ECLI:NL:CRVB:2025:1327
Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening Wmo 2015 voor een gesloten buitenwagen. Voor appellant is een scootmobiel voor relatief korte afstanden in combinatie met aanvullend openbaar vervoer (alleen reizend) een passende oplossing voor zijn vervoersprobleem.
Centrale Raad van Beroep 11 September 2025
ECLI:NL:CRVB:2025:1327
text/xml
public
2025-09-11T12:00:19
2025-09-10
Raad voor de Rechtspraak
nl
Centrale Raad van Beroep
2025-09-04
23/3070 WMO15
Uitspraak
Hoger beroep
NL
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2025:1327
text/html
public
2025-09-10T15:08:20
2025-09-11
Raad voor de Rechtspraak
nl
ECLI:NL:CRVB:2025:1327 Centrale Raad van Beroep , 04-09-2025 / 23/3070 WMO15
Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening Wmo 2015 voor een gesloten buitenwagen. Voor appellant is een scootmobiel voor relatief korte afstanden in combinatie met aanvullend openbaar vervoer (alleen reizend) een passende oplossing voor zijn vervoersprobleem.
23/3070 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 september 2023, 22/2020 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 4 september 2025
SAMENVATTING
Deze uitspraak gaat over de vraag of het college de aanvraag van appellant voor een gesloten buitenwagen op grond van de Wmo 2015 terecht heeft afgewezen. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend. De Raad oordeelt dat met een scootmobiel in combinatie met AOV (alleen reizend) een passende oplossing wordt geboden voor het vervoersprobleem van appellant.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. N. Velthorst, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 24 juli 2025. Partijen zijn niet verschenen.
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant, geboren in 1968, is bekend met diverse lichamelijke klachten. In verband hiermee heeft hij op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een gesloten buitenwagen.
1.2.
Bij besluit van 13 juli 2021, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 17 maart 2022 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag van appellant afgewezen. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat een scootmobiel (voor relatief korte reisbewegingen) in combinatie met aanvullend openbaar vervoer (AOV) (voor langere reisafstanden) een adequate oplossing biedt voor de vervoersbeperkingen van appellant. Het college heeft hieraan adviezen van het Indicatie Adviesbureau Amsterdam (IAB) van 12 juli 2021 en 14 maart 2022 ten grondslag gelegd.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft – onder meer – overwogen dat het onderzoek door de artsen van het IAB zorgvuldig is geweest. De artsen van het IAB hebben meerdere adviezen uitgebracht en de overgelegde medische stukken, waaronder een brief van de huisarts van appellant van 7 oktober 2022, bij de beoordeling betrokken. Volgens de rechtbank heeft het college op basis van de adviezen kunnen concluderen dat er geen medische noodzaak bestaat voor een gesloten buitenwagen. De artsen van het IAB hebben erkend dat de pijn bij appellant in zijn rechterhand, arm, zij, been en voet toeneemt door kou. Volgens de artsen van het IAB kan appellant zich hier tijdens het koude seizoen echter op kleden met thermokleding. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college op basis van de adviezen van het IAB terecht geconcludeerd dat appellant geen recht heeft op een gesloten buitenwagen.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Hij heeft zich – onder verwijzing naar de brief van zijn huisarts – op het standpunt gesteld dat hij geen gebruik kan maken van een scootmobiel. Appellant heeft aangevoerd dat hij is aangewezen op een gesloten buitenwagen.
Het oordeel van de Raad
4.1.
De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat het college de aanvraag van appellant voor een gesloten buitenwagen op goede gronden heeft afgewezen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en verenigt zich met het op grond daarvan door de rechtbank gegeven oordeel. De Raad maakt dan ook het oordeel waartoe de rechtbank op grond van deze overwegingen is gekomen tot het zijne. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
4.2.
In de brief van 7 oktober 2022 heeft de huisarts toegelicht dat bij appellant sprake is van een neuropathische therapierefractaire pijnstoornis. Deze aandoening wordt verergerd door koude aanvallen en gaat als gevolg hiervan vaak gepaard met duizeligheidsaanvallen. Volgens de huisarts is een open scootmobiel voor appellant hierdoor (veel) minder geschikt. De artsen van het IAB hebben deze informatie bij de medische beoordeling betrokken en geconcludeerd dat appellant, als gevolg van zijn chronische pijnklachten, beperkte fysieke mogelijkheden heeft. Appellant is daarom aangewezen op een vervoersvoorziening. Verder hebben de artsen van het IAB – met name in een advies van 30 mei 2023 – op inzichtelijke wijze uitgelegd dat het dragen van thermo-isolerende kleding tijdens het koude seizoen een toename van de pijnervaringen in de buitenlucht kan voorkomen. Naar het oordeel van de Raad hebben de artsen van het IAB hiermee overtuigend gemotiveerd dat een scootmobiel in combinatie met AOV (alleen reizend) een passende oplossing kan bieden voor het vervoersprobleem van appellant. De Raad oordeelt dan ook met de rechtbank dat het college de aanvraag voor een gesloten buitenwagen mocht afwijzen.
Conclusie en gevolgen
4.3.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.H. Sanders, in tegenwoordigheid van S. Ploum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 september 2025.
(getekend) K.H. Sanders
(getekend) S. Ploum