Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:GHARL:2024:3495

23 mei 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.324.549/01

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 533615)

arrest van 7 mei 2024

in de zaak van

Gemeente Lelystad,

die zetelt in Lelystad,

die hoger beroep heeft ingesteld,

bij de rechtbank: gedaagde,

hierna: de Gemeente,

advocaat: mr. D.R. Pinxter, die kantoor houdt in Amsterdam,

tegen

Stichting Pluryn,

die is gevestigd in Nijmegen,

verweerster in hoger beroep,

bij de rechtbank: eiseres,

hierna: Pluryn,

advocaat: mr. L.A.P. Arends, die kantoor houdt in Nijmegen.

Het verloop van de procedure in hoger beroep

De Gemeente heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, (hierna: de rechtbank) op 21 december 2022 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:

  • de dagvaarding in hoger beroep van 17 maart 2023;

  • de memorie van grieven van 6 juni 2023;

  • de akte tot wijziging van eis van 11 juli 2023;

  • de memorie van antwoord van 12 september 2023;

  • het tussenarrest van 28 november 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;

  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 16 april 2024 is gehouden.

Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

De kern van de zaak

2.1Pluryn is een landelijk werkende organisatie die jeugdhulp verzorgt in opdracht van gemeenten, waaronder Lelystad. Pluryn heeft twee op omvallen staande aanbieders van jeugdzorg overgenomen. De Gemeente werkt met een “Open House” toelatingssysteem voor zorgaanbieders en heeft in de contractstukken voor 2019 op laten nemen dat maandelijks moet worden gedeclareerd met een uitlooptermijn tot 1 mei van het daaropvolgende jaar. In hoger beroep gaat het nog uitsluitend om de vraag of de Gemeente, met een beroep op deze contractbepaling, mocht weigeren om een in november 2020 ingediende factuur van Pluryn voor niet gedeclareerde indirecte uren in het contractjaar 2019 in behandeling te nemen.

2.2Het hof komt net als de rechtbank, zij het met een iets andere redenering, tot de conclusie dat de Gemeente deze factuur wel moet betalen. Het hof zal die beslissing hierna motiveren, nadat eerst de relevante feiten zijn geschetst.

De relevante feiten

De Gemeente is sinds de invoering van de Jeugdwet in 2015 bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor de toegang tot en verlening van jeugdhulp in Lelystad.

De Gemeente heeft voor het contractjaar 2019 met ongeveer 75 aanbieders contracten gesloten via een zogenaamde “Open House” procedure. Dit is een toelatingssysteem voor de levering van (zorg)voorzieningen op basis van een vooraf bekendgemaakte toelatingsprocedure. Een gemeente stelt binnen een “Open House” slechts geschiktheidseisen en/of minimumeisen.

3.2Pluryn is een landelijk werkende instelling die in 2011 en 2016 Hoenderloo en Intermetzo heeft overgenomen. Beide instellingen boden in Lelystad jeugdzorg aan en verkeerden in financiële problemen.

3.3Pluryn en de Gemeente – waarbij Pluryn nog werd aangeduid als Stichting Pluryn Hoenderloo Groep - hebben een tweetal overeenkomsten gesloten in het kader van de levering van jeugdzorg door Pluryn aan de Gemeente vanaf 1 januari 2019: een overeenkomst uitvoering diensten Jeugdwet “Open House” Jeugd GGZ Jeugdwet 2019 en een overeenkomst diensten Jeugdwet “Open House” Jeugd GGZ Begeleiding en Behandeling (hierna samen: de overeenkomsten). Pluryn was de enige aanbieder die in het kader van de overeenkomsten 24-uurs ambulante zorg aan daarvoor in aanmerking komende gezinnen leverde (in de stukken omschreven als het zorgproduct gezinsFACT). Dit is een complex ‘zorgproduct’ waarin relatief veel indirecte cliëntgebonden uren (zie hierna onder 3.10) door Pluryn worden gemaakt.

In artikel 27 van de overeenkomsten staat onder meer:

Opdrachtnemer factureert uiterlijk 1 maand na afloop van de maand waarin Opdrachtnemer de dienst uitvoert die uitgevoerde dienst.”

