ECLI:NL:GHAMS:2025:2456
text/xml
public
2025-09-18T16:50:47
2025-09-18
Raad voor de Rechtspraak
nl
Gerechtshof Amsterdam
2025-09-18
200.354.168/01 OK
Uitspraak
Eerste aanleg - meervoudig
NL
Amsterdam
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2025:2456
text/html
public
2025-09-18T16:50:37
2025-09-18
Raad voor de Rechtspraak
nl
ECLI:NL:GHAMS:2025:2456 Gerechtshof Amsterdam , 18-09-2025 / 200.354.168/01 OK
OK; Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen; Wmcz 2018; adviesrecht; verhuizing; vernietiging beslissing LCvV
beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.354.168/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 18 september 2025
inzake
de stichting
STICHTING GEMIVA-SVG GROEP,
gevestigd te Gouda,
VERZOEKSTER,
advocaten: mrs. D.M.A. Oud en T.I. Sipkema, kantoorhoudende te Capelle aan den IJssel,
t e g e n
DE LOCALE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD FRANSEZOOM,
gevestigd te Gouda,
VERWEERSTER,
advocaat: mr. J.M.M. Janssen, kantoorhoudende te Tilburg.
Partijen worden hierna Gemiva en de LMR genoemd.
1Het verloop van het geding
1.1
Gemiva heeft bij verzoekschrift van 28 april 2025 bij de Ondernemingskamer beroep ingesteld van de uitspraak van de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden (LCvV) van 29 januari 2025 (hierna ook: de uitspraak) en verzocht het beroep gegrond te verklaren, de uitspraak te vernietigen en voor recht te verklaren dat het (voorgenomen) besluit om drie groepen van zes cliënten op de locatie Fransezoom te verhuizen niet kan worden gezien als een verhuizing in de zin van artikel 3 in verbinding met artikel 7 lid 1 sub h van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 (Wmcz 2018) en dat Gemiva niet verplicht is om de LMR op voorhand om advies te vragen.
1.2
De LMR heeft bij verweerschrift van 12 augustus 2025 de Ondernemingskamer verzocht het verzoek af te wijzen en de uitspraak van de LCvV te bekrachtigen.
1.3
Het verzoek is behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 4 september 2025. De advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van overgelegde aantekeningen. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt. Partijen hebben de Ondernemingskamer verzocht een beschikking te geven.
2Inleiding, feiten en procesverloop
2.1
Deze zaak gaat over de vraag of de LMR adviesrecht toekomt over een voorgenomen verhuizing binnen de woonlocatie Fransezoom in Nieuwerkerk aan den IJssel (hierna: Fransezoom) onderdeel van de vestiging IJsselhage van zorginstelling Gemiva. Meer in het bijzonder gaat het over de vraag naar de reikwijdte van artikel 7 lid 1, aanhef en onder h, Wmcz 2018. Op grond van deze bepaling stelt de instelling de cliëntenraad in de gelegenheid advies uit te brengen over een door haar voorgenomen besluit inzake een ingrijpende verbouwing, nieuwbouw of verhuizing van een instelling waarin cliënten verblijven.
2.2
Gemiva biedt ondersteuning aan mensen met diverse beperkingen, waaronder lichamelijke beperkingen, niet-aangeboren hersenletsel, verstandelijke beperkingen en ernstige meervoudige beperkingen. De ondersteuning varieert van woonbegeleiding en dagbesteding tot ambulante hulp en logeeropvang. De organisatie is actief in Zuid-Holland en heeft meer dan 200 locaties, waaronder woonlocaties, activiteitencentra en logeerhuizen.
2.3
De vestiging IJsselhage in Nieuwerkerk aan den IJssel is een van de locaties van Gemiva. De vestiging bestaat uit een woonlocatie (Fransezoom) en een dagactiviteitencentrum (IJsselhage). In Fransezoom wonen mensen met een matige tot ernstige verstandelijke beperking of een meervoudige beperking die 24-uurszorg nodig hebben. Fransezoom is gevestigd in een woonwijk en bestaat uit acht gekoppelde twee- onder een kapwoningen. In elke woning zijn zes cliënten gehuisvest. De woningen zijn twee aan twee aan elkaar gebouwd en via een tussendeur binnendoor bereikbaar.
