ECLI:NL:HR:2025:630
Medeplegen feitelijk leiddinggeven aan het door rechtspersoon begaan van opzettelijke overtreding van voorschriften die zijn verbonden aan een krachtens Wet milieubeheer aan vennootschap gegeven vergunning door terminalmanager i.h.k.v. lekkage met methadol bij belading van tankwagon in haven, art. 18.18 Wet Milieubeheer. Vrijspraak in eerste aanleg. Bewijsklachten t.a.v. functie van verdachte, ...
Hoge Raad 22 April 2025
ECLI:NL:HR:2025:630
text/xml
public
2025-04-22T17:17:10
2025-04-17
Raad voor de Rechtspraak
nl
Hoge Raad
2025-04-22
22/04007
Uitspraak
Cassatie
NL
Strafrecht
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2025:333
In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2022:3036
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2025:630
text/html
public
2025-04-18T09:08:48
2025-04-22
Raad voor de Rechtspraak
nl
ECLI:NL:HR:2025:630 Hoge Raad , 22-04-2025 / 22/04007
Medeplegen feitelijk leiddinggeven aan het door rechtspersoon begaan van opzettelijke overtreding van voorschriften die zijn verbonden aan een krachtens Wet milieubeheer aan vennootschap gegeven vergunning door terminalmanager i.h.k.v. lekkage met methadol bij belading van tankwagon in haven, art. 18.18 Wet Milieubeheer. Vrijspraak in eerste aanleg. Bewijsklachten t.a.v. functie van verdachte, denaturering van verklaring van getuige, strafrechtelijke aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid van verdachte. HR: Om redenen vermeld in CAG leidt middel niet tot cassatie. CAG: Inzake functie van verdachte heeft hof vastgesteld dat verdachte t.t.v. incident werkzaam was als terminal manager, dat hij in deze functie leidinggaf aan operationele werkzaamheden bij vennootschap en dat hij verantwoordelijk was voor belading van wagon. Verklaring van getuige afgelegd tegenover RC, die door hof gedenatureerd zou zijn, is door hof niet voor bewijs gebruikt. Hof heeft bewijs voor het feitelijk leidinggeven niet alleen afgeleid uit omstandigheid dat verdachte ondanks alle risico's niet bij belading van wagon is gebleven maar dat hij is weggegaan. Hof heeft ook vastgesteld dat verdachte opdracht heeft gegeven om alles in gereedheid te brengen voor het beladen van wagon met slangen, ondanks tegenstand van enkele medewerkers, die aan verdachte en wachtchef te kennen gaven dat deze manier van beladen buiten alle beveiligingen om met gevaar voor vrijkomende dampen en explosie niet veilig was. Hof heeft uit bewijsmiddelen kunnen afleiden dat (gelet op gedragingen van verdachte en zijn positie binnen bedrijf) wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het opzettelijk overtreden van vergunningsvoorschriften.
Volgt verwerping.
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 22/04007 E
Datum 22 april 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, economische kamer, van 25 oktober 2022, nummer 23-000138-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
hierna: de verdachte.
1Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat C.N.G.M. Starmans bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel komt op tegen (de motivering van) de bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde.
3.2
De bewezenverklaring en de bewijsoverwegingen van het hof zijn weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3 en 5.2. De bewezenverklaring steunt verder op de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in (de aanvulling op) het arrest van het hof.
3.3
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 5.
4Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de omstandigheid dat de verdachte strafbaar is verklaard maar dat geen straf of maatregel is opgelegd, volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.
5Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2025.