Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:HR:2025:639

Eendaadse samenloop van medeplegen invoer van 250 kg cocaïne (art. 2.A Opiumwet) en medeplegen voorbereidingshandelingen daarvoor (art. 10a.1 Opiumwet), en voorhanden hebben van vuurwapen en munitie (art. 26.1 WWM). Kon hof geen beslissing nemen over geheugenkaartje, omdat dit voorwerp niet op beslaglijst staat vermeld? Gelet op p-v van tz. in eerste aanleg en overwegingen en beslissing Rb zijn...

Hoge Raad 22 April 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:HR:2025:639 text/xml public 2025-04-22T17:21:40 2025-04-18 Raad voor de Rechtspraak nl Hoge Raad 2025-04-22 22/04480 Uitspraak Cassatie NL Strafrecht Conclusie: ECLI:NL:PHR:2025:144 Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2025:639 text/html public 2025-04-18T13:05:23 2025-04-22 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:HR:2025:639 Hoge Raad , 22-04-2025 / 22/04480
Eendaadse samenloop van medeplegen invoer van 250 kg cocaïne (art. 2.A Opiumwet) en medeplegen voorbereidingshandelingen daarvoor (art. 10a.1 Opiumwet), en voorhanden hebben van vuurwapen en munitie (art. 26.1 WWM). Kon hof geen beslissing nemen over geheugenkaartje, omdat dit voorwerp niet op beslaglijst staat vermeld? Gelet op p-v van tz. in eerste aanleg en overwegingen en beslissing Rb zijn er aanwijzingen dat geheugenkaartje in beslag is genomen. Hof had daarom beslissing moeten nemen over dat geheugenkaartje. Dat dit geheugenkaartje niet op beslaglijst staat vermeld, doet daaraan niet af (vgl. HR:2021:777).

Volgt (partiële) vernietiging v.zv. hof heeft verzuimd te beslissen over beslag op geheugenkaartje en terugwijzing. Samenhang met 22/04361, 22/04426, 22/04481 en 22/04842 P.

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 22/04480

Datum 22 april 2025

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 22 november 2022, nummer 22-001807-18, in de strafzaak

tegen

[verdachte] ,

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,

hierna: de verdachte.
1Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat in Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.

De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging en voor zover het hof heeft verzuimd te beslissen over het beslag, tot vermindering van de strafoplegging aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en ten aanzien van het beslag tot een zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2Beoordeling van het eerste cassatiemiddel 2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat het geen beslissing neemt over een geheugenkaartje, omdat dit voorwerp niet op de beslaglijst staat vermeld.
2.2.1
Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 4 april 2018 houdt onder meer in:

“De raadsman mr. Bordewijk voert aan:

(...)

Ten slotte verzoek ik u het geheugenkaartje welke in de Samsung Galaxy zit terug te geven aan mijn cliënt. Er staan foto’s van het gezin op.

De officier van justitie wordt in de gelegenheid gesteld te repliceren. Zij deelt mede:

(...)

Ik verzet mij niet tegen teruggave van de geheugenkaart, als die in de telefoon zit.”
2.2.2
De rechtbank heeft over het geheugenkaartje overwogen en beslist:

“De verdediging heeft verzocht om het geheugenkaartje, welke in de Samsung-telefoon zit, terug te geven aan de verdachte. Op het geheugenkaartje staan persoonlijke foto’s van de verdachte.

(...)

Ten aanzien van het geheugenkaartje in de Samsung smartphone G_389818 - welke niet apart is vermeld op de beslaglijst - zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

(...)

11. Beslissing

De rechtbank:

(...)

- Gelast de teruggave aan verdachte van

o Geheugenkaartje in de Samsung smartphone G_389818.”
2.2.3
In hoger beroep heeft de advocaat-generaal de teruggave aan de verdachte van het geheugenkaartje gevorderd.
2.2.4
De uitspraak van het hof houdt over het geheugenkaartje in:

“Voorts merkt het hof op dat geen beslissing zal worden genomen over een geheugenkaartje, nu dit voorwerp niet op de beslaglijst staat vermeld.”
2.3
Gelet op wat onder 2.2.1 tot en met 2.2.3 is weergegeven zijn er aanwijzingen dat het geheugenkaartje in beslag is genomen. Het hof had daarom een beslissing moeten nemen over dat geheugenkaartje. Dat dit geheugenkaartje niet op de beslaglijst staat vermeld, doet daaraan niet af (vgl. HR 25 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:777).
2.4
Het cassatiemiddel slaagt.
3Beoordeling van het tweede cassatiemiddel 3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 51 maanden.
4Beslissing
De Hoge Raad:

- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover het hof heeft verzuimd te beslissen over het beslag op een geheugenkaartje en wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;

- vermindert de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze 49 maanden beloopt;

- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak wat betreft de beslissing over het geheugenkaartje opnieuw wordt berecht en afgedaan;

- verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2025.

Artikel delen