Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:PHR:2025:476

Conclusie AG. Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard o.g.v. art. 416.2 Sv. Slagende klacht dat hof ten onrechte de verdachte niet-ontvankelijk heeft verklaard op de grond dat geen bezwaren zijn opgegeven tegen het vonnis van de rechtbank nu een appelschriftuur is ingediend waaruit blijkt dat het hoger beroep is gericht tegen de strafmaat en het hof die schriftuur in goede orde heeft ontvangen...

Parket bij de Hoge Raad 23 April 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:PHR:2025:476 text/xml public 2025-04-23T17:02:34 2025-04-18 Raad voor de Rechtspraak nl Parket bij de Hoge Raad 2025-04-22 24/01477 Conclusie NL Strafrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:PHR:2025:476 text/html public 2025-04-23T17:00:56 2025-04-23 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:PHR:2025:476 Parket bij de Hoge Raad , 22-04-2025 / 24/01477
Conclusie AG. Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard o.g.v. art. 416.2 Sv. Slagende klacht dat hof ten onrechte de verdachte niet-ontvankelijk heeft verklaard op de grond dat geen bezwaren zijn opgegeven tegen het vonnis van de rechtbank nu een appelschriftuur is ingediend waaruit blijkt dat het hoger beroep is gericht tegen de strafmaat en het hof die schriftuur in goede orde heeft ontvangen en kennis heeft genomen van de inhoud daarvan. Conclusie strekt tot vernietiging en terugwijzing.

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 24/01477

Zitting 22 april 2025

CONCLUSIE

P.M. Frielink

In de zaak

[verdachte] ,

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,

hierna: de verdachte
1Het cassatieberoep 1.1
De verdachte is bij arrest van 3 april 2024 (parketnummer 21-003681-23) door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, (bij verstek) met toepassing van art. 416 lid 2 Sv niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 21 juli 2023.
1.2
Het cassatieberoep is op 16 april 2024 ingesteld namens de verdachte. N. van Schaik en H. Brentjes, beiden advocaat te Utrecht, hebben bij schriftuur van 27 juni 2024 één middel van cassatie voorgesteld dat zich richt tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep. Bij tijdig ingediende aanvullende schriftuur van 1 juli 2024 is het middel tekstueel aangepast en is de eerder ingediende schriftuur ingetrokken.
1.3
Het middel is terecht voorgesteld. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak.
2Het middel 2.1
In het middel wordt geklaagd dat “het oordeel [van het hof] dat [de verdachte] niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep omdat geen bezwaren zijn opgegeven, van een onjuiste rechtsopvatting getuigt, althans onbegrijpelijk is, nu uit het proces-verbaal ter terechtzitting blijkt dat een e-mailbericht met als bijlage een appelschriftuur houdende de redenen van het hoger beroep, aan de strafgriffie verzonden is.”
2.2
Uit de in cassatie ter beschikking staande stukken blijkt het volgende.
2.3
De verdachte is bij vonnis van 21 juli 2023 door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, (bij verstek) veroordeeld.
2.4
Op 24 juli 2023 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
2.5
Op 24 november 2023 heeft de raadsman van de verdachte de appelschriftuur per e-mail verstuurd naar het e-mailadres van de strafgriffie van het hof. Dit e-mailbericht houdt in:

“Geachte heer/mevrouw,

In opgemelde zaak treft u bijgaand aan mijn appelschriftuur zoals ik deze heden naar de strafgriffie van de rechtbank Midden-Nederland heb verzonden. De zaak staat bij uw hof geappointeerd op 4 december aanstaande in het kader van een zogenaamde rolzitting. Ik bericht u thans op voorhand dat ik niet ter zitting zal verschijnen. Voor het verder plannen treft u bijgaand aan mijn verhinderdata betreffende de maanden februari, maart en april 2024.

