Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:GHAMS:2025:1053

Veroordeling voor de opzetheling van een telefoon.

Gerechtshof Amsterdam 25 April 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:GHAMS:2025:1053 text/xml public 2025-04-25T14:51:28 2025-04-22 Raad voor de Rechtspraak nl Gerechtshof Amsterdam 2025-04-17 23-000928-23 Uitspraak Hoger beroep NL Amsterdam Strafrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2025:1053 text/html public 2025-04-25T14:50:47 2025-04-25 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:GHAMS:2025:1053 Gerechtshof Amsterdam , 17-04-2025 / 23-000928-23
Veroordeling voor de opzetheling van een telefoon.

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 23-000928-23

Datum uitspraak: 17 april 2025

TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 maart 2023 in de strafzaak onder de parketnummers 13-025816-23 en 13-104424-21 (TUL) tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1994,

thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van

3 april 2025.

Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van wat de raadsman naar voren heeft gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de politierechter toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:

primair

hij op of omstreeks 25 januari 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een telefoon (merk: Samsung), althans enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

subsidiairhij op of omstreeks 25 januari 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een telefoon (merk: Samsung), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

subsidiairhij op 25 januari 2023 te Amsterdam een telefoon (merk: Samsung) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Hetgeen subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:

opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder subsidiair bewezenverklaarde veroordeeld tot een week gevangenisstraf, met aftrek van het voorarrest.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

De raadsman van de verdachte heeft het hof primair verzocht toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en subsidiair de verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. De raadsman heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de verdachte, die illegaal vreemdeling is, een jaar in vreemdelingenbewaring heeft doorgebracht. De raadsman heeft daartoe een uitspraak overgelegd van de rechtbank Den Haag van 26 januari 2024.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft een telefoon voorhanden gehad onder zodanige omstandigheden, dat hij ten tijde van het voorhanden krijgen heeft geweten dat deze telefoon door misdrijf verkregen was. Door heling wordt geprofiteerd van het misdrijf van een ander en wordt het buitgemaakte goed nog verder aan het zicht van de gedupeerde onttrokken. Het hof is van oordeel dat een straf zoals opgelegd in eerste aanleg passend is.

Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 maart 2025 is hij eerder ter zake van een vermogensdelict onherroepelijk veroordeeld. Het bewezenverklaarde feit is gepleegd in de proeftijd die is opgelegd bij die veroordeling.

Het hof ziet in wat de raadsman heeft aangevoerd over de vreemdelingenbewaring van de verdachte geen aanleiding de verdachte een andere straf op te leggen dan de politierechter heeft gedaan. Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit is toepassing van artikel 9a Sr niet aan de orde.

Het hof heeft ten slotte acht geslagen op de omstandigheid dat in hoger beroep de redelijke termijn voor berechting als bedoeld in artikel 6 EVRM, is overschreden. Op 23 maart 2023 is hoger beroep ingesteld en het hof doet uitspraak op 17 april 2025. Bij de behandeling in hoger beroep is de redelijke termijn overschreden met een maand. Gezien de geringe duur van de overschrijding volstaat het hof met de constatering daarvan.

Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 juni 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een week, met proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.

Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
BESLISSING
Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 juni 2021, parketnummer 13-104424-21, te weten van:

gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.H. Tiemens, mr. R.D. van Heffen en mr. R. van der Heijden, in tegenwoordigheid van

mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van

17 april 2025.

Artikel delen