2.4
De LMR is op de voet van artikel 3 lid 4 Wmcz 2018 als cliëntenraad ingesteld voor de locatie Fransezoom.
2.5
Gemiva heeft een medezeggenschapsregeling cliëntenraden locaties opgesteld. Daarin is onder meer bepaald:
“Artikel 13. Bevoegdheden van de cliëntenraad
1. De cliëntenraad is bevoegd om op eigen initiatief te adviseren over alle onderwerpen die van belang zijn voor de locatie(s) waarvoor de cliëntenraad is ingesteld.
2. De zorgaanbieder vraagt de cliëntenraad advies uit te brengen over voorgenomen besluiten over de onderwerpen die in artikel 7 van de Wmcz 2018 zijn genoemd, tenzij op grond van een binnen de zorgorganisatie geldende medezeggenschapsregeling een andere cliëntenraad bevoegd is om advies uit te brengen over het desbetreffende besluit. De cliëntenraad brengt binnen zes weken advies uit, tenzij de cliëntenraad en de zorgaanbieder een andere termijn hebben afgesproken.
(…)
Artikel 14. Rol cliëntenraad bij voorbereiding besluiten
1. Als de zorgaanbieder een besluit voorbereidt over een onderwerp dat is genoemd in lid 2 en dat specifiek betrekking heeft op de locatie(s) voor wie de cliëntenraad is ingesteld, bespreken de zorgaanbieder en de cliëntenraad, bij de start van de voorbereiding van het besluit, welke rol de cliëntenraad daarbij zal hebben. De zorgaanbieder en de cliëntenraad leggen afspraken ter zake vast in het verslag van hun (overleg)vergadering.
2. Het eerste lid is van toepassing bij besluiten over:
a. ingrijpende verbouwing, nieuwbouw of verhuizing; (…).”
2.6
Gemiva heeft een Medezeggenschapsregeling Centrale Medezeggenschaps Raad Gemiva-SVG Groep opgesteld. Daarin is in artikel 13 lid 2 bepaald:
“De Raad van Bestuur vraagt de Centrale Medezeggenschaps Raad advies uit te brengen over voorgenomen besluiten over de onderwerpen die in artikel 7 van de Wmcz 2018 zijn genoemd en die van belang zijn voor meerdere locaties waarvoor een cliëntenraad is ingesteld.”
2.7
Gemiva heeft op 8 april 2024 de LMR op de hoogte gesteld van het voornemen op de locatie Fransezoom een interne verhuizing te laten plaatsvinden, die eruit bestaat dat de bewoners van de woning op huisnummer 10 zouden verhuizen naar de woning op nummer 2, de bewoners van huisnummer 2 naar huisnummer 6 en de bewoners van huisnummer 6 naar huisnummer 10. De in totaal achttien bewoners van drie woningen gaan dus verhuizen en de achttien bewoners van drie woningen krijgen nieuwe buren. De woningen zijn in zoverre niet identiek, dat het gaat om gespiegelde woningen met een andere indeling en tuinligging. De huisraad en medewerkers ‘verhuizen’ mee.
2.8
In de bestaande situatie worden cliënten per woning begeleid door een eigen team.
Gemiva beoogt met de verhuizing dat voortaan door één groter team op twee gekoppelde woningen wordt gewerkt. Een groter team is volgens Gemiva minder kwetsbaar voor uitval en verkleint de kans dat cliënten worden geconfronteerd met onbekende gezichten.
2.9
Bij brief van 22 april 2024 heeft de LMR zich op het standpunt gesteld dat de voorgenomen verhuizing adviesplichtig is op grond van artikel 7 Wmcz 2018. De LMR heeft verschillende vragen gesteld over de voorgenomen verhuizing. Op 8 mei 2024 heeft Gemiva de vragen beantwoord en de achtergrond nader toegelicht.
2.10
Op 21 mei 2024 heeft de LMR ongevraagd advies uitgebracht dat hij als volgt heeft samengevat:
“Stop voorlopig het project interne verhuizing.
Werk alternatieven uit die in de toekomst een structurele kostendekkende exploitatie mogelijk maken.
Betrek de medewerkers en ouders en verwanten (in de vorm van de LMR) vanaf het begin hierbij. Trek samen op.
