket 9b VV, 3 LVG, 4 LVG, 5 LVG of 1 SGLVG; of
op grond van zijn indicatiebesluit is aangewezen op zorgprofiel LVG wonen met enige behandeling en begeleiding of LVG wonen met behandeling en begeleiding, tenzij de verzekerde op 31 december 2019 op grond van zijn indicatiebesluit was aangewezen op een van die zorgprofielen en hiervoor een pgb ontving.
Opgemerkt wordt dat de grondslag psychische stoornis aan de zorginhoudelijke toegangscriteria van de Wlz pas op een later moment zijn toegevoegd, te weten per 1 januari 2020. Per die datum kunnen verzekerden met een psychische stoornis vaker dan daarvoor een beroep doen op zorg op grond van de Wlz. Uiteraard geldt er ook voor deze verzekerden dat er sprake moet zijn van een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Via de zogenoemde Wlz-indicatie toetst het CIZ of hieraan wordt voldaan. Zoals uit het voorgaande blijkt zijn op grond van artikel 5.5 Rlz een aantal zorgprofielen uitgesloten van een pgb. Dit betreffen met name zorgprofielen waarvoor geldt dat het wonen en de zorg die geleverd wordt, in het teken van de behandeling staat. Hiervoor geldt dat de behandeling en de overige zorg nauw met elkaar zijn verweven. Indien daar sprake van is kent het CIZ tevens een passend zorgprofiel toe. Voor deze doelgroep zijn per 1 januari 2021 een vijftal nieuwe zorgprofielen ontwikkeld:
GGZ wonen met intensieve begeleiding;
GGZ wonen met intensieve begeleiding en verzorging;
GGZ wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering;
GGZ wonen met intensieve begeleiding en intensieve verpleging en verzorging;
GGZ Beveiligd wonen vanwege extreme gedragsproblematiek met zeer intensieve begeleiding.
Stcrt. 2019, 70431, pag. 23-24.
Daarnaast geldt in de situatie dat een verzekerde een in artikel 5.6 Rlz genoemde indicatie voor een zorgprofiel heeft, dat de mogelijkheid voor een pgb uitsluitend aanwezig is als de verzekerde in kwestie beschikt over een gewaarborgde hulp als bedoeld in artikel 5.11 Rlz. Het voorgaande geldt in de situatie dat een verzekerde over een indicatie beschikt met de volgende zorgprofielen:
VV Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging;
VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg;
VV Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging;
VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op begeleiding;
VG Wonen met begeleiding en intensieve verzorging;
VG Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging;
VG Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering;
VG Besloten wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering;
VG Wonen met begeleiding en volledige verzorging en verpleging, of
GGZ wonen met intensieve begeleiding;
GGZ wonen met intensieve begeleiding en verzorging;
GGZ wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering;
GGZ wonen met intensieve begeleiding en intensieve verpleging en verzorging, of
op 31 december 2014 recht had op zorgzwaartepakket 4 VV, 5VV, 6VV, 7 VV, 4VG, 6VG, 7 VG en 8 VG.
Ook toetst het zorgkantoor door middel van huisbezoeken of de zorgovereenkomst aan de zorgvraag voldoet. De mogelijkheid bestaat om het pgb te weigeren als naar het oordeel van het zorgkantoor het pgb geen verantwoorde invulling van de Wlz-zorg is voor de geïndiceerde verzekerde. De kwetsbaarheid van de verzekerde maakt dat er bij bepaalde zorgprofielen het risico bestaat dat er oneigenlijk gebruik gemaakt wordt van het ontvangen pgb. In die gevallen is een gewaarborgde hulp verplicht gesteld bij het toekennen van een pgb.
De hoogte van het pgb is vastgelegd in de Rlz – meer specifiek in paragraaf 4 – en is uiteraard afhankelijk van de zwaarte van het zorgprofiel en de benodigde zorg.