Aan de overeenkomsten is als bijlage 1 een ‘aanmeldingsdocument’ gehecht met bijlagen. Bijlage 1 van het aanmeldingsdocument betreft de Algemene Inkoopvoorwaarden van de Gemeente (hierna: de algemene voorwaarden). Artikel 18 van de algemene voorwaarden luidt als volgt:

“Artikel 18 Redelijkheid en Billijkheid

Partijen zijn gehouden bij de uitvoering van de Overeenkomst de redelijkheid en billijkheid in acht te nemen, waaronder in ieder geval wordt verstaan dat Partijen elkaar steeds op de hoogte houden of brengen van zaken die de samenwerking van Partijen raken of kunnen raken en in het algemeen datgene te doen (dan wel in te brengen) wat met een goede tenuitvoerlegging van de Overeenkomst overeenstemt en na te laten al datgene wat daarmee strijdt.”

Bijlage 6 van het aanmeldingsdocument is een ‘programma van eisen’ (hierna: het programma van eisen). Eis 3 van het programma van eisen (hierna: Eis 3) luidt als volgt:

“Eis 3: Verjaring

U gaat ermee akkoord dat u na 1 mei in een opvolgend boekjaar (dat gelijkloopt met het kalenderjaar) geen facturen meer kunt insturen voor geleverde diensten in het voorgaande boekjaar.”

3.7In het kader van de “Open House” procedure moest een aanbieder een eigen verklaring invullen waarin werd aangegeven dat de aanbieder akkoord ging met de door de Gemeente opgenomen eisen en voorwaarden. Pluryn heeft een dergelijke verklaring opgesteld. Pluryn heeft van tevoren geen vragen gesteld over Eis 3 of over de mogelijkheid en wijze van declareren van indirecte cliëntgebonden uren.

3.8De Gemeente verstrekt aan Pluryn opdrachten in de vorm van ‘toewijzingen’ voor het verlenen van jeugdzorg aan cliënten, hetzij op eigen initiatief, hetzij na een beslissing van een verwijzer (bijvoorbeeld een huisarts). In een toewijzing staat voor de betreffende cliënt onder andere het jeugdzorgproduct, en veelal ook de hoeveelheid zorg (vaak uitgedrukt in minuten per week) en de periode waarvoor de toewijzing geldt.

3.9Pluryn declareert verleende zorg aan de Gemeente per minuut tegen het in de overeenkomsten afgesproken tarief voor het betreffende jeugdzorgproduct.

3.10De tijd die Pluryn besteedt aan cliëntenzorg kan worden verdeeld in direct cliëntgebonden tijd en indirect cliëntgebonden tijd. Direct cliëntgebonden tijd betreft tijd waarin de zorgverlener de cliënt direct ziet of spreekt. Indirect cliëntgebonden tijd ziet op tijd waarin de zorgverlener geen direct contact heeft met de cliënt, bijvoorbeeld reistijd en tijd voor verslaglegging of deelname aan multidisciplinaire overleggen.

De Gemeente heeft op 31 maart 2020 een mail aan alle gecontracteerde zorgaanbieders gezonden waarin stond:

Het tijdig declareren en betalen van uw jeugdhulpinzet in Lelystad is in het

belang van ons beiden. Daarom hebben we hierover in het contract 2 afspraken

gemaakt, te weten het maandelijks declareren en de verjaring. Via deze mail

herinner ik u aan onze afspraken over de verjaring, zodat u nog een maand

heeft om 2019 goed af te sluiten.

De afspraak die we maakten is dat we als gemeente Lelystad na 1 mei 2020

geen betalingen meer doen over geleverde jeugdhulp in 2019.”

3.12Pluryn heeft in of kort na de zomer 2020 ontdekt dat zij niet alle indirect cliëntgebonden tijd in rekening bracht bij de Gemeente. Pluryn heeft hierover op 9 november 2020 contact opgenomen met de Gemeente.