Start pas met de uitvoering na een gedegen voorbereiding, zoals de financiële onderbouwing, een duidelijke planning, een communicatieplan, een risicoanalyse en inzicht in wat dit voor het welzijn van de cliënten betekent.”
2.11
Bij e-mail van 3 juni 2024 heeft de locatiemanager van Fransezoom geantwoord op openstaande vragen. De voorgenomen verhuizing is besproken in een reguliere overlegvergadering van Gemiva met de LMR op 17 juni 2024. Bij brief van 3 juli 2024 heeft Gemiva aan de LMR geschreven:
“Wij zijn van mening dat we juridisch goed handelen, Zo voldoen wij aan artikel 7 van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz 2018) waarin beschreven staat dat de instelling (Gemiva) de raad (LMR) in gelegenheid stelt advies uitte brengen over het voorgenomen besluit in het geval van een verhuizing.
Bij deze brief is onder andere een sociaal plan gevoegd. (…) Ten aanzien van het sociaal plan vragen we de LMR, conform artikel 8 van de Wmcz, om instemming.
(…) De interne verhuizing van Fransezoom 2-6-10 is naar ons oordeel geen ingrijpende verhuizing, omdat de groepssamenstelling niet verandert, de teams meeverhuizen en de cliënten verhuizen naar een woning op dezelfde locatie die in principe één op één hetzelfde ingericht is. Het is gericht op het effectiever inzetten van deskundigheid op het gebied van de zorgvragen van de cliënten en daarmee het bestendigen van de kwaliteit van zorg, ook voor de toekomst. We gaan ervan uit hierdoor minder inzet van extern personeel te realiseren waarmee we zowel de kwaliteit van zorg als de financiële situatie van de locatie optimaliseren.
Daarom heeft de Raad van Bestuur besloten door te gaan met het proces zoals dat in gang is gezet. We gaan de verwanten en medewerkers op de hoogte stellen van het genomen besluit. Uiteraard vragen we jullie nog altijd mee te denken in de uitvoering ervan. Daarom ontvangen we graag jullie advies ten aanzien van de planning van de verhuizing alsmede jullie reactie op, of instemming met, het voorgelegde sociaal plan.”
2.12
Bij e-mail van 11 juli 2024 heeft de LMR de nietigheid van het besluit ingeroepen op de grond dat het voorgenomen besluit niet ter advisering aan de LMR is voorgelegd.
2.13
De LMR heeft op 22 juli 2024 een verzoekschrift ingediend bij de LCvV. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat Gemiva niet handelt conform de Wmcz 2018 door het besluit over de verhuizingen niet aan de LMR voor advies voor te leggen. Gemiva heeft het verzoek bij verweerschrift van 14 augustus 2024 bestreden.
2.14
In de bestreden uitspraak heeft de LCvV geoordeeld dat de verhuizing binnen het bereik van artikel 7 lid 1 sub h Wmcz 2018 valt, zodat Gemiva de LMR in de gelegenheid dient te stellen voldoende geïnformeerd advies uit te brengen. De LCvV heeft het volgende overwogen:
“In de kern draait de beoordeling van dit geschil om de uitleg van artikel 7 lid 1 sub h Wmcz 2018. Dit artikel bepaalt dat een cliëntenraad van een zorginstelling die erop ingericht is cliënten langdurig te laten verblijven in de gelegenheid dient te worden gesteld advies uit te brengen over "... een ingrijpende verbouwing, nieuwbouw of verhuizing van een instelling waarin deze cliënten verblijven".
