Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:PHR:2024:143

9 February 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 23/01442 B

Zitting 13 februari 2024

CONCLUSIE

P.M. Frielink

In de zaak

[klager],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,

hierna: de klager

Het cassatieberoep

1.1De rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, heeft bij beschikking van 1 maart 2023 het op grond van art. 552a Sv ingediende klaagschrift van de klager, strekkende tot opheffing van het beslag en teruggave aan de klager van een in beslag genomen auto (Maserati met het kenteken [kenteken]), gegrond verklaard.

1.2Het cassatieberoep is op 10 maart 2023 ingesteld door de officier van justitie. G.K. Schoep, plaatsvervangend officier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Holland, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld. In het eerste middel wordt geklaagd dat de rechtbank het summiere karakter van de beklagprocedure heeft miskend en in het tweede middel wordt geklaagd dat het oordeel van de rechtbank, dat de belangen van de klager zwaarder wegen dan die van strafvordering, onbegrijpelijk, althans ontoereikend gemotiveerd is.

1.3De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak.

Het verloop van de zaak

2.1Chronologisch is de zaak – voor zover daarvan blijkt uit de in cassatie ter beschikking staande stukken – als volgt verlopen.

2.2Op 24 maart 2022 is in het kader van het strafrechtelijk onderzoek ‘Jeneverbes’ in verband met een verdenking van witwassen als bedoeld in art. 420bis Sr op grond van art. 94 Sv onder de klager de onder randnr. 1.1 genoemde auto in beslag genomen.

2.3Op 25 maart 2022 is namens de klager een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv ingediend, strekkende tot opheffing van het beslag en teruggave aan de klager van de in beslag genomen auto. Dit klaagschrift is op 31 mei 2022 in openbare raadkamer behandeld. Bij beschikking van 14 juni 2022 heeft de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaard.

2.4Op 4 oktober 2022 is namens de klager opnieuw een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv ingediend. Daarin wordt wederom verzocht om opheffing van het beslag en teruggave aan de klager van de in beslag genomen auto. Dit klaagschrift houdt onder meer in dat:

“8. de rechtbank het [AG: eerste] klaagschrift van klager ongegrond heeft verklaard per beslissing d.d. 14 juni 2022: "gelet op […] het nog lopende onderzoek naar deze verdenking [AG: van witwassen]” […];

9. op 27 september 2022 heeft de verdediging verzocht aan het OM om uiterlijk donderdag 29 september 2022 eventuele (nieuwe) onderzoeksresultaten kenbaar te maken, vanwege dat 'nog lopende onderzoek'. Op woensdag 28 september jl. ontving de verdediging het verzoek om de complete personalia van cliënt en het parketnummer door te geven. De verdediging heeft de personalia doorgegeven en het proces-verbaalnummer, doch daarna niets meer vernomen van het OM;

10. bij voormelde stand van zaken klager van mening is dat hij [AG: vóór de behandeling van het eerste klaagschrift] een concrete en verifieerbare verklaring heeft afgelegd over de herkomst van zijn geld, waarmee hij onder andere zijn Maserati heeft betaald en het aan het OM is om hier onderzoek naar te doen, terwijl thans niet gebleken is van enig aanvullend onderzoek zijdens het OM. Indien aanvullend onderzoek heeft plaatsgehad, zou daaruit naar het oordeel van klager enkel kunnen volgen dat de verklaring van klager klopt;

11. thans derhalve geen althans onvoldoende strafvorderlijk belang (meer) aanwezig is dat zich zou verzetten tegen teruggave van de Maserati. Klager stelt zich op het standpunt dat de Maserati daarom aan hem geretourneerd dient te worden, nu hij deze nodig heeft voor zijn vervoer en het zijn eigendom is;

12. bij de huidige stand van zaken het standpunt van klager is dat het reeds thans hoogst onaannemelijk is dat er iets relevants in strafvorderlijk opzicht met die Maserati zal gebeuren waardoor het beslag om die reden gehandhaafd zou moeten blijven;

13. klager zich bezwaard voelt door het uitblijven van een last tot teruggave. Klager wenst de Maserati retour te ontvangen en meent dat zijn persoonlijk belang zijn Maserati terug te krijgen zodat hij weer gebruik kan maken van zijn eigendom, dient te prevaleren boven het strafvorderlijk belang dat er niet is. Er is naar zijn mening geen redelijke juridische grondslag voor (voortduring van de) inbeslagname van de Maserati.