Budgetplan
De verzekerde die een pgb aanvraagt moet aan de voorwaarden voldoen zoals beschreven in artikel 5.8 Rlz. Een aanvraag voor een pgb moet altijd vergezeld gaan van een budgetplan. Voor het inzichtelijk maken van een budgetplan zijn standaarden ontwikkeld waar de verzekerde gebruik van kan maken. De verzekerde kan hieraan een persoonlijk plan toevoegen. Op grond van artikel 5.8, tweede lid Rlz geldt dat de verzekerde die aan het zorgkantoor een persoonlijk plan wil overhandigen daartoe door het zorgkantoor in staat wordt gesteld gedurende zeven dagen na ontvangst van een volledige aanvraag. Tevens geldt op grond van artikel 5.8, derde lid Rlz dat het zorgkantoor de verzekerde respectievelijk zijn vertegenwoordiger uitnodigt om de aanvraag met het zorgkantoor te bespreken. Dit laatste is het zogenoemde bewuste-keuzegesprek. Tijdens dit gesprek krijgt de verzekerde informatie over de gevolgen die een keuze voor een pgb met zich meebrengen. Tevens biedt dit gesprek het zorgkantoor de mogelijkheid een betere inschatting te maken of eventueel een weigeringsgrond voor het toekennen van het pgb van toepassing is. Daarnaast biedt dit het zorgkantoor ook de mogelijkheid de verzekerde te informeren over andere leveringsvormen en te bespreken of die wellicht beter passen. Met betrekking tot de weigeringsgrond voor het toekennen van een pgb kan gedacht worden aan faillissement of schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van de verzekerde of, als laatstgenoemde nog geen 18 jaar is, van zijn ouder(s) of voogd (zie artikel 5.9 Rlz en artikel 3.3.3, vijfde lid Wlz).
Gewaarborgde hulp
Reeds eerder werd opgemerkt dat in sommige omstandigheden een verzekerde uitsluitend in aanmerking kan komen voor een pgb bij inschakeling van een gewaarborgde hulp. Een gewaarborgde moet niet verward worden met een persoon die de verzekerde wettelijk kan vertegenwoordigen, dit is niet het geval. Dat kan uitsluitend als de gewaarborgde hulp tevens gemachtigde is of anderszins formele bevoegdheden heeft op grond van het BW. De gewaarborgde hulp is een derde die door de verzekerde wordt ingeschakeld met als doel ervoor in te staan dat de verplichtingen die gelden voor de verzekerde omtrent het pgb nageleefd worden. De gewaarborgde hulp moet er dus voor instaan dat de verplichtingen die formeel voor de budgethouder gelden worden nageleefd (artikel1.1 Rlz). Vanuit juridisch oogpunt ligt dit wat genuanceerder. In de toelichting behorend bij artikel 1.1 Rlz wordt aangegeven dat het bij een gewaarborgde hulp bijvoorbeeld gaat om een vertegenwoordiger of een andere derde, die de verzekerde helpt om te voldoen aan de voorwaarden van verlening van een pgb, zoals het voeren van regie over de zorg. Het begrip is ontleend aan de jurisprudentie die mede ten grondslag ligt aan de verleningsvoorwaarden zoals die zijn beschreven in arikel. 3.3.3 Wlz.
Stcrt. 2014, 36917, pag. 67.
In een uitspraak uit 2018 bepaalt de bestuursrechter
ECLI:NL:RBROT:2018:8604.