(…)
Ten eerste heeft de Zorgaanbieder aangevoerd dat geen sprake is van een adviesrecht omdat deze de verhuizing niet als “ingrijpend” kwalificeert. De commissie stelt vast dat de regels van de Nederlandse taal in het midden laten of het woord “ingrijpende” in het artikellid slechts gelezen moet worden in samenhang met het daaropvolgende woord (verbouwing) of dat dit tevens van toepassing is op de daarna volgende vermeldingen van nieuwbouw en verhuizing. De commissie is van oordeel dat de wetgever hier slechts gedoeld heeft op een “ingrijpende verbouwing”. Dit motiveert zij op verschillende gronden. Ten eerste volgt dit de praktische werkelijkheid nu regulier onderhoud van een pand geregeld niet-ingrijpende verbouwingen kan vergen, zonder dat deze van wezenlijke invloed zijn op het dagelijkse leven van de bewoners. Het is in dat kader wenselijk te achten niet iedere verbouwing onder het adviesrecht te scharen. Dit geldt niet voor nieuwbouw en/of verhuizingen, nu deze in de regel naar hun aard ingrijpend zijn. Daarnaast werd in de voorganger van dit artikel (artikel 3 lid 1 sub c Wmcz) nog gesproken over: “de gehele of een gedeeltelijke opheffing van de instelling, verhuizing of ingrijpende verbouwing;” Daar staat het woord "ingrijpend "ook niet voor verhuizing maar slechts voor verbouwing. Er is geen aanknopingspunt in de Memorie van Toelichting te vinden dat de wetgever met een herschikking van de volgorde ook een inhoudelijke wijziging beoogde door te voeren.
De Zorgaanbieder heeft als tweede verweer aangevoerd dat een verhuizing slechts adviesplichtig is als sprake is van een verhuizing van álle cliënten. Ter zitting is verhelderd dat gedoeld is op de vermelding in de wet van de “verhuizing van de instelling”. Met instelling wordt blijkens de Wmcz 2018 gedoeld op een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Dit artikel kwalificeert de instelling als: “een rechtspersoon die bedrijfsmatig zorg verleent of doet verlenen, een organisatorisch verband van natuurlijke personen die bedrijfsmatig zorg verlenen of doen verlenen, alsmede een natuurlijke persoon die bedrijfsmatig zorg doet verlenen.” De Zorgaanbieder Gemiva kwalificeert op basis van deze definitie als één instelling, met 250 locaties (uitgaande van het kwaliteitsjaarverslag 2023).
De commissie overweegt dat de wetgever met verwijzing naar de definitie van instelling in de Wkkgz niet tot doel kan hebben gehad ‘verhuizingen’ te beperken tot de verhuizing van een instelling als de gehele juridische entiteit. In geval van verhuizing van de statutaire zetel van een instelling of verhuizing van (het adres van) het hoofdbureau, is immers geen sprake van een verhuizing waarbij, zoals de Memorie van Toelichting stelt, “de omgeving waarin de bewoner iedere dag leeft, wordt veranderd.” De instelling als juridische entiteit kan bij de beoordeling van de reikwijdte van het adviesrecht in geval van verhuizing van een woonlocatie dan ook niet het criterium zijn.
Voorts overweegt de commissie dat de invulling van het begrip “verhuizing” uit artikel 7 lid 1 onder h van de Wmcz 2018 niet beperkt kan zijn tot een verhuizing van alle cliënten van een instelling of zelfs geografische verhuizing van alle afzonderlijke locaties van een instelling, nu dit de drempel tot het vragen van advies onaanvaardbaar hoog zou maken. Ook bij een verhuizing van een locatie is immers reeds sprake van een verhuizing waarbij “de omgeving waarin de bewoner iedere dag leeft, wordt veranderd.”
De commissie acht voorts de volgende drie aspecten richtinggevend.
Ten eerste verwijst artikel 7 lid 1 onder h niet slechts naar een verhuizing van een instelling, doch spreekt het nadrukkelijk van een verhuizing van “een instelling waarin deze cliënten verblijven”. Dit geeft aanleiding om bij de toekenning van het adviesrecht aan te sluiten bij de feitelijke verblijfssituatie.
Ten tweede stelt de commissie vast dat de wetgever in andere artikelen van dezelfde wet, artikel 3 en 14 Wmcz 2018, gekozen heeft voor vermelding van ‘locatie’. Dat is in onderhavig artikel niet het geval. Hieruit maakt de commissie op dat niet bedoeld is aan te sluiten bij de norm van (een volledige) locatie voor toetsing of sprake is van een verhuizing in de zin van de wet, nu in dit artikel niet de ‘verhuizing van een locatie’ is vermeld. Gekozen is immers voor “een instelling waarin deze cliënten verblijven”.