REDENEN WAAROM :

Klager uw college verzoekt voormeld beslag op de Maserati op te heffen en de teruggave hiervan aan klager te gelasten.”

2.5Het schriftelijk standpunt van het openbaar ministerie van 13 december 2022 houdt onder meer in:

“Het standpunt van het Openbaar Ministerie is dat onverminderd sprake is van strafvorderlijk belang dat zich tegen teruggave van voornoemde personenauto verzet. Tegen klager is een terechte witwasverdenking gerezen (en bewijsvermoeden opgekomen) t.a.v. deze auto, waarvan ter zitting de verbeurdverklaring zal kunnen worden gevorderd, terwijl het onderzoek nochtans gaande is. Bevonden is dat de kostbare auto, die door klager op 26 januari 2021 is gekocht voor een bedrag groot 47.000 euro en contant is betaald, voorshands volstrekt niet verklaarbaar is uit diens bij de Belastingdienst bekende (legale) inkomsten. De Belastingdienst heeft informatie verstrekt waaruit blijkt dat klager over de periode van 2012 tot februari 2021 geen inkomsten in Nederland heeft gehad.

Bevonden is tevens dat klager beschikt over drie bankrekeningen, waarvan twee rekeningen telkens geen saldo bevatten op 31 december (tot 2021), en dat op de derde bankrekening van 2017 tot 12 februari 2022 in totaal 104.617,65 contant is gestort. Er is in die periode 14.608,30 euro contant opgenomen (ten behoeve van contante uitgaven). Verder is niet gebleken van een erfenis of schenking of (ander) vermogen van klager waaruit de herkomst van de (middelen benodigd voor de aanschaf van de) auto kan worden verklaard.

Op 14 april 2022 is klager verhoord omtrent de feiten. Klager heeft – kort en zakelijk weergegeven – verklaard dat hij voor de thans beslagen Maserati Ghibli een bedrag van 47.000 euro contant heeft betaald. Klager heeft uit Duitsland, waar hij van 2012 tot oktober 2018 heeft verbleven en als ondernemer heeft gewerkt, spaargeld meegenomen naar Nederland. Klager had in Duitsland (Wesseling) een gokautomatenbedrijf, en daarnaar kan navraag worden gedaan bij het Finanzamt, stelt klager. […].

Als verhuisgoed heeft klager tevens een BMW X6 M meegenomen naar Nederland. Die auto is door klager ingeruild voor een Maserati GranTurismo, waarbij hij niet veel heeft hoeven bijbetalen. Op 18 juni 2019 heeft klager die Maserati verkocht aan een met name genoemd autobedrijf voor een bedrag van 27.000 euro. De verkoopopbrengst heeft hij in een oude sok gedaan, en in januari 2021 gebruikt voor de aankoop van de thans beslagen Maserati. Klager heeft overgelegd de inkoopverklaring van 18 juni 2019 ter zake de verkoop van de Maserati GranTurismo.

Daarnaast heeft klager 20.000 euro bijgelegd welke geld hij in twee porties heeft opgehaald uit een kluis in Turkije. Klager weet niet wanneer dit was. De kluis bevindt zich in de bedrijfsruimte van onderneming [A]. Klager heeft op 25 oktober 2019 een bedrag groot 300.000 euro geleend van [A] om in Europa producten van die investeerder op de markt te kunnen zetten. Bij het verhoor heeft klager de leenovereenkomst met [A] van 25 oktober 2019 overgelegd. Klager zou het bedrag op 25 oktober 2019 in Turkije contant hebben gekregen, en het geld zou zich daar nog steeds in de kluis bevinden. Klager geeft aan wat geld daarvan mee te nemen als hij zo af en toe naar Turkije gaat, dat dit in overleg gaat met de investeerder, en dat daarvan niets wordt vastgelegd. Klager verklaart niet te weten hoeveel hij inmiddels gebruikt heeft en evenmin hoe vaak hij daar sinds 2019 is geweest, maar dat het wel vaak is. Met het geld wat hij tot nu toe heeft opgehaald, heeft klager in zijn levensonderhoud kunnen voorzien. Hiernaast heeft hij geen andere inkomsten, aldus klager.