Op 11 november 2020 berichtte de Gemeente Pluryn per e-mail als volgt:

“(…) Bij deze de bevestiging dat dit is wat we hebben afgesproken: directe en indirecte geleverde cliënttijd mag gefactureerd worden binnen de grenzen van de gestelde uren in een toewijzing, met daarbij als opmerking niet geleverde zorg mag ook niet gedeclareerd worden (…).”

3.14Pluryn wilde declaraties voor indirect cliëntgebonden zorg in 2019 indienen bij de Gemeente, maar de Gemeente informeerde Pluryn onder verwijzing naar Eis 3 dat dit niet meer mogelijk was en sloot het administratieve systeem Stipter voor de verwerking van deze nagekomen declaratie.

3.15Ook over declaraties die betrekking hadden op 2020 ontstonden problemen. De Gemeente heeft inmiddels een materiële controle over 2020 om de doelmatigheid en rechtmatigheid van de door Pluryn gedeclareerde zorg te controleren laten plaatsvinden. Daarbij zijn geen ongerechtigheden aan de zijde van Pluryn gebleken.

3.16Pluryn verkeerde geruime tijd in financieel zwaar weer. In januari 2023 heeft zij een verzoek bij de zorgregio’s neergelegd om het tekort, dat was ontstaan door niet-kostendekkende tarieven, te compenseren en om voor de toekomst de tarieven in lijn te brengen met de kosten voor de zorg die geleverd wordt. De Gemeente heeft in 2023 in dit kader een extra bedrag aan Pluryn betaald.

3.17De Gemeente heeft ook de bedragen die zij op grond van het vonnis waarvan beroep moest betalen aan Pluryn voldaan.

De procedure bij de rechtbank

4.1Pluryn heeft bij de rechtbank gevorderd dat de Gemeente alsnog een bedrag van € 636.217,- voor indirect cliëntgebonden uren aan in 2019 geleverde zorg aan Pluryn moest betalen, te vermeerderen met rente en kosten. Aan de vordering was ook een verklaring voor recht gekoppeld. Daarnaast had Pluryn ook nog vorderingen over 2020 en toekomstige jaren ingesteld. De rechtbank heeft de vorderingen die betrekking hadden op 2019 toegewezen en de overige vorderingen grotendeels.

De rechtbank heeft overwogen dat Eis 3 is opgenomen om “nadruppelen” van declaraties tegen te gaan en dat die Eis niet ziet op de volledige vergoeding van een substantieel onderdeel van de werkzaamheden die Pluryn in 2019 daadwerkelijk heeft verricht voor de Gemeente.

De rechtbank heeft vervolgens de belangen van partijen gewogen, waarbij meespeelt dat de Gemeente de declaraties voor indirect cliëntgebonden tijd zou hebben vergoed als deze voor 1 mei 2020 waren ingediend, de grote financiële gevolgen die het niet-uitbetalen voor Pluryn zou hebben, het beperkte, want administratieve belang, van de Gemeente bij grip op en inzicht in de financiën, de verantwoordelijkheid van de Gemeente bij de verlening van de jeugdzorg, de verplichtingen volgend uit artikel 18 van de algemene voorwaarden betreffende de goede tenuitvoerlegging van de overeenkomsten en het evenredigheidsbeginsel waaraan de Gemeente op grond van artikel 3:14 BW is gebonden.

4.3Dit bracht de rechtbank tot de conclusie dat de Gemeente Eis 3 niet zo mocht uitleggen en toepassen dat op grond daarvan Pluryn niet de mogelijkheid had om een fout – in deze specifieke omstandigheden – te herstellen.

Het oordeel van het hof

De vordering van de Gemeente

De Gemeente vordert – nadat zij haar eis heeft beperkt (verminderd) in haar akte wijziging eis – dat het hof het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigt door de vorderingen die zien op 2019 alsnog af te wijzen, dan wel te bepalen dat Gemeente 25% van het voor 2019 gevorderde bedrag moet betalen, meer subsidiair een in goede justitie te betalen gedeelte van die vordering.

Verder vordert de Gemeente de terugbetaling van wat Pluryn in zoverre op grond van het vonnis te veel heeft ontvangen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van betaling, en een veroordeling van Pluryn in de kosten van de procedure.