Ten derde zoekt de commissie aansluiting bij artikel 6 sub b Wkkgz, dat betrekking heeft op het verrichten van een leefwensenonderzoek bij een verhuizing. Die bepaling is van
toepassing bij een verhuizing van een "accommodatie". Een accommodatie betekent volgens artikel 1 lid 1 Wkkgz: “een door een zorgaanbieder voor het leveren van zorg bestemde ruimte.” Ook dat duidt erop dat de wetgever een verhuizing relevant acht op het niveau dat het de leefwereld van de cliënt beïnvloedt.
Op basis van het voorgaande oordeelt de commissie dat ook de verhuizing van een onderdeel van de instelling, her-locatie van één locatie of verhuizing van een entiteit binnen een locatie vergelijkbaar met een accommodatie, onder de reikwijdte van een verhuizing in de zin van artikel 7 lid 1 onder h Wmcz 2018 kunnen vallen.
In onderhavige kwestie is sprake van een verhuizing van alle bewoners van drie huizen naar andere huizen. Er is geen sprake van individuele verhuizingen en/of verhuizingen op individuele grondslagen; de verhuizing vindt plaats in het kader van de organisatie van de zorg en beleidskeuzes daaromtrent. De commissie acht hierbij van belang dat de
Cliëntenraad in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt dat de verhuizing voor deze
specifiek doelgroep zeer ingrijpend is en het soort verhuizing betreft waarbij ook aspecten als een vroege betrokkenheid van professionals, zoals gedragswetenschappers, van belang is. Dat de huizen visueel zeer gelijkend zijn, cliënten zelf de kleur op de muur mogen kiezen en de feitelijke verplaatsing in aantal meters relatief beperkt blijft, doet hier naar het oordeel van de commissie niet aan af.
Op grond hiervan komt de commissie tot een oordeel dat in dit geval sprake is van een
verhuizing in de zin van artikel 7 lid 1 onder h Wmcz 2018 en dat de Zorgaanbieder de
voorgenomen verhuizing voor advies aan de Cliëntenraad moet voorleggen met inachtneming van artikel 7 lid 3 (tijdig en voldoende onderbouwd).
3Beoordeling
3.1
In artikel 1, aanhef en onder c, Wmcz 2018 is bepaald dat onder instelling wordt verstaan een instelling als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). In de Wkkgz wordt een instelling gedefinieerd als:
“een rechtspersoon die bedrijfsmatig zorg verleent of doet verlenen, een organisatorisch verband van natuurlijke personen die bedrijfsmatig zorg verlenen of doen verlenen, alsmede een natuurlijke persoon die bedrijfsmatig zorg doet verlenen;”
3.2
In artikel 2 lid 1 Wmcz 2018 is bepaald:
“De instelling die erop is ingericht cliënten langdurig te laten verblijven, stelt haar cliënten en hun vertegenwoordigers in de gelegenheid inspraak uit te oefenen in aangelegenheden die direct van invloed zijn op het dagelijks leven van de cliënten.”
3.3
In artikel 3 Wmcz 2018 is onder meer bepaald:
“1. Een instelling stelt een cliëntenraad in die binnen het kader van de doelstellingen van de instelling in het bijzonder de gemeenschappelijke belangen van de betrokken cliënten behartigt (…).
4. (…) Indien een instelling (…) meerdere locaties in stand houdt, is deze instelling verplicht om voor elk van die locaties een cliëntenraad in te stellen (…).
6. Indien meerdere cliëntenraden zijn ingesteld, worden (…) aan een cliëntenraad die de belangen van de cliënten op een bepaalde locatie behartigt, in elk geval de taken en bevoegdheden (…) toegekend met betrekking tot de aangelegenheden die specifiek de cliënten op die locatie raken.”
3.4
In artikel 7 lid 1 Wmcz 2018 is onder meer bepaald:
“1. De instelling stelt de cliëntenraad in de gelegenheid advies uit te brengen over elk door haar voorgenomen besluit inzake:
(…)
h. het algemene huisvestingsbeleid van een instelling die erop is ingericht cliënten langdurig te laten verblijven, alsmede een ingrijpende verbouwing, nieuwbouw of verhuizing van een instelling waarin deze cliënten verblijven (…).”
3.5
In artikel 6 Wkkgz is onder meer bepaald:
“De zorgaanbieder die zorg verleent welke verblijf van de cliënt in een accommodatie gedurende het etmaal met zich brengt, draagt er zorg voor dat:
a. (…);
b. (…) bij het opstellen van een huisvestingsplan voor de lange termijn, een ingrijpende verbouwing, nieuwbouw of verhuizing van een accommodatie, onderzoek wordt gedaan naar de leefwensen van de betrokken cliënten.”