Ten slotte verklaart klager ten aanzien van de contante stortingen van 2017 tot de datum van de lening in oktober 2019, dat de herkomst is spaargeld. Daarna is de herkomst van de contante stortingen de lening van 300.000 euro, aldus klager.

Het Openbaar Ministerie stelt zich (primair) op het standpunt dat hiermee door klager niet een verklaring is gegeven die min of meer verifieerbaar is, mede bij gebreke van (afdoende) stukken ter staving van diens stellingen. Het lag, gelet op het stevige bewijsvermoeden, op de weg van klager om (nadere) stukken te overleggen ten aanzien van de (herkomst van de) gestelde legale gelden waarover hij stelt te kunnen beschikken.

Desalniettemin heeft het OM rechtshulpverzoeken doen uitgaan naar Duitsland en Turkije, nu klager – ondanks verzoek(en) daartoe – niet genegen lijkt (nadere) stukken met betrekking tot diens gestelde inkomsten(bronnen) in Duitsland en Turkije te overleggen. Resultaten uit dat eerste land zijn ontvangen, terwijl het tweede land heeft bericht dat het rechtshulpverzoek is toegezonden aan de uitvoerende instantie. […].

Klager zal uiteindelijk in verhoor worden geconfronteerd met de resultaten uit het rechtshulptraject. De verwachting is dat de resultaten uit Turkije aanstaande zijn, zodat ook het verhoor binnen afzienbare tijd zal kunnen plaatsvinden en het dossier zal worden ingezonden aan het OM.

Overigens is de verdediging gewezen op de rechtshulptrajecten bij E-mails van 13 oktober en 5 december 2022, op welke e-mails geen reactie is ontvangen.

Gelet op het voorgaande, is het onderzoek nog in volle gang, terwijl het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de auto zal bevelen.

Een belangenafweging dient evenmin in het voordeel van klager uit te vallen. Op dit punt gelden zeer hoge eisen, en klager heeft niet genoegzaam gemotiveerd hoe hij in zijn belangen geraakt is en waarom diens belangen dienen te prevaleren boven het strafvorderlijk belang.

Gelet op het vorenstaande dient het klaagschrift ongegrond te worden verklaard.“

2.6Op 19 december 2022 is de behandeling van het in randnr. 2.4 genoemde klaagschrift – op verzoek van de raadsman en met instemming van de officier van justitie – door de rechtbank aangehouden in afwachting van ontbrekende stukken uit het buitenland.

2.7Op 15 februari 2023 is het klaagschrift door de enkelvoudige raadkamer behandeld. De blijkens het proces-verbaal van die raadkamerzitting overgelegde pleitaantekeningen van de raadsman houden het volgende in:

“1. Sinds het vorige klaagschrift zijn wij inmiddels driekwart jaar verder, doch de inbeslagname van de auto is inmiddels alweer bijna een jaar geleden. Voor een auto is dat alweer lang. Iedere dag dat een auto niet rijdt, verliest deze aan waarde. Om die reden is het noodzakelijk om ook nu weer de zaak aan uw rechtbank voor te leggen, teneinde de auto van cliënt weer retour te krijgen.

[…]

4. Cliënt heeft bij de politie een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd over de aanschaf van de auto en het geld dat hij daarvoor heeft gebruikt. En daarmee heeft hij het witwasvermoeden dat er bestond naar aanleiding van de melding van het autobedrijf in ieder geval gepoogd te ontzenuwen.

5. Relevant te benoemen is dat mijn cliënt op p. 4 van het verhoor verklaart over hoe hij uiteindelijk de auto heeft betaald en waarom hij die auto heeft gekocht: hij zag die auto als goed visitekaartje. Cliënt heeft een inkoopverklaring aan de politie gegeven van een andere Maserati van de firma [B] v.o.f. Voor zover mij bekend is hier geen onderzoek naar gedaan. Ik ga er vanuit dat hier verder geen discussie over bestaat.

