Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:CRVB:2021:510

18 maart 2021

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

18 6623 JW, 19/3486 JW

Datum uitspraak: 3 maart 2021

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 november 2018, 17/7293 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Hulst (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.A.E. Bol, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft het college op 18 juli 2019 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.

Namens appellant heeft mr. Bol hierop gereageerd en nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2021. Namens appellant zijn verschenen zijn vader [naam vader] en mr. Bol. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door C.M.M. van Duyse en G.P.P. Bertram.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellant, geboren op [geboortedatum] 2005, is onder meer bekend met een Autisme Spectrum Stoornis (ASS), type PDD-NOS.

1.2.

Namens appellant hebben zijn ouders zich op 18 oktober 2016 tot het college gewend met een verzoek om jeugdhulp op grond van de Jeugdwet (Jw) wegens het verlopen van de op dat moment geldende indicatie. Appellant heeft verzocht om een persoonsgebonden budget (pgb) waarmee hij begeleiding door zijn ouders wil betalen. Naar aanleiding hiervan heeft consulent S. Zegers onderzoek verricht.

1.3.

Bij besluit van 9 februari 2017, in stand gelaten bij beslissing op bezwaar van 5 december 2017 (bestreden besluit 1), heeft het college de aanvraag op grond van de Jw afgewezen. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat begeleiding door de ouders onvoldoende bijdraagt aan de ondersteuningsbehoefte van het kind. Gespecialiseerde hulpverlening in de thuissituatie kan wel een passende bijdrage bieden.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover hier relevant, het beroep tegen het bestreden besluit 1 gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar met inachtneming van de uitspraak. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het onderzoek van het college niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet, gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1477. Onvoldoende is in kaart gebracht welke problemen appellant precies ondervindt van zijn stoornis(sen). Daarnaast ontbreekt de concrete vaststelling van de aard en omvang van de benodigde hulp. Consulent Zegers, die het onderzoek heeft gedaan, mist bovendien in dit concrete geval specifieke deskundigheid om te beoordelen of en te concluderen dat de hulp die de ouders van appellant hem bieden niet (meer) passend is. Een deskundige/specialist op het gebied van autisme is daarvoor meer aangewezen. Bovendien heeft het college in de bezwaarfase ten onrechte nagelaten informatie in te winnen bij Praktijk Van Waterschoot, hoewel dit bureau sinds maart 2017 op intervalbasis betrokken is bij de begeleiding van appellant. Het college zal alsnog (door een deskundige) nader onderzoek moeten (laten) doen naar de aard en omvang van de voor appellant benodigde hulp, naar de vraag of zijn ouders die zorg kunnen leveren en of de door hen geleverde zorg, gelet op zijn behoefte, passend is dan wel zorg door een professional aangewezen is.

3. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

4. Het college heeft ter uitvoering van de aangevallen uitspraak op 18 juli 2019 een nieuwe beslissing op bezwaar (bestreden besluit 2) genomen. In dat besluit heeft het college de afwijzing van de aanvraag om jeugdhulp gehandhaafd. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat aan Bureau Klim is gevraagd advies uit te brengen over de door de rechtbank geformuleerde onderzoeksvraag, maar dat appellant niet aan onderzoek door dit bureau heeft willen meewerken.

5. Appellant kan zich niet verenigen met bestreden besluit 2. Volgens appellant heeft het college ten onrechte gesteld dat appellant niet heeft willen meewerken aan een nader onderzoek. Het onderzoek door Bureau Klim is onvoldoende onafhankelijk. Het onderzoek moet worden gedaan door een adviseur waarin hij vertrouwen kan hebben.

6. De Raad komt tot de volgende beoordeling

6.1.

Bestreden besluit 2 wordt, gelet op de artikelen 6:19, eerste lid, en 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht mede in de beoordeling betrokken. Ter zitting is komen vast te staan dat de beroepsgronden van appellant uitsluitend nog betrekking hebben op bestreden besluit 2. De beoordeling blijft daartoe beperkt.

6.2.

De beroepsgrond dat appellant en zijn ouders wel hebben willen meewerken aan het door het college gelaste onderzoek slaagt niet. Uit de stukken blijkt dat het college de Stichting Hulst voor Elkaar opdracht heeft gegeven onderzoek te doen overeenkomstig de onderzoeksvragen die geformuleerd zijn in de aangevallen uitspraak en daarbij Bureau Klim in te schakelen als deskundige. Appellant heeft vervolgens een rapport van Praktijk van Waterschoot aan Bureau Klim gestuurd en te kennen gegeven dat met dit rapport voldoende informatie is verstrekt om advies te kunnen uitbrengen. Bureau Klim heeft hierop laten weten het onderzoek niet te kunnen doen met alleen het rapport van Praktijk van Waterschoot en dat een nader onderzoek nodig is naar de situatie van de ouders. Hiervoor dient een afspraak te worden gemaakt. De ouders hebben hier, zoals ter zitting is bevestigd en nader is toegelicht, niet aan willen meewerken, omdat Bureau Klim onnodig verdere diagnostiek bij de leden van het gezin wilde doen om de draagkracht verder in te schatten. De gevolgtrekking kan geen andere zijn dan dat de ouders niet hebben willen meewerken aan het door het college gelaste onderzoek, dat conform de door de rechtbank gegeven opdracht is. Medewerking aan dit onderzoek was redelijkerwijs nodig ter uitvoering van de wet als bedoeld in artikel 8.1.2, derde lid van de Jw. Als gevolg van het niet meewerken heeft het college de behoefte aan jeugdhulp niet kunnen vaststellen.

6.3.

Uit het voorgaande volgt dat het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond zal worden verklaard.

7. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep tegen het besluit van 18 juli 2019 ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé als voorzitter en R.E. Bakker en R.M. van Male als leden, in tegenwoordigheid van D. Bakker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2021.

(getekend) L.M. Tobé

Artikel delen