3.6
Gemiva volgt de Governancecode Zorg 2022. In die code is onder meer bepaald:
“1.1. Goede Zorg
De zorgorganisatie biedt zorg van goede kwaliteit, die voldoet aan professionele standaarden en eigentijdse kwaliteits- en veiligheidseisen. De behoeftes, wensen, ervaringen en belangen van de cliënt staan centraal en zijn richtinggevend voor de te bieden zorg. De zorg- en dienstverlening komt tot stand in dialoog en samenwerking tussen zorgverlener en cliënt, waar nodig samen met zijn verwanten en/of naasten.”
Hoofdstuk 3 van de Governance Code Zorg gaat over invloed van belanghebbenden. Daarin is onder meer bepaald (voetnoten verwijderd):
“3.1. Medezeggenschap, invloed en advies
Interne belanghebbenden moeten invloed uit kunnen oefenen op de zorg, dienstverlening en de koers van de zorgorganisatie. Medezeggenschap van cliënten (cliëntenraad), hun verwanten en medewerkers (OR), en advisering en beïnvloeding door professionals is van groot belang voor de koersbepaling van de zorgorganisatie, het bewaken van de maatschappelijke doelstelling van de organisatie en het delen van waarden en normen. Medezeggenschap ligt in het verlengde van het primair proces.
De raad van bestuur is verantwoordelijk voor de inrichting van de medezeggenschap van de zorgorganisatie. Daarbij gelden vanzelfsprekend de wettelijke kaders voor cliënten- en ondernemingsraden. De variatie die te vinden is in de medezeggenschapspraktijk maakt echter duidelijk dat de wettelijke regeling van medezeggenschap via een vertegenwoordigend orgaan een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde is. Een te eenzijdige nadruk op de formele vormvereisten kan leiden tot een ritualisering van de medezeggenschap en laat kansen onbenut voor andere vormen van medezeggenschap.”
3.7
Volgens Gemiva heeft de LCvV ten onrechte geoordeeld dat LMR in de gelegenheid dient te worden gesteld om advies uit te brengen over de voorgenomen verhuizing binnen Fransezoom, omdat deze niet valt onder het bereik van artikel 7 lid 1, aanhef en onder h Wmcz 2018. Daartoe voert zij samengevat het volgend aan.
a. In de Wmcz 2018 wordt een onderscheid gemaakt tussen een instelling en een locatie. Waar de instelling de juridische actor is, vormt de locatie het primaire sociale en zorginhoudelijke referentiepunt voor de cliënt. Een locatie is een concreet functionerende plek waar zorg wordt verleend in de vorm van een verblijf.
Het onderscheid bepaalt mede de reikwijdte van de medezeggenschapsrechten, zo volgt uit artikel 3 lid 4 Wmcz 2018. Indien een aldaar bedoelde instelling meerdere locaties in stand houdt, is de instelling verplicht om voor elk van die locaties een cliëntenraad in te stellen.
b. Het begrip verhuizing duidt een structurele verandering aan van de fysieke plek waar de zorginstelling of locatie is gevestigd. De Wmcz 2018 richt zich uitsluitend op besluiten waarmee de fysieke locatie van de zorgverlening wordt verplaatst; niet elke verplaatsing van cliënten valt onder het begrip verhuizing. Interne verhuizingen binnen één pand of zorglocatie vallen hier niet onder.
c. Er bestaat een onderscheid tussen het individuele recht op inspraak en de collectieve medezeggenschap door middel van cliëntenraden. Het individuele recht op inspraak is neergelegd in artikel 2 Wcmz en 6 Wkkgz, terwijl het recht op collectieve medezeggenschap door middel van cliëntenraden is geregeld in artikel 3 en verder van de Wcmz 2018.