6. Nu was het wachten op enerzijds de Duitse stukken en anderzijds de Turkse stukken. Voor wat betreft die Duitse stukken valt op dat die al in of voor december 2022 [AG: zijn ontvangen] en dat die ondanks mijn verzoeken daartoe eerst gister zijn verstrekt. Ik heb het RHV zelf niet gelezen, maar bevestigd wordt het verhaal van cliënt: hij was woonachtig in Duitsland en heeft daar geld verdiend. In 2018 een substantieel bedrag. Onduidelijk is overigens of er geen belastinggegevens van voor 2017 zijn gevraagd? Of zijn die niet (meer) bekend vanwege tijdsverloop? Wat mij betreft is dit in ieder geval al een genoegzame bevestiging van het verhaal van cliënt.

7. Dan Turkije. Het OM gaf in december aan dat de stukken aanstaande waren. We zijn inmiddels twee maanden verder en ik heb helemaal niets vernomen, terwijl de auto van cliënt dus nog steeds onder beslag ligt. Cliënt gaf mij in december al aan dat [betrokkene 1] al door de politie was benaderd en gehoord. Deze [betrokkene 1] had een kopie van zijn verklaring. En nu deze verklaring een deel (EUR 20.000,=) van het aankoopbedrag kan verklaren, is deze verklaring relevant. Daarom heeft mijn cliënt deze verklaring […] officieel laten vertalen en heeft hij deze verklaring door notaris [betrokkene 2] laten verifiëren.

8. [betrokkene 1] bevestigt dat cliënt geld van hem heeft gekregen, inmiddels maar liefst EUR 202.000,=. En daar kunnen wij van alles van vinden, maar het betekent wel dat cliënt voldoende legale inkomsten had om de EUR 20.000,= van de auto van te betalen. Het is thans iets tussen [betrokkene 1] en cliënt over of en zo ja hoe dat geld gaat worden terugbetaald. Ik merk op dat [het] in landen als Turkije volgens mijn cliënt heel normaal is om met (grote) contante geldbedragen te lopen. Deze [betrokkene 1] is voor zover mij bekend geen verdachte of althans: wordt niet verdacht van witwassen.

9. Aldus is mijn conclusie reeds op dit moment dat de verklaring van cliënt een legale herkomst van het geldbedrag niet uitsluit, waardoor het thans – gelet op de jurisprudentie op dat punt (zie o.a. ECLI:NL:GHAMS:2022:9) – hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het voertuig zal verbeurdverklaren.

10. Om die reden is mijn verzoek om de teruggave te gelasten van de auto van cliënt.”

2.8Bij de behandeling van het klaagschrift is blijkens het proces-verbaal van de raadkamerzitting van 15 februari 2023 door de officier van justitie en de raadsman van de klager nog het volgende aangevoerd:

De officier van justitie voert – zakelijk weergegeven – als volgt het woord:

Het standpunt van het Openbaar Ministerie van 13 december 2022 is niet gewijzigd. Uit de verstrekte stukken uit Duitsland blijkt dat de klager een beperkte periode een onderneming heeft gehad met een beperkte omzet. De middelen waarmee de Maserati is gekocht kunnen hieruit nauwelijks worden verklaard. Daarnaast heeft de klager een openstaande vordering bij de fiscus in Duitsland.

De opgevraagde stukken uit Turkije heeft het Openbaar Ministerie nog niet ontvangen. De raadsman van de klager heeft een verklaring van [betrokkene 1] overgelegd. Het lijkt erop dat Turkije uitvoering geeft aan het rechtshulpverzoek. Het is echter onduidelijk of het Openbaar Ministerie nadere stukken gaat ontvangen.

De verklaring van [betrokkene 1] kan de verdenking van witwassen en het sterke bewijsvermoeden niet ontzenuwen. Het onderzoek is op dit moment nog niet voltooid. De verklaring van [betrokkene 1] moet onderzocht worden en de klager dient nader te worden gehoord over de overgelegde stukken uit zowel Duitsland als Turkije. Bij deze stand van zaken is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de Maserati zal bevelen.

De raadsman voert – zakelijk weergegeven – als volgt het woord:

De klager is niet op de hoogte van de openstaande vordering bij de fiscus in Duitsland. Het betekent echter dat de klager wel degelijk inkomsten heeft gehad in Duitsland. Daarnaast heeft de klager een substantieel bedrag verdiend in 2018.

