Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:PHR:2024:601

4 June 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 23/01932 B

Zitting 2 juli 2024

CONCLUSIE

T.N.B.M. Spronken

In de zaak

[klager],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,

hierna: de klager

Het cassatieberoep

1.1De rechtbank Den Haag heeft bij beschikking van 14 februari 2023 het klaagschrift ex art. 552a Sv strekkende tot opheffing van het beslag en teruggave van een personenauto, waarvan de klager stelt dat die hem in eigendom toebehoort ongegrond verklaard.

1.2Het cassatieberoep is ingesteld namens de klager. R.A.J. Verploegh, advocaat te 's‑Gravenhage, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.

1.3Het eerste middel is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat “de strafrechter de auto later, als toebehorend niet aan de klager maar aan [betrokkene 1], verbeurd zal verklaren”. Het tweede middel komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat er sterke aanwijzingen bestaan dat de auto niet aan de klager, maar aan [betrokkene 1] toebehoort.

Procesgang

2.1Op grond van de gedingstukken kan in deze zaak van het volgende worden uitgegaan.

2.2Jegens [betrokkene 1] is op 3 september 2020 een machtiging tot het leggen van conservatoir beslag ex art. 94a Sv uitgevaardigd ter bewaring van het recht van verhaal voor een op te leggen geldboete of op te leggen verplichting tot afdracht van wederrechtelijk verkregen voordeel tot een bedrag van ruim € 250.000 in verband met strafrechtelijke vervolging wegens heling. Op 19 juni 2022 is onder [betrokkene 1] een voertuig in beslag genomen. De klager in deze zaak, een familielid van [betrokkene 1], stelt rechthebbende te zijn op de auto en heeft op 14 juli 2022 een klaagschrift ex. art. 552a Sv ingediend strekkende tot opheffing van het beslag en teruggave van de auto aan hem.

2.3Voordat ik de middelen bespreek, citeer ik eerst de in de bestreden beschikking weergegeven standpunten van de klager en het openbaar ministerie, alsmede het oordeel van de rechtbank:

Het standpunt van klager

De klager heeft verzocht om teruggave van de auto, omdat hij de rechthebbende is. Hij is op 15 juni 2022 eigenaar geworden van de auto door koop en levering. De auto is geregistreerd op naam van [betrokkene 1], omdat de klager een frauderegistratie heeft bij Stichting Centraal Informatie Systeem.

Namens de klager is ter terechtzitting naar voren gebracht dat het antwoord op de vraag of de klager als rechthebbende kan worden aangemerkt, ligt in de verzekeringskwestie. Zowel de klager als zijn partner hadden op dat moment een frauderegistratie. Om die reden is de auto tijdelijk op naam van [betrokkene 1] gezet, zodat de auto onder een verzekering kon blijven. De angst de auto te verliezen, leidde tot paniek, reden waarom kort na het beslag de auto op naam van de klager is gezet.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard.

Aangezien het klaagschrift is ingediend door een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, moet de vraag worden beantwoord of het buiten redelijke twijfel is dat de klager als eigenaar van het voorwerp moet worden aangemerkt. Het OM overweegt dat de auto in beslag is genomen ter hoogte van de woning van [betrokkene 1]. Dat roept op zichzelf al vragen op over wie nu de eigenaar is van de auto. Daarbij neemt het OM in aanmerking dat de auto ook op naam staat van [betrokkene 1], een op dat moment veroordeelde opzetheler van auto’s en auto-onderdelen met een nog lopende ontnemingszaak, waarin in eerdere aanleg een forse ontnemingsmaatregel is opgelegd. Omdat de kans op beslaglegging op vermogensbestanddelen van [betrokkene 1] aanzienlijk is, is de stelling van de klager, dat hij nu juist deze voor fraude veroordeelde [betrokkene 1] heeft uitgekozen om als katvanger te dienen om zijn auto op naam te zetten, omdat de klager dat zelf niet kon in verband met een frauderegistratie, volgens het OM zeer merkwaardig en niet geloofwaardig. Te meer omdat de auto een paar uur na inbeslagname door de politie, snel op naam is gezet van de klager. Het geheel komt op het OM als onbetrouwbaar over, waardoor het OM bij het standpunt blijft dat degene op wiens naam het voertuig stond bij inbeslagname en voor wiens woning de auto werd aangetroffen, zijnde [betrokkene 1], de eigenaar van de auto is.

Gelet op het voorgaande is het OM van oordeel dat in ieder geval niet buiten redelijke twijfel kan worden gesteld dat de auto eigendom is van de klager. Het belang van strafvordering verzet zich voorts tegen teruggave van de auto aan [betrokkene 1], omdat zowel de rechtbank in eerste aanleg als het hof een ontnemingsmaatregel hebben uitgesproken en het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de Hoge Raad, later oordelend, dit arrest zal bekrachtigen.

Het oordeel van de rechtbank

Onder [betrokkene 1] is op 19 juni 2022 in beslag genomen een personenauto, merk Volkswagen, type Golf, kenteken [kenteken]. De klager heeft gesteld rechthebbende van de auto te zijn en verzoekt om teruggave ervan.