3.8
De LMR heeft, samengevat, het volgende aangevoerd.
a. Gemiva maakt een gekunsteld onderscheid tussen de wettelijke termen instelling en locatie. De term locatie wordt in de Wmcz 2018 gebruikt om te bewerkstelligen dat medezeggenschap zo dicht mogelijk bij de cliënt kan worden gepositioneerd en niet beperkt blijft tot enkel het instellingsniveau van een instelling die over meerdere locaties beschikt. Het is de taak van de zorginstelling om onduidelijkheden in de medezeggenschap te ondervangen in de medezeggenschapsregelingen. Uit de medezeggenschapsregeling cliëntenraden van Gemiva volgt dat de cliëntenraad en Gemiva bij de voorbereiding van een besluit bespreken welke rol de cliëntenraad zal hebben. Daaronder vallen besluiten aangaande een verhuizing. Uit de Medezeggenschapsregeling Centrale Medezeggenschap Gemiva-SVG groep volgt bovendien dat de centrale medezeggenschapsraad enkel advies mag uitbrengen bij een verhuizing wanneer deze van belang is voor meerdere locaties. Nu de centrale medezeggenschapsraad geen advies mag uitbrengen over deze lokale verhuizing, komt de adviesbevoegdheid toe aan de LMR.
b. Met de beoogde verhuizing van personen is eveneens sprake van een wijziging in de basisregistratie personen. Het gaat dan ook niet om een interne kamerwisseling. Anders dan Gemiva betoogt, is het begrip verhuizing in het licht van het doel van de wet en de wetsgeschiedenis ook niet beperkt tot een verhuizing van de volledige instelling of van een zelfstandige locatie.
c. Gemiva trekt een onjuiste conclusie uit het recht op individuele inspraak (artikel 6 Wkkgz en artikel 2 Wmcz 2018). Ingevolge artikel 5 lid 4 Wcmz moet de cliëntenraad de resultaten van de inspraak als bedoeld in artikel 2 Wmcz 2018 betrekken. Dit betekent dat inspraak en advisering naast elkaar bestaan en met elkaar vervlochten zijn.
3.9
De Ondernemingskamer overweegt als volgt.
3.10
Artikel 7 lid 1, aanhef en onder h Wmcz 2018 ziet op een voorgenomen besluit inzake verhuizing van een instelling. In dit geval gaat het echter niet om de instelling Gemiva maar om Fransezoom, een locatie van de instelling Gemiva. Voor deze locatie is de LMR als lokale cliëntenraad ingesteld. Het bepaalde in artikel 3 lid 6 Wmcz 2018 brengt dan mee dat de medezeggenschapsrechten die zien op de locatie Fransezoom worden uitgeoefend door de LMR. Hier zijn partijen het ook over eens.
3.11
Artikel 7 lid 1 onder h Wmcz 2018 heeft blijkens de tekst van het artikel en de wetsgeschiedenis betrekking op besluiten over een verandering van de fysieke omgeving waarin cliënten van de instelling langdurig verblijven. Tegen die achtergrond moet er van worden uitgegaan dat het adviesrecht van de LMR op grond van artikel 7 lid 1 onder h Wmcz 2018, niet alleen geldt voor een ingrijpende verbouwing, nieuwbouw of verhuizing van een instelling als bedoeld in artikel 1 onder c Wmcz 2018, maar dat dit adviesrecht ook geldt bij een ingrijpende verbouwing, nieuwbouw of verhuizing van een locatie waarin deze cliënten verblijven, zoals hier Fransezoom.
3.12
In de wet wordt gesproken van een ingrijpende verbouwing, nieuwbouw of verhuizing. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer ziet het woord ingrijpende uitsluitend op verbouwing en niet ook op nieuwbouw en verhuizing. Daarbij moet worden bedacht dat ingrijpende inhoudelijke betekenis heeft; een verbouwing kan immers ook niet-ingrijpend zijn. Tegelijk is een niet-ingrijpende nieuwbouw lastig denkbaar, zodat ingrijpend geen betrekking heeft op nieuwbouw. Dan kan het woord ook geen betrekking hebben op verhuizing dat na nieuwbouw is geplaatst.
3.13
Partijen zijn het vooral oneens over de vraag of ‘een verhuizing van een instelling (locatie) waarin cliënten langdurig verblijven’, ook ziet op een interne verhuizing binnen de locatie zoals hier bij Fransezoom aan de orde is. Voor het antwoord op die vraag is vooral het woordje van belangrijk: de wet spreekt over ‘verhuizing van een instelling (locatie) waarin deze cliënten verblijven’. Dat is iets anders dan een verhuizing in of binnen een instelling (locatie). Dit betekent dat de wet hier niet ziet op interne verhuizingen. Uitsluitend een verhuizing van de instelling (locatie), dat wil zeggen van de gehele instelling (locatie), moet aan de (lokale) cliëntenraad voor advies worden voorgelegd.
