BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigde: mr. H.M.M. Alejandra,
tegen
de naamloze vennootschap
CURAÇAO PORT SERVICES N.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. M.F. Bonapart.
Dat blijkt uit:
het verzoekschrift met producties, ingediend op 23 februari 2022;
de mondelinge behandeling op 21 april 2022 (en de door verweerster vooraf ingediende producties alsmede de door partijen overgelegde pleitnotities).
Tijdens de mondelinge behandeling is het verzoek van verzoeker (gevoegd met de verzoeken van verzoekers in de zaken met zaaknummers CUR202201563 en CUR202201564) behandeld. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Voor verweerster is verschenen haar gemachtigde, vergezeld door dhr. [naam 1], Human Resource Manager van verweerster.
1.3.
Het Gerecht heeft partijen medegedeeld dat per zaak uitspraak zal worden gedaan. De uitspraak is nader bepaald op heden.
Verzoeker is in dienst van verweerster als checker en is lid van de vakbond CBH/OVP (hierna: de vakbond). Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing een door voornoemde vakbond met verweerster gesloten collectieve arbeidsovereenkomst, hierna: cao. Daarin zijn in artikel 29 bepalingen omtrent vakantie opgenomen. Voor zover van belang staat daarin:
“(…)
1. Bij het in dit artikel bepaalde blijft de Landsverordening Vakantieregeling 1949 onverminderd van kracht, tenzij hier in dit artikel uitdrukkelijk voor de werknemer van wordt afgeweken (…)
8. Bij de vaststelling van het vakantierooster zal de werkgever, zoveel als het bedrijfsbelang zulks toelaat, met de wensen van de werknemer rekening houden (…).”.
2.2.
Uiterlijk 11 november 2019 diende verzoeker zijn vakantiewensen\planning voor 2020 op te geven aan verweerster. Verzoeker heeft zijn vakantiewensen opgegeven.
2.3.
Medio maart 2020 heeft de Covid-19 pandemie Curaçao bereikt en heeft de regering van Curaçao vergaande maatregelen genomen om de verspreiding van Covid-19 onder de bevolking van Curaçao zoveel mogelijk te beperken. Verweerster is daarbij aangewezen als een voor Curaçao cruciale onderneming belast met een vitale functie waarvoor in het kader van voornoemde maatregelen vrijstelling is verleend van de diverse verboden.
2.4.
Verweerster heeft met de vakbond overleg gevoerd over allerlei te nemen (bezuinigings)maatregelen waaronder het verplicht opnemen van vakantiedagen (hierna: de vakantie opname besluiten) en de verrekening daarvan, waarover de vakbond aarzelingen had.
2.5.
Bij brief van 20 april 2020 met als onderwerp maatregelen corona virus werd verzoeker door verweerster geïnformeerd dat hij wegens het aangepaste dienstrooster in verband met de Covid-19 pandemie twee weken verplicht vakantie krijgt en daardoor in de periode 21 april 2020 tot/met 4 mei 2020 niet op het werk hoeft te verschijnen. Voorts staat in die brief dat verzoeker zich beschikbaar moet houden voor het geval verweerster op hem een beroep moet doen om te komen werken.
2.6.
Na de hiervoor genoemde brief hebben verweerster en de vakbond per email (in het Papiaments) gecorrespondeerd over de vakantie opname besluiten en de verrekening daarvan met de vakantiedagen. In de brief van 24 april 2020 van de vakbond aan verweerster staat dat dhr. [naam 2] van SOAW hem aanvankelijk had geïnformeerd dat de vakantie opname besluiten niet zijn toegestaan, doch dat hij daar later van is teruggekomen en de vakbond geïnformeerd heeft dat de vakantie opname besluiten zijn toegestaan. De brief van de vakbond sluit af met de (in het Nederlands vrij vertaalde) zinsnede “niet langer onnodig energie te verspillen en om samen door te gaan”.
2.7.
Bij brief van 6 augustus 2021 (en daarna op 26 augustus 2021 en 27 september 2021) is verweerster aangeschreven met het verzoek om de beslissing ter zake de verrekening van de vakantiedagen te heroverwegen.
2.8.
