Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/3180
(gemachtigde: mr. A. van Velsen),
en
(gemachtigde: mr. M. van Aken).
Met het besluit van 9 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de gemeente Amsterdam een vergunning verleend voor het aanleggen van verkeersdrempels.
De gemachtigde van eiseres heeft namens eiseres en [persoon] bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Met het besluit van 29 april 2021 (bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een nieuw besluit op bezwaar genomen (bestreden besluit II), waarin het bestreden besluit I is gewijzigd in die zin dat ook het bezwaar van [persoon] niet-ontvankelijk is verklaard.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [persoon 3] . Het onderzoek ter zitting is geschorst en het vooronderzoek is heropend om verweerder in de gelegenheid te stellen nadere stukken in te dienen.
Verweerder heeft producties ingediend en eiseres heeft hierop gereageerd, waarna het vooronderzoek is gesloten. Partijen hebben afgezien van voortzetting van het onderzoek ter zitting. Het onderzoek ter zitting is gesloten en er is een datum voor uitspraak bepaald.
1. Verweerder heeft op 9 februari 2021 aan de gemeente Amsterdam een vergunning verleend voor het aanleggen van verkeersdrempels op [adres] in Amsterdam (de vergunning). Eiseres is gevestigd op [adres] . Verweerder heeft op 12 februari 2021 in het [naam blad] gepubliceerd dat de vergunning is verleend.
2. Verweerder heeft op 26 maart 2021 het bezwaarschrift van eiseres per fax ontvangen.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit I het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. Volgens verweerder is het primaire besluit door toezending aan de aanvrager op 9 februari 2021 bekendgemaakt. De termijn is dus aangevangen op 10 februari 2021 en eindigde op 24 maart 2021. Het bezwaar is op 26 maart 2021 ontvangen. In de publicatie is uitdrukkelijk vermeld dat vanaf de dag na bekendmaking van het besluit aan de aanvrager bezwaar kan worden gemaakt en dat de datum van bekendmaking is vermeld op de vergunning. De datum van de publicatie is volgens verweerder niet doorslaggevend.
Het bestreden besluit I
4. Verweerder heeft hangende het beroep het bestreden besluit II genomen. Daarin heeft verweerder het bestreden besluit I gewijzigd in die zin dat ook het bezwaar dat de gemachtigde van eiseres namens [persoon] had gemaakt alsnog niet-ontvankelijk wordt verklaard. Verweerder heeft daarin ook vermeld dat het bezwaar van Truck Care Amsterdam B.V. niet-ontvankelijk is in plaats van Truck Care C.V. Met verweerder oordeelt de rechtbank dat het om een kennelijke misslag gaat. Het bestreden besluit II heeft dus niets gewijzigd voor eiseres. Toch heeft eiseres geen belang bij beoordeling van het eerste besluit, omdat de rechtbank de beroepsgronden van eiseres zal behandelen in het beroep tegen het bestreden besluit II, die ook worden ook geacht te zijn gericht tegen het bestreden besluit IIn
Artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het bestreden besluit II
5. De rechtbank moet beoordelen of verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
6. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is zes wekenn
Artikel 6:7 van de Awb. Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb. Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
8. Eiseres voert aan dat de bezwaartermijn nog niet was geëindigd op het moment dat verweerder haar bezwaar ontving. Omdat eiseres als bewoner van [adres] belanghebbende is, is artikel 3:42 Awb van toepassing. De bezwaartermijn is dus gaan lopen vanaf de openbaarmaking van de publicatie van de vergunning.
9. De rechtbank geeft eiseres hierin geen gelijk. Artikel 3:42, eerste lid, van de Awb ziet op besluiten die niet tot een of meer belanghebbende zijn gericht, zoals een besluit tot het vaststellen van een bestemmingsplan. Het gaat hier echter om een besluit dat op aanvraag is genomen. De bekendmaking van zulke besluiten gebeurt door toezending of uitreiking aan (in dit geval) de aanvragern
Artikel 3:41, eerste lid, van de Awb. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 oktober 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AL7707, rechtsoverweging 2.4.2.
10. Eiseres heeft voor het eerst ter zitting vraagtekens gezet bij de datum van verzending van het primaire besluit aan vergunninghouder.
11. Verweerder heeft aangeboden met stukken aannemelijk te maken dat het primaire besluit met de begeleidende brief op 9 februari 2021 is verzonden en heeft een afschrift van de begeleidende brief waarmee de vergunning is bekend gemaakt overgelegd en een afdruk van zijn digitale verzendadministratie ‘ [naam] ’.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat het primaire besluit op 9 februari 2021 is verzonden maar wel op 10 februari 2021. De begeleidende brief bij de vergunning is namelijk gedateerd op 10 februari 2021 en is geadresseerd aan Amstel 1 te Amsterdam, het adres van de gemeente Amsterdam, aanvrager van de vergunning. Op deze brief is een zaaknummer vermeld en uit de brief blijkt dat dit zaaknummer het nummer is dat aan de vergunning is gegeven. Op de afdruk van [naam] is verder een verzenddatum te zien van een brief met een zaaknummer dat overeenkomt met het zaaknummer van de begeleidende brief. Die verzenddatum is ook 10 februari 2021. Van belang is hier verder dat de geadresseerde van het primaire besluit de verzenddatum van de vergunning niet heeft betwist en evenmin de ontvangst ervan daags na verzending. Onder deze omstandigheden is aannemelijk dat het primaire besluit op 10 februari 2021 bekend is gemaakt.
13. Anders dan verweerder heeft gesteld is de bezwaartermijn dus gaan lopen op 11 februari 2021 en eindigde die op 25 maart 2021. Het bezwaar is evengoed te laat, omdat het op 26 maart 2021 per fax is ontvangen. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is niet gebleken.
14. Het beroep van eiseres is ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit II blijven in stand.
15. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding. Wel moet verweerder het griffierecht vergoeden, omdat hij in de beroepsfase een nieuw besluit heeft genomen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Kuiken, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mazurel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2022.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.