Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:GHARL:2022:9772

15 november 2022

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden/Arnhem, afdeling civiel

zaaknummer gerechtshof 200.307.297

zaaknummer rechtbank 9228893 AC EXPL 21-1310

arrest van 15 november 2022

in de zaak van

[appellant] ,

die tijdelijk verblijft in [plaats1]

die hoger beroep heeft ingesteld

en bij de kantonrechter optrad als gedaagde

hierna [appellant] te noemen

vertegenwoordigd door mr. M.M.H. Sangers

tegen

de stichting

Stichting Eemland Wonen,

die is gevestigd in Baarn

en bij de kantonrechter optrad als eiseres

hierna Eemland Wonen te noemen

vertegenwoordigd door mr. M. van den Oord.

Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1. [appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Amersfoort, op 19 januari 2022 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:

  • de dagvaarding in hoger beroep

  • de memorie van grieven

  • de memorie van antwoord

  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 24 oktober 2022 is gehouden

De kern van de zaak

2.1.Eemland Wonen verhuurde een (flat)woning aan [appellant] . Eemland Wonen heeft bij de kantonrechter ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd, omdat [appellant] geluidsoverlast zou veroorzaken.

2.2.De kantonrechter heeft de vorderingen toegewezen en [appellant] heeft de woning inmiddels verlaten. [appellant] heeft het hoger beroep ingesteld met als doel dat hij weer terug kan in zijn woning.

Het oordeel van het hof

Samenvatting

3.1.Het hof zal beslissen dat de huurovereenkomst terecht ontbonden is. [appellant] veroorzaakte zo lang en zo veel geluidsoverlast, dat de ontbinding terecht was.

De huurovereenkomst

3.2.Sinds 24 augustus 1999 huurde [appellant] de woning aan de [adres] 93 in [plaats2] . In het huurreglement dat van toepassing is staat (onder meer): “Huurder zal ervoor zorg dragen dat aan omwonenden geen overlast wordt veroorzaakt.

De norm

3.3.In de wet staat dat een huurder zich als een goed huurder moet gedragen. Daar hoort ook bij dat een huurder geen geluidsoverlast veroorzaakt. In het huurreglement staat ook dat de huurder, in dit geval [appellant] , ervoor zal zorgen dat hij geen overlast voor omwonenden veroorzaakt. Er is geen wettelijke norm om te bepalen wanneer geluid geluidsoverlast wordt. Of van geluidsoverlast sprake is hangt af van alle omstandigheden van het geval, zoals (onder meer) de aard, de ernst, de frequentie en de duur van het geluid. Daarnaast kunnen de persoonlijke situaties van enerzijds de overlastgever en anderzijds de overlast ondervindende partij meegenomen worden in de belangenafweging en daarbij weegt mee dat een verhuurder, zoals Eemland Wonen, rekening moet houden met de belangen van haar andere huurders.

3.4.Een huurder die hinder aan zijn buren en andere direct omwonenden in de vorm van geluidsoverlast veroorzaakt, schiet daarmee te kort in de nakoming van de huurovereenkomst. Als die tekortkoming (kort gezegd) voldoende gewicht heeft, kan de huurovereenkomst worden ontbonden (artikel 6:265 BW, Hoge Raad, 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810). Daarbij moet het hof alle omstandigheden van het geval betrekken.

3.5.Net als de kantonrechter is het hof van oordeel dat in dit geval sprake is van geluidsoverlast die zo ernstig is dat sprake is van een tekortkoming die de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt.

Geluidsoverlast

3.6.In 2017 heeft de directe buurman van [appellant] bij Eemland Wonen, woonachtig aan de [adres] 91, een schriftelijke melding gemaakt van geluidsoverlast sinds 2016. De buurman klaagde over “het langdurig gebruik” van te grote en te luide speakers en subwoofers. In januari 2018 hebben die buurman en [appellant] , na het inschakelen van buurtbemiddeling, schriftelijke afspraken gemaakt.

Die afspraken hielden in:

Het geluid van de muziek wordt gemeten en op basis daarvan wordt een acceptabel volume afgesproken tussen partijen.

Een paar momenten in de week mag de muziek harder.

Vrijdag tussen 17 u en 18 u

Zaterdag tussen 15 u en 17 u

Het app contact wordt hersteld.”

3.8.Daarna heeft Eemland Wonen [appellant] opnieuw bericht dat zij klachten had ontvangen over geluidsoverlast. Begin 2020 is de geluidsoverlast onderzocht door adviesbureau Duinwijck. De conclusie van het onderzoek van Duinwijck luidt:

Alle door de bewoner [de buurman, hof] aangegeven momenten van geluidshinder in het logboek, ten aanzien van geluidsoverlast van de bas van de muziek van de buurman [ [appellant] , hof], zijn vastgesteld en bevestigd. Dagelijks vindt geluidoverlast plaats, waarvan soms zelfs 's middags en 's avonds voor langere duur. In totaal is gedurende de vijf meetdagen meer dan 8 uur geluidsoverlast vastgesteld en bevestigd waarvan vaak het geluidsniveau boven de 35 dB(A) bedraagt. Dit is hoger dan de gewenste richtlijnen.