Bij brief van 22 oktober 2021 bericht verweerster aan het bestuur van de vakbond:
“(…)
Zoals bekend en reeds omstandig met u besproken heeft mbt het bovenstaande in de afgelopen periode de Covid pandemie de CPS en AGT directies genoodzaakt om zich te beraden over de veiligheid op het werk en bepaaldelijk het zoveel mogelijk voorkomen van de (zee) vrachtafhandeling voor Curaçao te verzekeren.
Het voornoemd samenstel van factoren heeft noodzakelijkerwijs geleid tot besluitvorming ter zake de werkschema’s, de medewerkers inzet op de werkvloer en de vakantierechten van het personeel. Er mag begrip van de (goede) werknemer worden verwacht bij de beheersing van de gezondheidsrisico’s en de werkplekbeveiliging ten einde de gevolgen van de pandemie te beheersen. Er mag ook begrip worden verwacht voor de acties om de bedrijfscontinuiteit te verzekeren.
De samenloop van voornoemde feitelijkheden hebben de CPS en AGT directies er in concreto toe gebracht om de vigerende werk en vakantieschema’s aan te passen. Tot dit alles is CPS bevoegd gezien de Vakantieregeling 1949 en de vereisten ter zake de veiligheid op de werkplek (artikel 7:1614x BW) (…)
Wij gaven u reeds aan dat er in deze ook conform artikel 29 van de cao wordt gehandeld (…)
In het licht van al het vorengaande (…) moeten wij u berichten dat wij genoodzaakt zijn om de vigerende werkindelingen, de thans gehanteerde vakantieschema’s en de maatregelen ter voorkoming van onnodige gezondheidsrisico’s op het werk vooralsnog te moeten handhaven (…).”
2.9.
Uit productie 1 bij de pleitnotities van verweerster blijkt dat verzoeker over het jaar 2020 in totaal 38 (van de 39) vakantiedagen heeft opgenomen.
2.10.
Verweerster heeft de verrekening van de vakantiedagen niet ingetrokken.
Verzoeker verzoekt het Gerecht om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst aangevuld met de bepalingen uit de cao tussen partijen ongewijzigd voortduurt;
verweerster te veroordelen om in ongewijzigde vorm de arbeidsovereenkomst en cao met verzoekers na te komen met dien verstande dat de beslissing om de op grond van arbeidsovereenkomst en cao opgebouwde vakantie tegoeden van verzoekers met de verplichte vakantie te verrekenen teruggedraaid wordt althans te niet gedaan wordt althans verboden wordt;
verweerster te veroordelen in de kosten van dit geding;
aan de uitvoering van een veroordelend vonnis een dwangsom van NAf 5.000,= per dag met een maximum van NAf 250.000,= voor elke dag of gedeelte daarvan dat verweerster in gebreke blijft gevolg te geven aan datgene wat uw gerecht hun bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad hebben bevolen danwel opgedragen met eveneens een door het gerecht vast te stellen maximum.
Verzoeker legt aan het verzoek ten grondslag dat gelet op de omstandigheden verweerster in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden van verzoeker (inhoudende dat hij verplicht met vakantie is gestuurd, met als gevolg dat de verplicht opgenomen vakantiedagen in mindering zijn gebracht van zijn tegoed aan vakantiedagen).
3.3.
Verweerster voert zowel een exceptief als een principaal verweer.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Exceptief verweer
Verweerster voert allereerst aan dat verzoeker geen (rechtens te respecteren) procesbelang heeft bij het instellen van het verzoek, omdat met de vakantiewensen van verzoeker rekening is gehouden en, nadat hij gedurende het jaar 2020 nog aanvullende vakantiewensen had, aan hem aanvullend vakantiedagen zijn toegekend.
4.2.
Voorop wordt gesteld dat artikel 3:303 BW bepaalt dat zonder voldoende belang niemand een rechtsvordering toekomt. Het is vaste rechtspraak dat de rechter terughoudend moet zijn met het afwijzen van een vordering op de grond dat er niet voldoende belang bestaat (zie onder meer HR 17 september 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1058, NJ 1994/118). Uitgangspunt is dat een verzoekende partij bij zijn vordering belang heeft en dat er bijzondere feiten of omstandigheden moeten zijn om anders aan te kunnen nemen. Die bijzondere feiten of omstandigheden stelt verweerster niet. Dat met de vakantiewensen van verzoeker rekening is gehouden en hem aanvullend vakantie dagen zijn toegekend brengt niet met zich dat verzoeker geen belang heeft bij zijn vordering. Zijn belang is immers om niet “in de min te raken”.
