Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:HR:2025:493

Aanwezig hebben van 4 kilo hennep in kofferbak (art. 3C Opiumwet). Post-Keskin. Afwijzing van een bij appelschriftuur gedaan en ttz. in hoger beroep herhaald verzoek om 4 verbalisanten te horen, op de grond dat verzoek onvoldoende is onderbouwd nadat er aanvullend p-v is opgemaakt. Is afwijzing verenigbaar met het door art. 6 EVRM gewaarborgde recht op eerlijk proces? ‘s Hofs afwijzing van verz...

Hoge Raad 1 April 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:HR:2025:493 text/xml public 2025-04-01T15:04:47 2025-03-28 Raad voor de Rechtspraak nl Hoge Raad 2025-04-01 22/02494 Uitspraak Cassatie NL Strafrecht Conclusie: ECLI:NL:PHR:2025:88 Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2025:493 text/html public 2025-04-01T15:02:06 2025-04-01 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:HR:2025:493 Hoge Raad , 01-04-2025 / 22/02494
Aanwezig hebben van 4 kilo hennep in kofferbak (art. 3C Opiumwet). Post-Keskin. Afwijzing van een bij appelschriftuur gedaan en ttz. in hoger beroep herhaald verzoek om 4 verbalisanten te horen, op de grond dat verzoek onvoldoende is onderbouwd nadat er aanvullend p-v is opgemaakt. Is afwijzing verenigbaar met het door art. 6 EVRM gewaarborgde recht op eerlijk proces? ‘s Hofs afwijzing van verzoek tot horen van verbalisanten als getuigen, waaraan door verdediging o.m. ten grondslag is gelegd dat eerder afgelegde verklaringen van die getuigen belastende strekking hebben, is niet zonder meer begrijpelijk. HR neemt daarbij in aanmerking dat hof de bewezenverklaring heeft aangenomen mede o.g.v. die door verdachte betwiste verklaringen van verbalisanten zonder dat verdediging deze getuigen heeft kunnen ondervragen, terwijl hof niet ervan blijk heeft gegeven te hebben nagegaan of procedure in haar geheel voldoet aan het door art. 6 EVRM gewaarborgde recht op eerlijk proces (vgl. HR:2021:576).

Volgt vernietiging en terugwijzing.

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 22/02494

Datum 1 april 2025

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 juli 2022, nummer 21-002503-21, in de strafzaak

tegen

[verdachte] ,

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,

hierna: de verdachte.
1Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft K. Kok, advocaat in Zwolle, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.

De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2Beoordeling van het cassatiemiddel 2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de afwijzing door het hof van het door de verdediging gedane verzoek tot het horen van de verbalisanten [verbalisant 1] [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] als getuigen niet verenigbaar is met het door artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
2.2
De procesgang in deze zaak, de stukken, de bewezenverklaring en de bewijsvoering zijn, voor zover voor de beoordeling van het cassatiemiddel van belang, weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2. De procesgang houdt – kort samengevat – in dat de verdediging bij appelschriftuur het verzoek heeft gedaan om [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] als getuigen te horen. Naar aanleiding van dat verzoek heeft de voorzitter van het hof het openbaar ministerie opdracht gegeven een aanvullend proces-verbaal te laten opmaken. Dit proces-verbaal is opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 3] . De raadsman heeft vervolgens op de terechtzitting in hoger beroep het verzoek gedaan [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] als getuigen te horen. Het hof heeft dat verzoek ter terechtzitting afgewezen. De verdediging heeft vervolgens bij pleidooi het verzoek om de verbalisanten die niet het aanvullend proces-verbaal hebben opgemaakt ( [verbalisant 2] en [verbalisant 4] ) te horen voorwaardelijk herhaald, waarna het hof dat verzoek bij arrest heeft afgewezen.
2.3
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in:

“De voorzitter deelt mede dat de verdediging bij appelschriftuur van 11 juni 2021 onderzoekswensen heeft ingediend. Bij voorzittersbeslissing is er besloten tot het laten opmaken van een aanvullend proces-verbaal. De overige verzoeken zijn afgewezen.

