Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Om bij een aanvraag het recht op uitkering te kunnen beoordelen heeft de sociale dienst gegevens nodig die door de cliënt moeten worden aangeleverd.

De beoordeling van de aanvraag begint met de vraag of de aanvraag ook in behandeling kan worden genomen. Deze beoordeling wordt beheerst door de bepalingen in de Awb.

Uitgangspunt is dat een aanvraag alleen in behandeling kan worden genomen als alle relevante gevraagde gegevens zijn ingeleverd. Als niet alle gevraagde gegevens worden ingeleverd, dan wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om zijn aanvraag aan te vullen met de ontbrekende (niet-ingeleverde) gegevens (aanvultermijn). Mochten de gegevens ook daarna onvoldoende zijn, dan kan de aanvraag buiten behandeling worden gelaten.

Als de gegevens voldoende zijn om de aanvraag in behandeling te nemen, wordt de aanvraag inhoudelijk behandeld. De aanvrager heeft dan op grond van art. 17 Pw de volgende verplichtingen:

  • de inlichtingenplicht (art. 17 lid 1 Pw);

  • de medewerkingsplicht (art. 17 lid 2 Pw);

  • de identificatieplicht (art. 17 lid 3 Pw).

Het voldoen aan deze verplichtingen is nodig omdat de sociale dienst het recht op uitkering moet kunnen vaststellen. Als een cliënt aan één of meerdere van deze verplichtingen niet voldoet, kan dat gevolgen hebben voor de afhandeling van de aanvraag of voor het recht op uitkering.

De gegevens van de cliënt worden door de gemeente gecontroleerd op juistheid. Hierbij kan er gegevensuitwisseling plaatsvinden met andere instanties. Deze controle heet ‘verificatie’ (zie 3.3.4.).

De gemeente is op grond van art. 53a Pw bevoegd om onderzoek te doen naar de juistheid en volledigheid van de door de cliënt verstrekte gegevens.

Ook gelden voor de cliënt vanaf de datum van melding de arbeids- en re-integratieplicht en de plicht tot het verrichten van een door de gemeente opgedragen tegenprestatie (art. 9 lid 1 Pw). Dit houdt onder andere in dat de cliënt ingeschreven moet staan als werkzoekende bij het UWV, verplicht is om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, te aanvaarden en te behouden, mee moet werken aan onderzoeken naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, gebruik moet maken van aangeboden voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling (art. 9 lid 1 onder a en b) en onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden moet verrichten (art. 9 lid 1 onder c). Het niet of onvoldoende voldoen aan deze verplichtingen zal leiden tot een maatregel op de uitkering. Voor verdere uitleg over deze verplichtingen en het opleggen van maatregelen, zie hoofdstuk 11 Verplichtingen en hoofdstuk 13 Maatregel.

Hierna zullen de verplichtingen van art. 17 Pw worden behandeld evenals de verificatie van de gegevens. Ook zal de ingangsdatum van de uitkering en het recht op voorschot tijdens de aanvraagprocedure worden besproken.

Het verstrekken van de benodigde informatie is een plicht van de aanvrager. Deze verplichting staat beschreven in art. 4:2 Awb. De inlichtingenplicht strekt zich alleen uit tot die gegevens (en bewijsstukken) waarover de cliënt redelijkerwijs kan beschikken en die van belang zijn voor het bepalen van het recht op uitkering of van invloed zijn op de arbeidsinschakeling.

Er is een landelijk aanvraagformulier van het UWV dat nog door gemeenten kan worden gebruikt (en dat is ook het formulier dat digitaal op werk.nl staat). Sommige gemeenten gebruiken een eigen aanvraagformulier.

Op het aanvraagformulier moet de cliënt onder andere vragen beantwoorden die betrekking hebben op de persoonsgegevens, de gezinssamenstelling, de woon-/leefsituatie, het verblijfadres, het vermogen, het inkomen en zaken die van belang zijn voor de (her)intreding op de arbeidsmarkt. Bij het invullen van het aanvraagformulier op werk.nl krijgt de aanvrager een lijst op zijn scherm waar op staat welke bewijsstukken hij moet inleveren. De cliënt moet het aanvraagformulier volledig invullen, met DigiD ondertekenen en alle bewijsstukken meesturen.

Om de juistheid en volledigheid van de ingevulde gegevens op het aanvraagformulier aan te tonen, moet de cliënt de verstrekte gegevens zoveel mogelijk voorzien van bewijsstukken. De cliënt wordt, voor zover laatstgenoemde gegevens en bewijsstukken onvolledig zijn, in staat gesteld deze gegevens en bewijsstukken alsnog te verstrekken.

Om voor een uitkering in aanmerking te komen, moet een cliënt in elk geval (van zichzelf en eventuele partner) de volgende (basis)gegevens inleveren of tonen:

  • het aanvraagformulier (volledig ingevuld en ondertekend door cliënt en partner);

  • geldig identiteitsbewijs;

  • een aantal bankafschriften (van alle rekeningen);

  • bewijsstukken van eventueel ander vermogen en schulden.

Afhankelijk van de individuele situatie kunnen er nog aanvullende gegevens nodig zijn voor het bepalen van het recht op uitkering. Voorbeelden hiervan zijn:

  • hypotheekakte en taxatierapport (als cliënt een eigen woning heeft);

  • jaarstukken en uitschrijvingsbewijs Kamer van Koophandel (bij einde zelfstandigheid);

  • ontslagbewijs detentie (bij einde detentie);

  • bewijsstukken inkomsten (bij parttime-inkomsten).