De uitleg die de LMR voorstaat zou meebrengen dat iedere interne verhuizing, al was het maar van één cliënt, adviesplichtig zou zijn. Dat heeft de wetgever zeker niet gewild. Op grond van artikel 3 lid 1 Wmcz 2018 behartigt de cliëntenraad immers in het bijzonder de gemeenschappelijke belangen van de betrokken cliënten. De cliëntenraad betrekt bij zijn werkzaamheden weliswaar de resultaten van (individuele) inspraak en informeert de cliënten (vertegenwoordigers) hoe hij dit heeft gedaan, maar het adviesrecht van artikel 7 Wmcz 2018 gaat niet over individuele cliënten. Volgens de wetsgeschiedenis wordt met de Wmcz aan de cliëntenraad een aantal wettelijke bevoegdheden en instrumenten toegekend waardoor de wensen en behoeften van cliënten een centralere plek hebben gekregen in de besluitvorming ‘die de individuele zorgrelatie overstijgt’ (Kamerstukken II, 2017/18, 34 858, nr. 3, p. 2; cursivering toegevoegd).
3.14
De LMR heeft nog de aandacht gevestigd op artikel 6, aanhef en onder b, Wkkgz. Op grond van deze bepaling dient Gemiva bij het opstellen van een huisvestingsplan voor de lange termijn of verhuizing van een accommodatie onderzoek te doen naar de leefwensen van de betrokken cliënten. Uit deze verplichting vloeit echter niet voort dat het voorgenomen besluit adviesplichtig is op grond van de Wmcz 2018.
3.15
Ook blijkt niet uit de wet dat de adviesplichtigheid afhangt van een wijziging van het woonadres van een of meer cliënten, zoals de LMR heeft betoogd. Tot slot valt uit de medezeggenschapregelingen van Gemiva niet af te leiden dat Gemiva ervoor heeft gekozen het bereik van de medezeggenschap in een van die regelingen uit te breiden.
3.16
Kortom, het voorgenomen besluit over de interne verhuizing in Fransezoom is niet adviesplichtig op grond van artikel 7 lid 1, aanhef en onder h, Wmcz 2018. De Ondernemingskamer zal de uitspraak van de LCvV vernietigen en de verklaring voor recht uitspreken zoals in het dictum is vermeld. De Ondernemingskamer zal geen proceskostenveroordeling uitspreken (artikel 14 lid 10 Wmcz 2018).
3.17
Tot slot nog het volgende. Voor iedereen is duidelijk dat de verhuisplannen ingrijpend zijn voor de achttien kwetsbare cliënten en hun medebewoners op Fransezoom. De Ondernemingskamer onderkent ook dat medezeggenschap door de cliëntenraad juist in dit soort gevallen betekenisvol kan zijn. Er is daarom alle aanleiding om de cliëntenraad bij dit soort ingrijpende interne verhuizingen binnen een locatie of instelling op vrijwillige basis in de gelegenheid te stellen daarover advies uit te brengen. Dit strookt ook met de aansporing die te lezen valt in principe 3.1 van de Governancecode Zorg 2022 (zie 3.6).
4De beslissing
De Ondernemingskamer:
vernietigt de beslissing van de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden van 29 januari 2025;
verklaart voor recht dat het (voorgenomen) besluit om drie groepen van zes cliënten op de locatie Fransezoom intern te verhuizen niet kan worden gezien als een verhuizing in de zin van artikel 3 in verbinding met artikel 7 lid 1, aanhef en onder, h Wmcz 2018 en dat Stichting Gemiva-SVG Groep derhalve niet verplicht is om de cliëntenraad op voorhand om advies te vragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. J.M. de Jongh en mr. E. Loesberg, raadsheren, en mr. D.E.M. Aleman MBA en drs. A.G. Thomassen RV RT, raden, in tegenwoordigheid van mr. J.K.G. Meijer, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. A.W.H. Vink op 18 september 2025.