5.2De Gemeente heeft twaalf bezwaren (grieven), alfabetisch genummerd A tot en met L, tegen het vonnis van de rechtbank geformuleerd. Het hof zal die grieven hierna thematisch bespreken.

De betekenis van Eis 3

5.3De Gemeente heeft een aantal grieven gericht tegen de volgens de Gemeente niet kenbare dan wel onjuiste uitlegmaatstaf die de rechtbank heeft gehanteerd bij de uitleg van Eis 3 en de uitleg die de rechtbank uiteindelijk aan Eis 3 heeft gegeven. De Gemeente heeft betoogd dat Eis 3 volgens de cao-maatstaf moet worden uitgelegd dan wel dat aan de grammaticale betekenis van de gekozen woorden grote betekenis toe komt, gelet op de aard van de overeenkomst en de wijze waarop die tot stand is gekomen. Daarbij voert de Gemeente aan dat over Eis 3 niet is onderhandeld en er ook geen vragen over zijn gesteld door Pluryn en dat het gaat om een overeenkomst tussen twee professionele partijen. Als de partijbedoeling wel een rol moet spelen, dan is de rechtbank er ten onrechte aan voorbijgegaan dat de Gemeente Eis 3 heeft opgenomen in reactie op het declaratiegedrag van Intermetzo die in voorgaande jaren geregeld lang na dato nog met facturen kwam.

Het hof overweegt dat bij de uitleg van een schriftelijk contract telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.n

HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427(DSM-Fox) en HR 2 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4410

In de bekende Haviltex maatstaf ligt besloten dat het relatieve gewicht van de taalkundige betekenis en andere objectieve aanknopingspunten respectievelijk van de (subjectieve) betekenis die partijen zelf aan de bewoordingen (mogen) toekennen, afhangt van de omstandigheden van het geval.

Op grond van de overwegingen dat van de partijen bij een individuele arbeidsovereenkomst de werknemer niet bij de totstandkoming van de cao betrokken is en de werkgever daarbij wel betrokken kan, maar niet behoeft te zijn, en dat het onwenselijk is dat een cao niet voor alle onder de werkingssfeer daarvan vallende partijen op dezelfde wijze wordt uitgelegd, besliste de Hoge Raad dat voor de uitleg van de bepalingen van de cao in beginsel de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, van doorslaggevende betekenis zijn n

HR 24 september 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1072;

. Dat wordt aangeduid met de cao-maatstaf. Tussen de Haviltex-maatstaf en de cao-maatstaf is sprake van een glijdende schaaln

HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427, (DSM-Fox),

. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad is verder af te leiden dat bij ‘gestandaardiseerde’ contracten die beheerst worden door algemene voorwaarden – of zoals in dit geval door de Gemeente voorgeschreven ‘eisen’ niet voldoende is om de bij de uitleg in acht te nemen maatstaf zodanig te objectiveren dat geen acht meer wordt geslagen op wat partijen zelf met de gebruikte bewoordingen hebben bedoeld.n

HR 18 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5160 en HR 22 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1841

5.5Voor de uitleg van de overeenkomsten en de daarvan deel uitmakende Eis 3 geldt dan ook niet de strikte cao-maatstaf. Anderzijds is ook niet van belang dat Eis 3 zou zijn ingegeven door het declaratiegedrag van Intermetzo, omdat dit nergens in de stukken voor de “Open House” procedure is vermeld en de Gemeente dat, naar ter zitting bij het hof is bevestigd, ook niet voor het sluiten van de overeenkomsten aan Pluryn heeft meegedeeld.

5.6 Een en ander neemt niet weg dat bewoordingen van Eis 3, in samenhang met artikel 27 wel van groot belang zijn. Eis 3 is – anders dan het opschrift verjaring doet vermoeden - geformuleerd als een vervalbeding. Dat heeft de Gemeente in duidelijke bewoordingen ook nog herhaald in haar waarschuwingsmail van 31 maart 2020: tot 1 mei 2020 hadden zorgaanbieders de tijd om het jaar 2019 af te sluiten, facturen die na 1 mei werden ingediend werden niet uitbetaald.