dat in hetgeen geldt voor de gewaarborgde hulp geen bestuursrechtelijke aansprakelijkheid inhoudt van de gewaarborgde hulp jegens het zorgkantoor. Ook de samenhang met artikelen 5.6 en 5.11 Rlz maakt dit niet anders. Uit de toelichting bij artikel 5.11 Rlz stelt in dit kader dat de verantwoordelijkheid voor de naleving van de verplichtingen omtrent het pgb, evenals de gevolgen bij niet-naleving daarvan, in de eerste plaats rusten op de budgethouder. Die zal ook nog steeds moeten voldoen aan alle verplichtingen die rondom het pgb gelden. De pgb-houder die een derde inschakelt, doet er daarom goed aan zich te vergewissen dat een hulppersoon (of organisatie) die hij inschakelt integer is en ook kan waarborgen dat de budgethouder zal voldoen aan verplichtingen rond het pgb die de budgethouder zonder diens hulp mogelijk niet kan nakomen. In artikel 511 Rlz worden wel eisen gesteld aan de derde, deze zijn afgeleid van de verplichtingen die de verzekerde heeft. Het betreft een afgeleide respectievelijk getrapte eis; van verzekerde wordt nog steeds vereist dat hij in staat is de verplichtingen rondom het pgb na te komen. Dat mag door het inschakelen van derden. Aan de derde wordt dan de eis gesteld dat die ervoor instaat dat de verzekerde de verplichtingen rondom pgb nakomt. Op grond van artikel 5.20 Rlz geldt dat niet naleving van deze eisen kan leiden tot opschorting of intrekking van het pgb.
Stcrt. 2014, 36917, pag. 76.
Zoals hiervoor opgemerkt worden er op grond van artikel 5.11 Rlz voorwaarden gesteld aan de ingeschakelde derde. Deze voorwaarden gelden ook voor andere verzekerden die een derde inschakelen om hen te helpen bij het pgb. Het inschakelen van een gewaarborgde hulp laat onverlet dat de verzekerde zelf aansprakelijk blijft. De verplichtingen ingevolge artikel 5.11 Rlz luiden als volgt:
Art.5.11 Rlz
De verzekerde die gewaarborgde hulp inschakelt verstrekt het zorgkantoor onverwijld:
de naam en het adres van de derde;
een aanduiding van de hulp die zal worden geboden en de hoedanigheid waarin dit door de derde zal plaatsvinden.
De verlening van een persoonsgebonden budget kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de door de verzekerde overeenkomstige het eerste lid ingeschakelde hulp:
1°.bij een eerdere verstrekking van persoonsgebonden budgetten waarbij deze derde als hulppersoon of vertegenwoordiger optrad niet heeft ingestaan voor nakoming van de daaraan verbonden verplichtingen,
2°.blijkens de basisregistratie personen niet beschikt over een woonadres,
3°.zijn vrijheid is ontnomen,
4°.onder de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen valt, dan wel een verzoek tot van toepassing verklaring van die regeling bij de rechtbank is ingediend of deze derde failliet is verklaard, of
5°.anderszins onvoldoende waarborg zal bieden voor het nakomen van de voor de verzekerde aan het persoonsgebonden budget verbonden verplichtingen.
Op verzoek van de verzekerde die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt of van diens vertegenwoordiger, wordt een persoonsgebonden budget verleend aan de organisatie die belast is met de ondertoezichtstelling van de verzekerde of die een reclasseringsmaatregel uitoefent krachtens een uitspraak van de rechter of het Openbaar Ministerie op grond van
artikel 14d
,
artikel 15b, tweede lid
, of
Boek I, Titel VIII A Bijzondere bepalingen voor jeugdige personen van het Wetboek van Strafrecht
.