Het kan voorkomen dat de cliënt niet in staat is om de gevraagde bewijsstukken in te leveren en dat deze ook niet meer geproduceerd kunnen worden. Het is dan aan de cliënt om op andere wijze een zo goed mogelijk inzicht te geven in de relevante feiten en omstandigheden.

Bankafschriften

Bij een aanvraag voor een uitkering is de cliënt onder meer verplicht om gegevens en bewijsstukken te verstrekken met betrekking tot inkomsten en vermogen. Het inleveren van bankafschriften is hiervan een belangrijk voorbeeld. Veelal worden bij een aanvraag de afschriften van de bankrekeningen van de laatste drie maanden van de cliënt gevraagd.

De gecontroleerde bankafschriften mogen niet bewaard worden in het dossier met uitzondering van het eerste en het laatste bankafschrift van iedere bankrekening. Uitzondering hierop is als er een concreet vermoeden van fraude is. In dat geval kunnen alle bankafschriften worden bewaard voor de duur van het onderzoek en de duur van het aflopen van de bezwaar- en beroepstermijn.

De cliënt heeft het recht om uitgavenposten (let op: alleen de posten, niet de bijbehorende bedragen) op bankafschriften onleesbaar te maken. Het onleesbaar maken van de uitgavenposten dient te worden gerespecteerd, tenzij deze gegevens echt noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het recht op bijstand. Hiervan is alleen sprake, als er gegronde redenen zijn om inzicht te verkrijgen in het uitgavenpatroon van de cliënt (bijvoorbeeld vanwege het vermoeden van fraude of in het kader van schuldhulpverlening). De cliënt moet in dat geval uitdrukkelijk de uitgavenposten zichtbaar laten.

De inkomsten mogen op de bankafschriften niet onleesbaar worden gemaakt.

Als één of meerdere bankafschriften ontbreken, is het aan de cliënt om zo nodig kopieën van de afschriften bij de bank op te vragen. Als er kosten zijn verbonden aan het verkrijgen van de afschriften, dan komen die voor rekening van de cliënt. De cliënt heeft ook de mogelijkheid de afschriften te laten zien via internetbankieren.

Eenmalige gegevensuitvraag

De eenmalige gegevensuitvraag houdt in dat mensen die zich inschrijven voor werk of een uitkering aanvragen, nog maar één keer hun gegevens hoeven te verstrekken. Als een cliënt bijvoorbeeld bij het UWV zijn opleiding en werkervaring heeft gemeld, hoeft hij die gegevens later niet nog een keer te verstrekken aan de sociale dienst. De Wet eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen (WEU) is hierin bepalend. Doel van de wet is de administratieve lasten voor burgers te verminderen bij het aanvragen van een uitkering en ook bij lopende uitkeringen. Bij het aanvragen van een uitkering mag de gemeente sommige gegevens waarover ze zelf kunnen beschikken op grond van artikel 53a lid 1 Pw niet meer vragen aan de aanvrager en deze is dan ook niet verplicht deze gegevens te verstrekken. De gemeente kan deze gegevens inzien in het voor hen beschikbare Suwinet. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om gegevens van UWV, gemeente (onder andere uitkerings- en BRP-gegevens), SVB, DUO, Belastingdienst en RDW zoals gegevens over de burgerlijke staat, arbeidsverleden, uitkeringsgegevens, kinderbijslag en recht op studiefinanciering.

Bij een lopende uitkering heeft de cliënt nog wel de inlichtingenplicht ten aanzien van de gegevens waarop de eenmalige gegevensuitvraag betrekking heeft. De volgende gegevens zijn opgenomen in de BRP zijn echter uitgezonderd van die inlichtingenplicht aan de sociale dienst:

  • een adreswijziging;

  • het sluiten of eindigen van een huwelijk of geregistreerd partnerschap.

Dit is opgenomen in artikel 4 Regeling uitzondering inlichtingenplicht.

Als de cliënt deze wijzigingen heeft doorgegeven aan de gemeente (BRP) dan hoeft de cliënt deze dus niet nogmaals door te geven aan de sociale dienst. Als de adreswijziging echter ook leidt tot een wijziging in de woonsituatie (bijvoorbeeld cliënt woonde alleen, maar op zijn nieuwe adres woont er iemand bij hem in) dan moet de cliënt dat nog wel doorgeven aan de sociale dienst.

Nauw samenhangend met de WEU is het Digitaal Klantdossier (DKD). Met het DKD kan de burger zijn eigen gegevens online inzien op de site overheid.nl. Het DKD maakt het gemakkelijker voor instellingen hun diensten via internet aan te bieden. Zo kan de cliënt vanuit huis een bijstands- of WW-uitkering aanvragen. De aanvraagformulieren zijn deels ingevuld met gegevens die al over de cliënt bekend zijn. Het wordt met het DKD voor cliënten niet gemakkelijker om een uitkering te krijgen, maar wel om een aanvraag in te dienen.

Meer informatie over de Wet eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen en het DKD is te vinden op de site www.inlichtingenbureau.nl, www.bkwi.nl en www.overheid.nl.