De officier van justitie geeft aan dat het onderzoek naar de klager nog niet is afgerond. Het is onduidelijk wat er nog onderzocht moet worden. De klager heeft een verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd over de aankoop van de Maserati.”

2.9De rechtbank heeft in de bestreden beschikking van 1 maart 2023 hetgeen door de partijen is aangevoerd als volgt samengevat:

Beklag

[…]

In raadkamer heeft de raadsman in aanvulling op het klaagschrift aangevoerd, dat cliënt bij de politie een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd over de aanschaf van de auto en het geld dat hij daarvoor heeft gebruikt. De raadsman stelt zich op het standpunt dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het voertuig zal verbeurd verklaren.

Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de auto bijna een jaar geleden in beslag is genomen. Iedere dag dat een auto niet rijdt, verliest deze aan waarde. De raadsman verzoekt de rechtbank tot teruggave van de auto te beslissen.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich tegen teruggave van het in beslag genomen voertuig aan de klager en heeft daartoe onder meer aangevoerd dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet.

Uit de inmiddels verstrekte stukken uit Duitsland (van oktober 2022) blijkt dat de klager in dat land een beperkte periode een onderneming heeft gehad met een beperkte omzet. De herkomst van de middelen waarmee de Maserati is gekocht, kan hieruit nauwelijks worden verklaard. Daarnaast heeft de klager nog een openstaande vordering bij de fiscus in Duitsland.

De officier van justitie is nog in afwachting van de stukken uit Turkije. De advocaat van de klager, mr. I. Appel, heeft een verklaring van [betrokkene 1] overgelegd. Dit duidt erop dat Turkije uitvoering geeft aan het rechtshulpverzoek. De thans overgelegde verklaring van [betrokkene 1] kan de terechte verdenking van witwassen en het sterke bewijsvermoeden niet ontzenuwen. De verklaring van [betrokkene 1] dient te worden onderzocht, mede in het licht van de nog te verwachten stukken uit Turkije. Daarnaast dient de klager nader te worden gehoord, over de overgelegde stukken uit zowel Duitsland als Turkije.

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er tegen de klager een evident witwasvermoeden bestaat en dat het onderzoek nog volop loopt. Bij deze stand van zaken is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, tot verbeurdverklaring van de Maserati zal overgaan. De officier van justitie verzoekt de rechtbank het klaagschrift ongegrond te verklaren.”

2.10De rechtbank heeft het klaagschrift gegrond verklaard en heeft daartoe overwogen (hier met weglating van de voetnoot):

Beoordeling

[…]

Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak te treden.

De grondslag van het beslag is artikel 94 Sv. Ter beoordeling is of het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave. Dat is het geval indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het desbetreffende voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of wanneer niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp (in dit geval het voertuig) zal bevelen.

De rechtbank is van oordeel dat het belang van strafvordering zich niet langer verzet tegen opheffing van het beslag. De klager wordt verdacht van witwassen. In dat kader is het voertuig onder de klager in beslag genomen. De klager is als verdachte verhoord door de politie. Ter onderbouwing over de herkomst van (een deel van) het geld, heeft de klager diverse documenten overgelegd, waaronder een inkoopverklaring van [B] V.O.F.

Het Openbaar Ministerie heeft rechtshulpverzoeken doen uitgaan naar Duitsland en Turkije. Uit de reeds ontvangen stukken uit Duitsland over 2018 blijkt dat de klager woonachtig was in Duitsland en daar de beschikking heeft gehad over een inkomen. De overige stukken uit Turkije heeft het Openbaar Ministerie nog niet ontvangen, met uitzondering van de vertaalde en in Turkije onder ede afgelegde verklaring van [betrokkene 1]. Uit deze verklaring en de onderbouwing daarvan blijkt dat [betrokkene 1] een bedrag van € 202.000 heeft geleend aan de klager.

De officier van justitie heeft weliswaar aangevoerd dat er nog onderzoek gaande is ter verificatie van de verklaring van de klager en dat zij nog in afwachting is van stukken uit Turkije. Onduidelijk blijft echter op welke termijn deze stukken worden verwacht.

Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat voortzetting van het beslag niet langer in overeenstemming is met eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat op dit moment de belangen van klager zwaarder wegen dan die van strafvordering. Het beklag zal daarom gegrond worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beklag gegrond

- gelast de teruggave aan klager van de Maserati, zwart, kenteken: [kenteken].”

Het eerste middel

3.1In het eerste middel wordt geklaagd dat de rechtbank met haar oordeel dat het belang van strafvordering zich niet langer verzet tegen opheffing van het beslag het summiere karakter van de beklagprocedure heeft miskend en te ver is vooruitgelopen op de mogelijke uitkomst van een nog te voeren procedure in de hoofdzaak.

3.2Vooropgesteld moet worden dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv een summier karakter draagt. Daaraan ligt ten grondslag dat de beklagrechter niet ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure dient te treden. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats, omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de hoofd- of ontnemingszaak zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel.n

HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, m.nt. P.A.M. Mevis, rov. 2.2, herhaald in HR 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1946, NJ 2022/186, m.nt. P.A.M. Mevis, rov. 2.5.1.

3.3De rechter moet bij de beoordeling van een klaagschrift van de beslagene dat is gericht tegen een beslag dat is gelegd op grond van art. 94 Sv, a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee, b. de teruggave van het in beslag genomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.n

HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, m.nt. P.A.M. Mevis, rov. 2.8; HR 31 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:81, NJ 2023/150, m.nt. P.A.M. Mevis, rov. 2.3.1; HR 31 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:128, NJ 2023/149, m.nt. P.A.M. Mevis, rov. 2.3.1.

Het door art. 94 Sv beschermde belang van strafvordering verzet zich onder meer tegen teruggave indien het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen.n

HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, m.nt. P.A.M. Mevis, rov. 2.9; HR 31 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:81, NJ 2023/150, m.nt. P.A.M. Mevis, rov. 2.3.1; HR 31 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:128, NJ 2023/149, m.nt. P.A.M. Mevis, rov. 2.3.1.

3.4De beklagrechter moet in een procedure als de onderhavige met het oog op de beantwoording van de vraag of een belang van strafvordering aanwezig is voor het voortduren van het beslag beoordelen of op basis van het dossier en hetgeen in raadkamer door de officier van justitie en door of namens de klager is aangevoerd – en derhalve uitgaande van de stand van zaken ten tijde van de behandeling van het klaagschrift – jegens de klager een redelijk vermoeden van schuld aan de verweten gedraging kan volgen.n

HR 3 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:502, NJ 2018/221, m.nt. T. Kooijmans, rov. 2.3; HR 4 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:417, NJ 2023/152, m.nt. P.A.M. Mevis, rov. 2.3.2.

Zoals mijn collega Spronken in haar conclusies vóór HR 3 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1886 en HR 4 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:417, NJ 2023/152, m.nt. P.A.M. Mevis heeft opgemerkt, kan eigenlijk alleen een redelijk vermoeden dat “volstrekt uit de lucht gegrepen is”, leiden tot het oordeel dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat verbeurdverklaring (of onttrekking aan het verkeer) van het in beslag genomen voorwerp zal volgen.

3.5De rechtbank heeft het in randnr. 3.2 vooropgestelde toetsingskader, zij het in iets andere bewoordingen, gehanteerd. Daarover wordt niet geklaagd. Wel wordt geklaagd over het oordeel van de rechtbank dat “het belang van strafvordering zich niet langer verzet tegen opheffing van het beslag”. In de toelichting op het middel wordt de stelling betrokken dat daarin als kennelijk oordeel van de rechtbank ligt besloten dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de later oordelende strafrechter de verbeurdverklaring van de auto zal bevelen. Volgens de steller van het middel moet de rechtbank tot dat oordeel zijn gekomen doordat ze “kennelijk geloof (heeft) gehecht aan de diverse documenten die klager heeft overgelegd ter onderbouwing van de herkomst van (een deel van) het geld, waaronder de verklaring van [betrokkene 1], inhoudende dat hij een bedrag van € 202.000 heeft geleend aan klager. Daarmee berust de bestreden beslissing evenwel op een afweging die eerst in het (latere) strafproces kan geschieden.”