5.7Pluryn stelt dat zij artikel 27 en Eis 3 ook zo heeft uitgelegd dat maandelijks gefactureerd moest worden en in ieder geval voor 1 mei van het daaropvolgende jaar, met één uitzondering: zij stelt dat zij na 1 mei 2020 wel al eerder door haar – tijdig – ingediende maandfacturen mocht aanvullen c.q. herstellen en dat Eis 3 niet ziet op het herstellen van fouten. Zij heeft daarbij gewezen op enerzijds een uitlating van de Gemeente dat herstel van een factuur was toegelaten als de Gemeente een fout had gemaakt en anderzijds dat als bij een materiële controle van ingediende facturen van een zorgaanbieder fouten waren geconstateerd, een correctiefactuur moest volgen.

Het hof gaat niet mee in dit betoog van Pluryn. Dat Eis 3 zich niet zou verzetten tegen herstel van fouten – in de zin dat er in de ogen van de zorgaanbieder te weinig zou zijn gefactureerd – volgt niet uit de bewoordingen van Eis 3. Dat de Gemeente die indruk wel zou hebben gewekt, acht het hof ook niet aangetoond. De door Pluryn genoemde voorbeelden overtuigen niet. De Gemeente heeft de bevoegdheid om de ingediende facturen op rechtmatigheid en doelmatigheid te controleren. Als bij een controle blijkt dat een factuur ten onrechte is ingediend en deels wordt afgekeurd, vereist het boekhoudkundige systeem dat een creditfactuur wordt verzonden en voor het wel rechtmatige deel een nieuwe factuur wordt verzonden. Dat staat niet op eenzelfde lijn met het kunnen indienen van hogere facturen wanneer de zorgaanbieder zelf een fout heeft gemaakt bij het indienen van de declaraties. Ook het buiten toepassing laten van Eis 3 wanneer het aan de Gemeente te wijten is dat de zorginstelling een fout in haar nadeel bij het opstellen van een factuur heeft gemaakt, betekent niet dat daaruit volgt dat Eis 3 niet zou gelden wanneer de zorginstelling erachter komt dat zij – ook als dat niet aan de Gemeente zou liggen – te weinig heeft gedeclareerd.

Pluryn heeft ook niet goed duidelijk kunnen maken welke betekenis nog aan Eis 3 toekomt als haar uitleg zou worden gevolgd dat ingediende facturen wel zouden mogen worden hersteld c.q. aangevuld. Als maar een maandelijkse factuur is ingediend – en die niet moedwillig vals is opgemaakt – zou in de door Pluryn voorgestelde uitleg na 1 mei van het jaar volgende op het jaar waarin de zorg is verstrekt nog onbegrensd herstelfacturen verzonden mogen worden met door de zorgaanbieder vergeten posten. Bij die uitleg heeft Eis 3 nagenoeg geen betekenis meer.

5.9Het hof legt Eis 3 dan ook, net als de Gemeente, zo uit dat zorgaanbieders tot 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarin de zorg is verleend, nog nieuwe facturen mogen indienen die betrekking hebben op het verstreken jaar of eerder ingediende maandfacturen naar boven mogen aanpassen en dat dergelijke aanpassingen of nieuwe facturen die worden ingediend na die datum te laat zijn. Daarbij maakt het dus niet uit of het gaat om nieuwe facturen (in eerste aanleg ook wel aangeduid als ‘nadruppelen’) of aanpassingen anderszins. Voor zover de rechtbank Eis 3 anders heeft uitgelegd zijn de grieven van de Gemeente terecht voorgedragen.

De Gemeente mocht zich in dit geval niet op Eis 3 beroepen

De volgende te beantwoorden vraag is of de Gemeente, gegeven de hiervoor gegeven uitleg aan Eis 3, zich in de omstandigheden van dit geval, tegenover Pluryn op het hierin vervatte vervalbeding mocht beroepen. Immers een dergelijk beroep kan ook in zuiver commerciële verhouding onder omstandigheden in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid zijn. Voor de Gemeente, als overheid, geldt daarboven nog op grond van artikel 3:14 BW de verplichting om zich bij de uitoefening van haar privaatrechtelijke bevoegdheden, te houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het evenredigheidsbeginsel dat de rechtbank in haar beoordeling heeft betrokken.