Op basis van dit onderzoek en de meetresultaten wordt gesteld dat de klachten ten gevolge van het (harde) muziekgeluid in de huidige situatie aan de [adres] 93 terecht zijn. Bij de bewoner van de [adres] 91 te [plaats2] is geen sprake van 'te gevoelig' voor het buurgeluid. De bestaande constructies hebben naar verwachting voldoende geluidwering onder normale omstandigheden.”

3.9.In mei 2020 heeft Eemland Wonen [appellant] schriftelijk een laatste waarschuwing gegeven. In een gesprek in november 2020 is met [appellant] afgesproken dat “elke overlast” zou stoppen. [appellant] betoogt dat de schriftelijke weergave van de afspraken onjuist is, omdat hij niet meer heeft gezegd dan dat hij soms een koptelefoon zou dragen bij het luisteren van zijn muziek en niet heeft toegezegd om altijd een koptelefoon te gebruiken, maar dat is niet relevant: het gaat erom dat na twee jaar van – terechte – klachten over geluidsoverlast en na een eerdere waarschuwing, [appellant] ervoor zorg moest dragen dat alle geluidsoverlast van zijn muziek zou stoppen. Op welke wijze hij dat zou doen, is niet van belang.

3.10.Op 18 mei 2021 is [appellant] in eerste aanleg gedagvaard. Hij wist op dat moment dat Eemland Wonen aanstuurde op beëindiging van de huurovereenkomst op grond van de geluidsoverlast. Desondanks zijn – bij een tweede onderzoek van Duinwijck – op 26 november 2021 en 2 december 2021 in de vroege avond in de woning van de buurman waardes gemeten van 29 tot 31 dB. Ook schrijft een onderbuurvrouw nog in december 2021 dat zij regelmatig geluidsoverlast heeft van de muziek van [appellant] en daarover bij hem heeft geklaagd. Ook de eerdergenoemde buurman en een persoon uit hetzelfde gebouw die anoniem wil blijven, klagen over geluidsoverlast in november 2021.

3.11.De inhoud van al deze klachten, plus de objectieve bevestiging ervan in twee geluidsonderzoeken, zijn voldoende om te oordelen dat [appellant] in de periode van 2016 tot 2021 structureel geluidsoverlast heeft veroorzaakt. De niet gemotiveerd toegelichte argumenten van [appellant] daartegen slagen niet. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat de meetonderzoeken niet correct zouden zijn uitgevoerd, de klachten van de buurman onwaar zouden zijn of dat de buurman probeerde [appellant] uit zijn huis te pesten. De klachten van de onderbuurvrouw en de anoniem gebleven bewoner van het complex bevestigen juist eens te meer dat [appellant] geluidsoverlast veroorzaakte met zijn muziek.

3.12.Buren moeten enige overlast van elkaar dulden, maar daartegenover staat ook een verplichting van alle buren om de overlast die zij veroorzaken zoveel mogelijk te beperken. Dat heeft [appellant] niet gedaan. Het hof ziet weliswaar in het dossier dat de overlast enigszins is afgenomen, gelet op het feit dat in het eerste onderzoek waardes van ruim boven 50 dB werden gemeten in de woning van de buurman en in het laatste onderzoek waardes van rond de 30 dB, maar ook die lagere waardes leveren nog steeds geluidsoverlast op. De muziek van [appellant] is dan “duidelijk te horen” en dat vindt structureel plaats: alleen al in de meetperiode van 26 november 2021 tot en met 3 december 2021 vijf maal, steeds in de vroege avond. Dat bevestigt de juistheid van de door de buurman bijgehouden logboeken. Het hof ziet geen grond om aan te nemen dat de overlast beperkt zou zijn gebleven tot deze willekeurige meetperiode. Dat sprake is van overlast baseert het hof niet alleen op het volume van de muziek zelf, maar ook op het aantal momenten dat [appellant] muziek op dat volume speelt, waarbij zwaar meeweegt dat daarover door de jaren heen meerdere afspraken zijn gemaakt die [appellant] steeds weer heeft geschonden, ook nadat hij uitdrukkelijk was gewaarschuwd en zelfs nog nadat hij was gedagvaard. Ook nadat [appellant] in 2018 zijn grote boxen heeft weggedaan, bleef er sprake van overlast.