In dit geval dient de rechtbank a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het in beslag genomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.

Naar het oordeel van de rechtbank zijn er sterke aanwijzingen dat de auto niet aan de klager, maar aan [betrokkene 1] toebehoort. Daartoe is redengevend dat de auto nabij de woning van [betrokkene 1] in beslag is genomen. Ook staat de auto op naam van [betrokkene 1]. De rechtbank overweegt daarbij dat [betrokkene 1] een op dat moment veroordeelde opzetheler van auto’s en auto-onderdelen was, met een nog lopende ontnemingszaak waarin in eerdere aanleg een forse ontnemingsmaatregel is opgelegd. De rechtbank is met het Openbaar Ministerie van oordeel dat de stelling van de klager, dat hij nu juist deze voor fraude veroordeelde [betrokkene 1] heeft uitgekozen om als katvanger te dienen om zijn auto op naam te zetten, omdat de klager dat zelf niet kon in verband met een fraude registratie, als zeer merkwaardig en niet geloofwaardig aan te merken is.

De rechtbank betrekt in haar overwegingen dat is gebleken dat de auto een paar uur na inbeslagname door de politie snel op naam is gezet van de klager, iets wat eerder volgens de klager niet mogelijk was omdat er bij hem sprake was van een frauderegistratie. Dat was nu juist de reden die de klager had gegeven voor het feit dat de auto op naam van [betrokkene 1] was gezet.

Gelet hierop is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter de auto later, als toebehorend niet aan de klager maar aan [betrokkene 1], verbeurd zal verklaren. Het belang van strafvordering verzet zich daarom tegen opheffing van het beslag, zodat het beklag ongegrond moet worden verklaard.”

De middelen

Het eerste middel klaagt dat nu het gaat om een conservatoir beslag ex art. 94a Sv in verband met een lopende ontnemingsprocedure, de rechtbank door te oordelen dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter de auto later verbeurd zal verklaren een onjuiste maatstaf heeft aangelegd, namelijk de maatstaf die behoort bij een beslag dat op de grond van art. 94 Sv is gelegd.

Het tweede middel richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat er sterke aanwijzingen bestaan dat de auto niet aan klager, maar aan [betrokkene 1] toebehoort, hetgeen volgens de steller van het middel eveneens getuigt van een onjuiste rechtsopvatting, omdat de rechtbank had moeten onderzoeken of het buiten redelijke twijfel staat dat klager als eigenaar van de auto moet worden aangemerkt. Daarnaast is het oordeel dat de auto niet aan klager, maar [betrokkene 1] toebehoort volgens de steller van het middel in het licht van hetgeen door de klager is aangevoerd onbegrijpelijk.

3.2De middelen lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.

Bespreking van de middelen

4.1Allereerst verdient opmerking dat de rechtbank niet heeft vastgesteld op welke wettelijke bepaling(en) het beslag berust. Uit de onderliggende stukken, waaronder het klaagschrift en het schriftelijk standpunt van het openbaar ministerie, kan echter worden afgeleid dat sprake is van een conservatoir beslag ter veiligstelling van een ontnemingsvordering, zodat in cassatie kan worden getoetst of de rechtbank de juiste maatstaf heeft aangelegd.n

Vgl. a contrario HR 21 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:880, rov. 2.3.

4.2De middelen klagen terecht dat de rechtbank dat niet heeft gedaan. Nu het gaat om een conservatoir beslag ex art. 94a Sv op een auto en de klager een derde is die op de voet van artikel 552a Sv om teruggave van de auto verzoekt, had de rechtbank dienen te beoordelen of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat die derde als eigenaar van die inbeslaggenomen auto moet worden aangemerkt en daarvan in haar beslissing blijk moet geven. Indien die derde als eigenaar zou zijn aangemerkt had de rechter tevens moeten onderzoeken, en daarvan blijk moeten geven, of zich de situatie van art. 94a, vierde of vijfde lid, Sv voordoet.n

HR 19 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:579, rov. 2.4.

De rechtbank heeft dit toetsingskader miskend door de uit art. 94 Sv voortvloeiende maatstaf toe te passen te weten: of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee, de teruggave van het in beslag genomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.n

HR 28 augustus 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, m.nt. Mevis, rov. 2.8.

4.3Bovendien is ook het oordeel van de rechtbank dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat “de strafrechter de auto later, als toebehorend niet aan de klager maar aan [betrokkene 1], verbeurd zal verklaren”, onbegrijpelijk, omdat in de strafzaak tegen [betrokkene 1] alleen nog een ontnemingsprocedure loopt, in het kader waarvan verbeurdverklaring – zoals de steller van het middel in de toelichting van de schriftuur terecht opmerkt – niet mogelijk is.

Slotsom

5.1De middelen slagen.

5.2Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden beschikking aanleiding behoren te geven.

5.3Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Den Haag teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden beoordeeld en afgedaan.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Artikel delen