SVB en Trekkingsrechten
Sinds 2014 wordt het door het zorgkantoor toegekende pgb niet (meer) aan de verzekerde uitgekeerd, maar ter beschikking gesteld aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Nadat het pgb is toegekend en de hoogte daarvan is vastgesteld komt het als trekkingsrecht beschikbaar bij de SVB. De SVB kan alleen tot uitbetaling van declaraties overgaan als er sprake is van een goedgekeurde overeenkomst. De SVB beheert het pgb voor de budgethouders en zorgt voor betaling aan de zorgverleners ingevolge artikel 5.23 Rlz. Dit wordt het ‘trekkingsrecht’ genoemd. Naast regels omtrent budgetbeheer zijn in artikel 5.23 Rlz ook andere taken van de SVB opgenomen zoals toetsing of wordt voldaan aan de door het zorgkantoor gestelde voorwaarden en de overeenkomst(en) die de verzekerde heeft gesloten met zorgaanbieders en/of mantelzorgers, controle op wet- en regelgeving en het faciliteren van verplicht werkgeverschap. De mogelijkheid bestaat dat er werkgeverstaken gelden die door de SVB uitgevoerd worden zoals afdracht loonheffing, premies werknemersverzekeringen en werkgeverspremies. In het geval een budgethouder budget moet betalen ingevolge artikel 7:629 BW in verband met een zieke werknemer wordt dit gecompenseerd via de SVB. Het budget dat wordt gecompenseerd heeft uiteraard als doel om vervangende zorg te kunnen inkopen. De verplichting tot doorbetaling bij ziekte geldt uiteraard alleen als er sprake is van werkgeverschap. Hier is niet altijd sprake van, dit is dus afhankelijk van de aard van de overeenkomst zoals die gesloten is tussen de budgethouder en degene die de zorg gaat leveren. Soms kunnen door de budgethouder ook diensten worden gebruikt waarvoor geen overeenkomst is gesloten en waarbij dus individuele declaraties worden ingediend, bijvoorbeeld bij vervoer naar dagbesteding. Uit de declaratie in verband met een arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht zoals bedoeld in artikel 7:400 BW moet blijken hoeveel ondersteuning de verzekerde heeft ontvangen en wat de resultaten waren. Ook moeten de declaraties bepaalde kenmerken bevatten van de declarant waarbij gedacht kan worden aan adresgegevens en Kamer van Koophandel nummer waaruit blijkt aan wie de betaling wordt verricht door de SVB. De SVB mag pas tot betaling overgaan als aan die voorwaarden is voldaan. De voorwaarden in dit kader zijn opgenomen in artikel 5.23, vierde lid Rlz:
de naam van de persoon en (i) het Kamer van Koophandel nummer of (ii) als deze persoon daar niet over beschikt geboortedatum of burgerservicenummer;
de naam van de verzekerde en zijn adres of burgerservicenummer of klantnummer bij de SVB;
het tarief;
specificatie van het overeengekomen resultaat, aantal te betalen uren of dagdelen;
handtekening van de verzekerde of zijn vertegenwoordiger (voor zover het een schriftelijke declaratie betreft.
De SVB gaat in principe binnen 30 dagen tot betaling over tenzij er goede gronden zijn dat dit niet gebeurt, bijvoorbeeld als betaling niet uitgevoerd kan worden. Van dit laatste is onder meer sprake bij een te laat ingediende declaratie.
Bij de verlening van het pgb worden door het zorgkantoor aan de verzekerde in ieder geval de verplichtingen opgelegd die voorvloeien uit artikel 5.18 Rlz, te weten:
het pgb mag alleen gebruikt worden om Wlz-zorg van te laten betalen (zie artikel 5.17, eerste lid Rlz);
de ingekochte zorg is kwalitatief verantwoord;
als de feiten die leiden tot het verstrekken van het pgb wijzigen, moet die wijziging direct worden doorgevoerd in de zorgovereenkomst en de zorgbeschrijving;
de verzekerde is ervoor verantwoordelijk dat een zorgverlener die niet onder het Arbeidstijdenbesluit valt, niet meer dan 40 uur werk per week voor hem verricht;
de betalingen aan de zorgverlener vanuit het pgb worden door de SVB gedaan en niet op een andere manier, tenzij het gaat om kosten van vervoer ingevolge artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel f, Wlz
Art. 3.1.1, eerste lid, onderdeel f, Wlz bepaalt: ‘vervoer naar een plaats waar de verzekerde gedurende een dagdeel begeleiding of behandeling ontvangt’.
waarvoor geen zorgovereenkomst is gesloten;
besteding van het pgb aan een logeeropvang mag alleen binnen de Europese Unie plaatsvinden;
alle omstandigheden en feiten die redelijkerwijs invloed kunnen hebben op de verstrekking van het pgb moeten direct door de verzekerde aan het zorgkantoor worden meegedeeld op verzoek van het zorgkantoor of uit eigen beweging.