De raadsman voert aan, zakelijk weergegeven:

De voorzitter vraagt mij of er bij de verdediging de behoefte bestaat om de overige verzoeken op zitting te herhalen. Die behoefte is er. Ik heb mijn cliënt vijf keer gevraagd hoe het nou zit. Mijn cliënt zegt steeds dat de verbalisanten liegen. Dan rest de verdediging niets anders dan het verzoek om de vier politieambtenaren te horen, te herhalen. Daar komt bij dat mijn cliënt zegt dat alle vier de deuren van de auto open stonden en dat hij de auto daarom niet op slot kan hebben geklikt. De nadere motivering van de verzoeken ziet op twee punten. Alles draait om de vraag of mijn cliënt de auto heeft dicht geklikt. (...) Dit punt is ook voor de bewezenverklaring van belang. De politierechter heeft het dichtklikken van de kofferbak in de bewijsoverweging meegenomen als omstandigheid die duidt op wetenschap. Als mijn cliënt de kofferbak niet heeft dicht geklikt, dan verandert dat de zaak. (...) Er dient meer duidelijkheid door de vier verbalisanten te worden gegeven.

(...)

Na hervatting van de behandeling deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat het verzoek tot het horen van de verbalisanten wordt afgewezen. Het hof is van oordeel dat het verzoek onvoldoende is onderbouwd, nadat er al een aanvullend proces-verbaal is opgemaakt waarin de vragen ook al zijn gesteld.

(...)

De raadsman voert het woord tot verdediging. De raadsman voert aan, zakelijk weergeven:

(...) Het tweede verweer is dat mijn cliënt geen wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen. Hij had de auto geleend van zijn moeder. Bewijs dat mijn cliënt wetenschap had van de hennep ontbreekt. Ik verzoek uw hof om mijn cliënt vrij te spreken. (...) Tot slot herhaal ik het verzoek om in elk geval de twee verbalisanten die geen aanvullend proces-verbaal hebben opgemaakt, te horen. De advocaat-generaal geeft aan dat er niet is aangevoerd waarom de verbalisanten zouden liegen. Ik heb reeds aangevoerd dat mijn cliënt zegt dat de deuren van de auto open stonden en dat hij dan niet met de sleutel de achterbak dicht kan klikken. Het is een voorwaardelijk verzoek indien uw hof niet tot een vrijspraak komt.”
2.4
De afwijzing bij eindarrest van het voorwaardelijke verzoek de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 4] als getuigen te horen, heeft het hof als volgt gemotiveerd:

“De raadsman heeft, voor het geval het hof zal beslissen tot een bewezenverklaring, het hof verzocht om te beslissen dat de zaak wordt aangehouden, zodat in elk geval twee van de verbalisanten die geen aanvullend proces-verbaal hebben opgesteld, kunnen worden gehoord bij de RHC.

Het hof is van oordeel dat de raadsman het reeds ter terechtzitting afgewezen verzoek bij pleidooi niet nader heeft onderbouwd. Het hof wijst het verzoek dan ook af.”
2.5
De afwijzing door het hof van het verzoek tot het horen van de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] als getuigen, waaraan door de verdediging onder meer ten grondslag is gelegd dat de eerder afgelegde verklaringen van die getuigen een belastende strekking hebben, is niet zonder meer begrijpelijk. De Hoge Raad neemt daarbij in aanmerking dat het hof de bewezenverklaring heeft aangenomen mede op grond van die door de verdachte betwiste verklaringen van [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zonder dat de verdediging deze getuigen heeft kunnen ondervragen, terwijl het hof niet ervan blijk heeft gegeven te hebben nagegaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces (vgl. HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576).
2.6
Het cassatiemiddel slaagt.
3Beslissing
De Hoge Raad:

- vernietigt de uitspraak van het hof;

- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 april 2025.

Artikel delen