In dit geval gaat het om een vordering van Pluryn voor een voor haar – en ook voor de Gemeente – hoog bedrag. Dat de factuur – als die voor 1 mei 2020 zou zijn ingediend – door de Gemeente betaald zou zijn, staat niet ter discussie. Evenmin is er reden om te veronderstellen dat de factuur materieel onjuist is. De Gemeente heeft de declaraties van 2020 van Pluryn rechtmatigheid en doelmatigheid inhoudelijk gecontroleerd en daarbij geen onregelmatigheden aangetroffen. Er zijn geen aanwijzingen dat die er in 2019 wel waren.

5.11De Gemeente heeft met Eis 3 de wettelijke termijnen waarbinnen een vordering kan worden ingesteld sterk heeft bekort. Zij heeft aangegeven dat haar achterliggende gedachte bij het opnemen van deze eis is dat dat zij tijdig zicht wil hebben op de doelmatigheid van de verleende zorg en grip wil houden op de uitgaven. Overschrijding van het zorgbudget moet de Gemeente bij andere begrotingsposten compenseren. De Gemeente kan, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet aan de hand van de maximale budgetten in de toekenningsbeschikkingen die noodzakelijke grip krijgen, omdat enerzijds niet in alle toekenningsbeschikkingen een maximum voorkomt en anderzijds niet in alle gevallen tot het maximum gedeclareerd wordt. Behalve Pluryn hebben alle zorgaanbieders Eis 3 tot op heden in acht genomen. De Gemeente is bang dat als de uitleg van de rechtbank gevolgd zou worden, andere aanbieders zich ook niet langer aan Eis 3 zouden gaan houden.

Dat de indirecte cliëntgebonden uren eerst na 1 mei 2020 werden gedeclareerd, is naar ter zitting door Pluryn is uitgelegd, het gevolg van een boekhoudkundige fout. Het vinkje voor indirecte uren stond op ‘uit’ bij de facturatie aan de Gemeente voor het zorgproduct FACT. Pluryn heeft toegelicht dat zij te maken heeft met heel veel verschillende zorgregio’s die voor verschillende zorgproducten alle met eigen declaratiemaatstaven werken, waarbij indirecte uren soms helemaal niet vergoed worden, soms via een opslag op de directe uren of soms weer volgens een andere maatstaf. Bij de contracten met de Gemeente was voor de administratieve afdeling van Pluryn - overgenomen van Intermetzo waar de systemen niet op orde waren en welke instelling Pluryn destijds had overgenomen ook op verzoek van de overheid - niet duidelijk hoe er gedeclareerd kon worden en toen is er geen vinkje op ‘aan’ gezet. In 2020 werd voor Pluryn duidelijk dat de inkomsten en kosten voor de verleende zorg niet in evenwicht waren. In of kort na de zomer was helder dat bij de Gemeente voor FACT geen indirecte cliëntgebonden uren waren gefactureerd.

Nadat de Gemeente op 11 november 2020 had bericht dat inderdaad indirect cliëntgebonden uren konden worden gedeclareerd, heeft Pluryn aangedrongen op betaling van de facturen. Zij kon het geld niet missen omdat zij ook zelf in een penibele financiële situatie verkeerde.

5.13Het hof is van oordeel dat Pluryn wel wat steken heeft laten vallen, zowel bij de boekhoudkundige verwerking, maar ook nadat zij het vermoeden kreeg dat zijn te weinig had gedeclareerd. Een goede verklaring waarom het tot 9 november 2020 heeft geduurd voordat Pluryn de Gemeente heeft benaderd voor de niet gedeclareerde indirecte cliëntgebonden uren in plaats van kort na de zomer heeft zij ook ter zitting bij het hof niet kunnen geven. In zoverre heeft zij niet overeenkomstig het hiervoor aangehaalde artikel 18 van de algemene voorwaarden gehandeld. Ook is niet helder geworden of Pluryn in besprekingen rond november 2020 wel bij de Gemeente direct heeft aangegeven hoe hoog de financiële nood bij haar was gestegen.