Februari: 1, 2, 5, 22

Maart: 7, 9, 19, 25, 28

April: 2, 23, 25”
2.6
De bij het e-mailbericht als bijlage opgenomen appelschriftuur houdt in:

“APPELSCHRIFTUUR

(…)

Geeft eerbiedig te kennen:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, voor deze aangelegenheid woonplaats kiezende te [...] , op het kantoor van [advocaat], die door hem bepaaldelijk is gemachtigd deze appelschriftuur te ondertekenen en in te dienen:

1. De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht heeft d.d. 21 juli 2023 vonnis gewezen in de zaak met bovengenoemd parketnummer en appellant daarbij veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en de vordering TUL inzake parketnummer 20-001086-20 toegewezen voor de duur van 7 dagen.

2. Tegen dit vonnis is appellant op 24 juli 2023 – aldus tijdig – in hoger beroep gekomen. Het onderhavige appel richt zich tegen de strafmaat [cursivering door mij, A-G].

REDENEN WAAROM

Appellant verzoekt in hoger beroep, met inachtneming van hetgeen door hem bij de behandeling van dat hoger beroep naar voren zal worden gebracht, recht te doen.”
2.7
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 4 december 2023 (de zogenoemde rolzitting) houdt het volgende in (met weglating van voetnoot):

“De verdachte genaamd:

(…)

is niet verschenen.

De raadsman van verdachte, [advocaat], is evenmin verschenen.

(…)

De voorzitter deelt mede dat de raadsman voorafgaand aan de zitting een e-mail heeft gestuurd, waaruit volgt dat het hoger beroep zich richt tegen de strafmaat. De raadsman van verdachte heeft tevens verhinderdata overgelegd, aan de hand waarvan de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen verdachte gepland is.

Het hof:

- Schorst het onderzoek voor bepaalde tijd tot 3 april 2024 om 15.10 uur tot 15.25 uur;

- beveelt de oproeping van de verdachte tegen voornoemd tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman.”
2.8
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 3 april 2024 houdt het volgende in:

“De verdachte genaamd:

(…)

is niet verschenen.

Ter terechtzitting is aanwezig [advocaat], die verklaart niet uitdrukkelijk door verdachte te zijn gemachtigd de verdediging te voeren.

De advocaat-generaal voert aan, zakelijk weergegeven:

Ik verzoek uw hof verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvorering.

De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat volgens de beslissing van het gerechtshof de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van heden.

De voorzitter spreekt het arrest ter openbare terechtzitting uit.”
2.9
Het bestreden arrest houdt het volgende in:

“Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Het hof ziet in deze zaak aanleiding toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte geen bezwaren heeft opgegeven tegen het hierboven genoemde vonnis en het hof ook zelf geen redenen ziet die een inhoudelijke behandeling van de zaak noodzakelijk maken. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:

Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.”
2.10
Art. 416 lid 2 Sv luidt:

“Indien de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend noch mondeling bezwaren tegen het vonnis opgeeft, kan het door de verdachte ingestelde hoger beroep zonder onderzoek van de zaak zelf niet-ontvankelijk worden verklaard.”
2.11
Over het middel kan ik kort zijn. Uit de onder randnr. 2.6 geciteerde appelschriftuur blijkt dat – anders dan het hof heeft overwogen – namens de verdachte wel degelijk bezwaren tegen het vonnis zijn opgegeven. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 4 december 2023 blijkt verder dat het hof de appelschriftuur in goede orde heeft ontvangen en kennis heeft genomen van de inhoud daarvan, namelijk dat het hoger beroep is gericht tegen de strafmaat. Daarmee is het op 3 april 2024 uitgesproken oordeel van het hof dat de verdachte op de voet van art. 416 lid 2 Sv niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, niet begrijpelijk. In het middel wordt daarover terecht geklaagd.
3Slotsom 3.1
Het middel slaagt.
3.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
3.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

De procureur-generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

A-G

Vgl. HR 17 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1466 en de conclusie van A-G Spronken vóór dat arrest en HR 8 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1391 en de conclusie van mijn hand vóór dat arrest.

Artikel delen