3.13.De muzieksmaak van [appellant] is daarbij niet relevant. Relevant is dat het hier gaat om harde muziek, dus om veel geluid dat [appellant] eenvoudig kan voorkomen door een koptelefoon te gebruiken of door de geluidsinstallatie zachter te zetten. Het gaat niet om de gewone leefgeluiden (zoals voetstappen of het sluiten van deuren) die veel moeilijker te voorkomen zijn en die buren dus ook eerder van elkaar moeten dulden. Het recht van [appellant] om in zijn woning naar muziek te luisteren, wordt begrensd door zijn verplichting om geen overlast aan de omwonenden te veroorzaken. Mogelijk is de woning inderdaad enigszins gehorig, maar dan moet [appellant] zijn gedrag daaraan aanpassen: dat betekent nog niet dat Eemland Wonen hem niet aan zou kunnen spreken op de geluidsoverlast. [appellant] merkt nog op dat – als gevolg van Corona – het aangekondigde huisbezoek niet heeft plaatsgevonden, maar ook dat is niet relevant voor de beoordeling.

3.14. [appellant] beroept zich er verder nog op dat de politie op basis van meldingen van geluidsoverlast telkens naar hem is gekomen, maar bij die bezoeken geen geluidsoverlast heeft geconstateerd. Het hof overweegt als volgt. Uit het overgelegde e-mailbericht van de wijkagent blijkt dat de politie in 2019 acht maal ter plaatse is geweest. Zes maal is geen overlast geconstateerd, twee maal wel muziek of basgeluiden gehoord maar “niet overlastgevend” of “niet erg genoeg” voor een boete. Dat de politie geen geluidsoverlast heeft geconstateerd die zo ernstig was dat het een overtreding oplevert, betekent nog niet dat er op die momenten of op andere momenten ook steeds geen sprake was van een zodanige mate van geluidsoverlast die [appellant] als goed huurder achterwege had moeten laten.

3.15.Ook de twee verklaringen van benedenburen van [appellant] dat zij geen geluidsoverlast hebben ervaren, leiden niet tot een ander oordeel. Die doen niet af aan het gegeven dat [appellant] voor zijn naaste buurman en voor een benedenbuurvrouw wel overlast veroorzaakte.

Ontbinding

3.16.Doordat [appellant] geluidsoverlast veroorzaakte en na klachten en waarschuwingen bleef veroorzaken, heeft hij zich niet als een goed huurder gedragen en is hij tegenover verhuurder Eemland Wonen tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. [appellant] voert aan dat die tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigt. Het hof overweegt als volgt. Als gevolg van de ontbinding van de huurovereenkomst verliest [appellant] zijn woning. Zijn belang bij een woning, als primaire levensbehoefte, weegt zwaar bij de beoordeling of zijn tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt. Immers in de huidige omstandigheden zal het voor hem niet eenvoudig zijn om een nieuwe huurwoning te vinden, ook omdat hij voor zijn vader zorgt en bij hem in de buurt wil blijven wonen. Toch is het hof van oordeel dat de tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt. Eemland Wonen komt in deze zaak ook op voor de belangen van andere huurders, die recht hebben op ongestoord woongenot. Jarenlang heeft [appellant] geluidsoverlast veroorzaakt, is hij afspraken daarover niet nagekomen en heeft [appellant] , ook als hij wel reageerde op klachten, steeds te weinig gedaan om ervoor te zorgen dat hij daarna niet opnieuw overlast zou veroorzaken. Tot slot heeft Eemland Wonen onweersproken aangevoerd dat [appellant] niet bij voorbaat is uitgesloten van een woning bij Eemland Wonen. In de stellingen van [appellant] leest het hof ook niet dat het onmogelijk zal zijn om – op termijn – een andere huurwoning te vinden. Dat [appellant] op dit moment in een recreatiewoning verblijft, is geen permanente oplossing, maar van een acute noodsituatie is geen sprake.

3.17.Tot slot voert [appellant] aan, onder verwijzing naar artikel 7:272 BW, dat het vonnis van de kantonrechter ten onrechte uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Dat artikel ziet echter op een door de verhuurder opgezegde huurovereenkomst, terwijl het hier gaat om een door de kantonrechter ontbonden huurovereenkomst. De beslissing tot ontbinding kan uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Het vonnis is – omdat [appellant] daartegen in de procedure bij de kantonrechter geen verweer heeft gevoerd – uitvoerbaar bij voorraad verklaard en inmiddels ook al ten uitvoer gelegd. De grief tegen de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis slaagt niet.

Geen bewijslevering

3.18.Gelet op wat [appellant] en Eemland Wonen aanvoeren is niet meer bewijs nodig om de procedure te beslissen. Het hof komt daarom niet toe aan bewijslevering.

De conclusie

3.19.Het hoger beroep slaagt niet. Omdat [appellant] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof [appellant] tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen.

3.20.De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

1. bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland (locatie Amersfoort) van 19 januari 2022;

2. veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van Eemland Wonen:

€ 783,00 aan griffierecht

€ 2.228,00 aan salaris van de advocaat van Eemland Wonen (2 procespunten × appeltarief II)

3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

4. wijst af wat verder is gevorderd.

Dit arrest is gewezen door mrs. C.J.H.G. Bronzwaer, R.A. van der Pol en R.M. Wagemakers, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 november 2022.

Artikel delen