5.14Dat neemt niet weg dat wel sprake is van verzachtende omstandigheden voor de boekhoudkundige problemen waarmee Pluryn te maken had en dat ook voldoende aannemelijk is dat Pluryn ook in 2020 in financieel zwaar weer verkeerde. De Gemeente heeft ter zitting aangegeven dat zij in 2023 ook extra heeft bijgedragen na een noodkreet van Pluryn gericht aan alle zorgregio’s. De situatie is volgens Pluryn inmiddels in zoverre verbeterd dat zij per 14 april 2024 uit bijzonder beheer bij de bank is ontslagen. Pluryn is daarnaast de enige aanbieder van de Gemeente van het zware zorgproduct FACT. De Gemeente is gehouden om ook die zorg aan haar inwoners aan te kunnen bieden als die is geïndiceerd.

Het hof is van oordeel dat de Gemeente een rechtmatig belang bij het stellen en handhaven van Eis 3 heeft, maar dat dit belang in dit geval niet evenredig is aan het financiële belang van Pluryn dat zij voor de door haar geleverde zorg betaald wordt om de continuïteit van haar zorgverlening in stand te houden en het daarachter liggende maatschappelijke belang dat de noodzakelijke zorg ook beschikbaar is en blijft, een en ander ook gezien tegen de achtergrond van de overname van Intermetzo en de ingewikkelde delcaratiesystematiek gezien vanuit de zorgaanbieder die per zorgregio met andere voorwaarden worden wordt geconfronteerd.

Mede in het licht van het in de overeenkomsten opgenomen artikel 18 over de in acht te nemen redelijkheid en billijkheid is het hof van oordeel dat de Gemeente in strijd met het evenredigheidsbeginsel heeft gehandeld door met een beroep op Eis 3 de declaratie voor in 2019 gemaakte indirect cliëntgebonden uren terzijde te schuiven omdat deze te laat was ingediend. Evenals de rechtbank oordeelt het hof dat de Gemeente in dit geval die kosten alsnog moet betalen.

De Gemeente heeft niet kunnen aangeven welk concreet nadeel zij in dit geval heeft ondervonden van het feit dat de declaratie ongeveer zes maanden te laat is ingediend.

De Gemeente heeft verklaard dat zij, nadat zij in opdracht van de rechtbank de declaraties van Pluryn heeft voldaan, zij budgettair wel keuzes heeft moeten maken. Dat zij die keuzes niet had moeten maken als de declaratie wel voor 1 mei was ingediend, volgt daar echter niet uit. Zij heeft niet kunnen aangeven dat zij in 2020 investeringsbeslissingen heeft gedaan die zij achterwege zou hebben gelaten als de in geding zijnde declaratie van Pluryn voor 1 mei 2020 zou zijn ingediend.

5.17Ook voor de subsidiaire stelling van de Gemeente dat het merendeel dan wel een deel van die kosten voor rekening van Pluryn zelf zouden moeten blijven acht het hof in het licht van het voorgaande onvoldoende grond aanwezig.

Passeren bewijsaanbod

5.18Het hof gaat voorbij aan het alleen in algemene termen gegoten bewijsaanbod van de Gemeente.

De slotsom

5.19Het hoger beroep treft per saldo geen doel, ondanks dat enige grieven terecht zijn voorgedragen.

5.20Het hof zal het vonnis, voor zover in hoger beroep aangevochten, daarom bekrachtigen. Het hof ziet in de omstandigheid dat een aantal van de door de Gemeente genoemde argumenten op zich terecht zijn, aanleiding om de kosten van de procedure in hoger beroep te compenseren in die zin dat beide partijen daarvan de eigen kosten moeten dragen.

De beslissing

Het hof:

bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van

21 december 2022, voor zover in hoger beroep aangevochten;

6.2bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt van het hoger beroep

6.3wijst af wat verder is gevorderd.

Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. R.E Weening en mr. M.M.A. Wind en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op

7 mei 2024.

Artikel delen