Ondersteuning door de SVB van de verzekerde bij het uitvoeren van de werkgeverstaken, zoals eerder genoemd, die betrekking hebben op arbeidsomstandighedenregelgeving, zaakschade en aansprakelijkheid wordt geregeld in artikel 55.23, achtste lid, Rlz.
De verzekerde is overigens op grond van artikel 5.23b Rlz verplicht om aan de SVB op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededelingen te doen van gegevens waarvan hem in redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het budgetbeheer of uitvoeren betalingen ten laste van het pgb.
Zorgovereenkomst
In de praktijk komen er een viertal zorgovereenkomsten voor, te weten een zorgovereenkomst met een instelling, een arbeidsovereenkomst, een zorgovereenkomst van opdracht en een zorgovereenkomst met een mantelzorger. De zorgovereenkomst is het contract dat wordt gesloten tussen de budgethouder en de zorgverlener (in welke vorm dan ook) en op grond waarvan laatstgenoemde zorg verleent ten laste van het pgb van verzekerde. Artikel 3.6.4, eerste lid, Blz bepaalt dat de verzekerde een schriftelijke overeenkomst met iedere zorgaanbieder of mantelzorger die ten laste van zijn pgb zorg wenst te verlenen. De verdere regels die gesteld worden in dit kader worden uitgewerkt in artikel 5.16 Rlz op grond van artikel 3.6.4, derde lid Rlz. De uitzondering van de overeenkomstplicht voor Wlz-kosten geldt voor kosten verbonden aan vervoer naar een plaats waar de verzekerde gedurende een dagdeel begeleiding of behandeling ontvangt (zie artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel f Wlz).
Uit de overeenkomst die de budgethouder heeft gesloten moet blijken welke soort zorgovereenkomst het betreft. De zorgovereenkomsten worden opgesteld volgens de meest recente door de SVB vastgestelde en toepasselijke modelovereenkomsten. Artikel 5.16, tweede lid Rlz bepaalt welke inhoudelijk elementen in ieder geval hierin opgenomen moeten zijn:
Stbld. 2014, 520, pag. 75.
de wijze waarop de zorgaanbieder of mantelzorger voorziet in de zorgbehoefte van de verzekerde;
declaraties voor verleende zorg worden niet betaald als zij niet binnen zes weken na de maand waarin de zorg is verleend bij de verzekerde zijn ingediend;
een declaratie van een zorgaanbieder of mantelzorger bevat een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, het burgerservicenummer en de naam van de zorgaanbieder of mantelzorger, en wordt door de zorgaanbieder of mantelzorger ondertekend;
een declaratie van een zorgaanbieder bevat het Kamer van Koophandel nummer, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het tarief, het aantal te betalen uren, dagdelen of etmalen, en de naam en het adres van de zorgaanbieder ondertekend;
de voorwaarde dat de overeenkomst wordt ontbonden indien de Wlz-uitvoerder de beschikking tot verlening of vaststelling van het pgb intrekt of wijzigt ten nadele van de verzekerde op een aan de zorgaanbieder of mantelzorger te wijten grond. Overigens betekent het feit dat een pgb wordt ingetrokken niet dat de verzekerde zijn recht op zorg verliest, dit zal dan via ZIN geleverd gaan worden.
Alvorens te kunnen declareren moet er sprake zijn van een goedgekeurde zorgovereenkomst, waarbij geldt dat de goedkeuring moet plaatsvinden door zowel het zorgkantoor als de SVB. Goedkeuring door de SVB wordt men name onthouden als er sprake is van strijd met het recht (bijvoorbeeld fiscaalrecht en/of arbeidsrecht) of in verband met strijd met de uitvoerbaarheid. De maximumtarieven voor de verlening van zorg vanuit het pgb gelden zoals bepaald op grond van de Rlz, een en ander geldt op grond van artikel 3.6.5, eerste lid, Blz. Op de site van de SVB is veel informatie te vinden over alle vormen van zorgovereenkomst inclusief modelovereenkomsten.