3.6De steller van het middel heeft wat mij betreft het gelijk aan zijn zijde. In de eerste plaats valt op dat de beklagrechter de beslissing tot opheffing van het beslag neemt op basis van een incompleet dossier. Het opsporingsonderzoek is nog gaande en aan Duitsland en Turkije verzonden rechtshulpverzoeken zijn nog niet volledig beantwoord. Wanneer de beklagrechter op basis van een onvolledig dossier oordeelt dat het belang van strafvordering zich niet langer verzet tegen opheffing van het beslag, begeeft hij zich op glad ijs. Juist de onvolledigheid van het dossier is voor de Hoge Raad steevast een van de twee redenen om het onderzoek naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv aan te merken als een onderzoek dat een summier karakter draagt. In de tweede plaats valt op dat de beklagrechter – zonder dat overigens expliciet uit te spreken – van oordeel lijkt te zijn dat van een verdenking van witwassen geen sprake meer is. De door de zittingsrechter in de bewijsvoering voor witwassen te beantwoorden vraag of de verdachte – mede gelet op de door hem overgelegde documenten – een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven voor de legale herkomst van het geld waarmee de in beslag genomen auto (deels) is gefinancierd, heeft de beklagrechter in feite al beantwoord. Daarmee heeft hij plaatsgenomen op de stoel van de strafrechter en is hij vooruitgelopen op een in de strafzaak door de zittingsrechter te geven oordeel. En dat laatste is wat de Hoge Raad in zijn rechtspraak wil voorkomen en steeds als tweede reden noemt voor het summiere karakter van de beklagprocedure (zie hiervoor onder randnr. 3.2). Een en ander is niet goed te rijmen met de – terechte – vooropstelling van de rechtbank dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt.

3.7Gelet op het schriftelijk standpunt van het openbaar ministerie van 13 december 2022 en hetgeen de officier van justitie in raadkamer naar voren heeft gebracht, te weten kort gezegd dat i) de klager wordt verdacht van witwassen, ii) de in beslag genomen auto vermoedelijk een voorwerp van dat witwassen betreft, iii) het strafrechtelijk onderzoek onder meer ter verificatie van de verklaring van de klager nog in volle gang is en iv) het openbaar ministerie voornemens is in de strafzaak tegen de klager de verbeurdverklaring van de in beslag genomen auto te vorderen, kan in redelijkheid niet worden gezegd dat het redelijk vermoeden van schuld aan het verweten witwassen door de klager volstrekt uit de lucht is gegrepen. Op voorhand is niet ondenkbaar dat in de strafprocedure de verklaring van de klager wordt weerlegd en de strafrechter anders zal oordelen over de vraag of sprake is van witwassen. Derhalve is het oordeel van de rechtbank dat het belang van strafvordering zich niet langer verzet tegen de opheffing van het beslag ontoereikend gemotiveerd.

3.8Het eerste middel slaagt.

Het tweede middel

4.1In het tweede middel wordt geklaagd dat het oordeel van de rechtbank dat voortzetting van het beslag niet langer in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit onbegrijpelijk, althans ontoereikend is gemotiveerd omdat de rechtbank onvoldoende blijk heeft gegeven van een concrete, nauwkeurige en op de klager toegespitste belangenafweging.

4.2Uit de hiervoor onder randnr. 2.10 geciteerde beschikking van de rechtbank blijkt dat de rechtbank bij haar oordeel over de proportionaliteit en subsidiariteit van het voortduren van het beslag voortbouwt op haar oordeel dat het belang van strafvordering zich niet langer verzet tegen opheffing van het beslag. Over dat laatste oordeel heb ik hiervoor bij de bespreking van het eerste middel geconcludeerd dat het ontoereikend is gemotiveerd. Gelet op de opbouw van de beschikking geldt die conclusie onvermijdelijk ook voor het tweede middel. Daar komt bij dat in de beschikking de proportionaliteit en de subsidiariteit van het beslag niet nader is geduid en dat – mede daardoor – uit de beschikking evenmin duidelijk wordt welke belangen van de klager zwaarder wegen dan die van strafvordering. Het oordeel van de rechtbank is ook in zoverre ontoereikend gemotiveerd.

4.3Het tweede middel slaagt.

Slotsom

5.1Het eerste en tweede middel slagen.

5.2Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden beschikking aanleiding behoren te geven.

5.3Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden beoordeeld en afgedaan.

De procureur-generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Artikel delen