Principaal verweer
De onder 1 en 2 genoemde verzoeken van verzoeker strekken er toe om de verrekening van de door verweerster genomen vakantie opname besluiten terug te draaien. Zij lenen zich derhalve voor gezamenlijke behandeling.
4.4.
Het Gerecht stelt voorop dat voor overeenstemming sprake moet zijn van een aanbod van verweerster als werkgeefster dat moet zijn aanvaard door verzoeker als werknemer. Niet in geschil is dat de vakbond gerechtigd is om namens verzoeker als werknemer afspraken te maken over de te nemen maatregelen, waaronder de vakantie opname besluiten en de verrekening van de vakantiedagen. Uit de in 2.6. bedoelde brief van 24 april 2020 van de vakbond aan verweerster volgt dat de vakbond, gelet op het (aangepaste) advies van dhr. [naam 2], ingestemd heeft met de vakantie opname besluiten en de verrekening van de vakantiedagen. Ook ter behandeling is erkend door verzoeker dat de vakbond akkoord is gegaan met de door verweerster te nemen maatregelen en dat de maatregelen vervolgens zijn uitgevoerd.
4.5.
Verzoeker stelt zich op het standpunt, daarin gesteund door de vakbond, dat nooit akkoord is gegaan dat de vakantiedagen verrekend zouden worden. Wellicht staat niet uitdrukkelijk vermeld in de in 2.5. bedoelde brief, dat de vakantiedagen verrekend zouden worden, doch van verzoeker (en zeker van de vakbond die namens verzoeker afspraken heeft gemaakt over de te nemen maatregelen) mocht worden verwacht dat dit wel zo zou worden begrepen. Immers indien dat niet het geval was, dan sorteert de vakantie opname besluiten als bezuinigingsmaatregel geen effect.
4.6.
Op de grond dat sprake is van overeenstemming van de vakantie opname besluiten en de verrekening van de vakantiedagen worden de verzoeken van verzoeker afgewezen.
4.7.
Indien veronderstellende wijze er vanuit wordt gegaan dat geen sprake was aanbod en aanvaarding tussen verweerster en de vakbond, wordt overwogen als volgt.
4.8.
Verweerster stelt zich op het standpunt dat zij gezien de bijzondere omstandigheden (Covid-19 pandemie) ex artikel 29 van de cao gerechtigd was om het vakantierooster aan te passen (in de zin dat verzoeker verplicht is twee weken vakantiedagen te nemen, ook indien die ongevraagd is verleend). Zij verwijst daartoe allereerst naar het in 2.1. bedoelde artikel 29 van de cao, waarin het onderwerp van vakantie geregeld is en waarin in lid 1 is opgenomen dat de Landsverordening Vakantieregeling 1949 (hierna: Vakantieregeling) onverminderd van kracht blijft, tenzij in voornoemd artikel 29 voor de werknemer daarvan wordt afgeweken.
4.9.
Verwezen wordt naar het in 2.1. bedoelde artikel 29 lid 8 van de cao, waarin voor de werknemer is afgeweken van artikel 2 lid 2 van de Vakantieregeling (waarin is bepaald: De werkgever is verplicht de arbeider op diens verzoek de in het vorige lid bedoelde vakantie te verlenen, terwijl de arbeider verplicht is deze vakantie, ook indien ongevraagd verleend, te nemen.). Voornoemd artikel 29 lid 8 van de cao verdraagt zich in beginsel niet met een door verweerster eenzijdig tegen verzoeker’s wil vaststellen van vakantie.
4.10.
Verweerster beroept zich voorts op het beginsel van goed werknemerschap (artikel 7A:1615d BW) en stelt daartoe dat verzoeker gehouden is zich als goed werknemer te gedragen als het bedrijfsbelang vordert dat er door de werkgever zekere vakantie opname besluiten worden genomen (punt 4.7. van de pleitnota).
4.11.
Voorop wordt gesteld dat de door verweerster genomen vakantie opname besluiten, tegen verzoeker’s wil, rechtsgeldig kunnen zijn, als de wens van verzoeker om geen vakantie op te nemen in strijd zou zijn met goed werknemerschap of als het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat verzoeker geen vakantie zou opnemen (een en ander beoordeeld naar de maatstaf vastgelegd in het arrest van de Hoge Raad van 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1847: Mammoet/Stoof).
4.12.
Naar het oordeel van het gerecht is dat hier het geval. Daartoe is het volgende redengevend:
- De (wereldwijde) Covid-19 pandemie was aanleiding voor de regering van Curaçao om vanaf medio maart 2020 achtereenvolgend diverse vergaande maatregelen te treffen om de verspreiding van het virus onder de bevolking van Curaçao zoveel mogelijk te beperken. Ook voor verweerster hadden deze maatregelen verstrekkende gevolgen. In verband met haar vitale functie en gelet op het maatschappelijk en macro-economisch belang voor Curaçao diende zij de bedrijfscontinuiteit van de cruciale havenketen (onder meer bij de aanvoer van levensmiddelen) te verzekeren, zonder de gezondheidsrisico’s van haar werknemers uit het oog te verliezen. In dat verband diende zij de in de ministeriele beschikkingen voorgeschreven maatregelen voor het waarborgen van sociale afstand en hygiëne op te volgen. Daarnaast is onweersproken dat er in die periode minder schepen Curaçao aandeden en dat het laden en lossen alleen in de ochtenduren plaatsvond.
- Met verweerster is het gerecht van oordeel dat het de verantwoordelijkheid van (het management van) verweerster was, juist met het oog op haar vitale functie - en daarmee ook de belangen van haar werknemers – om terstond na het afkondigen van de maatregelen door de regering van Curaçao haar bedrijfsvoering aan te passen aan de veranderde omstandigheden c.q. dalende bedrijfsomzet.
- Verweerster heeft over de te nemen maatregelen overleg gevoerd met de vakbond, die gerechtigd is om namens verzoeker als werknemer van verweerster afspraken te maken over de te nemen maatregelen. Vast staat dat de vakbond met die maatregelen (waaronder de vakantie opname besluiten en de verrekening van de vakantiedagen) aanvankelijk akkoord is gegaan.
- De door verweerster in het kader van de maatregelen voorgestelde vakantie opname besluiten is, zeker in het licht van andere mogelijk nog ingrijpendere maatregelen voor werknemers een redelijk (en dus minder nadelig voor de werknemers) voorstel. Er is niet gekort in het personeelsbestand, in de salarissen noch in de secundaire arbeidsvoorwaarden. Het recht op vakantie is verzoeker niet ontnomen en zijn vakantiewensen zijn gehandhaafd.
- De vakantie opname besluiten betreft het incidenteel vaststellen van 10 vakantiedagen. In verhouding met het aan verzoeker toegekende aantal vakantiedagen, te weten 25, raakt deze maatregel enkel de bovenwettelijke vakantiedagen.
- Daarnaast is verweerster, ook nadat verzoeker buiten de vooraf opgegeven vakantiewensen nog additionele vakantiewensen had, en door de verrekening een tekort aan vakantiedagen had, hem daarin tegemoet gekomen om nog niet toegekende vakantiedagen van het volgend jaar te laten gebruiken.
Gelet op al deze omstandigheden is het gerecht van oordeel dat sprake is van een zwaarwichtig (bedrijfs)belang bij de door verweerster genomen vakantie opname besluiten en kon in alle redelijkheid van verzoeker als goed werknemer gevergd worden met voornoemde vakantie opname besluiten akkoord te gaan.
4.13.
Met verzoeker is het gerecht van oordeel, zij het anders verwoord, dat het doel van het toekennen van vakantie is om de arbeider in staat te stellen in fysiek en psychisch opzicht te laten herstellen van het werk. Ook gedurende de Covid-19 pandemie was fysiek en psychisch herstel van het werk, zij het aangepast aan de beperkingen gedurende de pandemie, mogelijk. Daaraan doet niet af dat verweerster, juist gelet op de uitzonderlijke omstandigheden rondom de Covid-19 pandemie en haar vitale functie, van verzoeker verwachtte dat hij zich gedurende deze periode beschikbaar hield voor het geval verweerster een beroep op hem mocht doen.
4.14.
Gelet op al het voorgaande worden de verzoeken van verzoeker afgewezen.
4.15.
In de arbeidsrelatie tussen partijen ziet het gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren.
5.1.
wijst de verzoeken af;
5.2.
compenseert de proceskosten.
Deze beschikking is gegeven door mr. U.I.D. Luydens, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2022.