Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/1537
en
(gemachtigde: mr. M.W. van Nijendaal).
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen een besluit van de korpschef van 1 februari 2021 waarbij is besloten op een aanvraag van eiser van 27 oktober 2020 op grond van de Wpgn
Wet politiegegevens.
2. De korpschef heeft de aanvraag gedeeltelijk ingewilligd.
3. De korpschef heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. Eiser heeft nadere stukken ingediend.
5. De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023, samen met de beroepen met de zaaknummers AMS 19/678, 19/2813, 21/4934, 22/2012, 21/4157, 22/4158 en 23/0153, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de korpschef, bijgestaan door mr. G. Hagens, [naam 1] en [naam 2] , allen werkzaam bij de politie. Eiser heeft [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] (deskundigen) en [naam 6] (tolk in de Engelse taal) meegebracht naar de zitting.
6. [naam 7] is op de zitting als getuige gehoord.
7. Eiser heeft op de zitting toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awbn
Algemene wet bestuursrecht.
8. Na het sluiten van het onderzoek op de zitting heeft de korpschef nadere stukken ingediend. Daarbij heeft de korpschef aan de rechtbank met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb meegedeeld dat uitsluitend de rechtbank hiervan kennis zal mogen nemen.
9. Naar aanleiding van de nadere stukken heeft de rechtbank het onderzoek heropend. Met een beslissing van 20 april 2023, die is verzonden op 25 april 2023, heeft de geheimhoudingskamer van de rechtbank beslist dat beperkte kennisneming van die stukken gerechtvaardigd is. Hierna heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Beoordeling door de rechtbank
10. De rechtbank beoordeelt het besluit om gedeeltelijk inzage te geven in de politiegegevens van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
11. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Het verzoek van 27 oktober 2020
12. Met een brief van 27 oktober 2020 heeft eiser de korpschef verzocht afschriften te verstrekken van alle persoonsgegevens die de nationale politie sinds 3 oktober 2018 van hem heeft verwerkt. Het gaat onder meer om afschriften uit rapporten, mutaties, e-mails, WhatsApp-berichten en audio- en video-opnames van alle korpsen en eenheden.
13. De korpschef heeft het verzoek opgevat als een verzoek op grond van de Wpg en een verzoek op grond van de Avgn
Algemene verordening gegevensbescherming.
Het besluit van 1 februari 2021
14. De korpschef heeft het verzoek gedeeltelijk ingewilligd. Het besluit bevat verschillende overzichten van registraties die over eiser gaan.
14. Volledige inzage is gegeven in een aantal registraties bij de politie-eenheden
Oost-Brabant, Noord-Holland en Amsterdam.
14. Inzage in een registratie bij de politie-eenheid Oost-Nederland en inzage in een aantal registraties bij de politie-eenheid Amsterdam is gedeeltelijk geweigerd. Inzage in een registratie bij de politie-eenheid Amsterdam is volledig geweigerd. Aan deze weigeringen is de weigeringsgrond van artikel 27, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wpg ten grondslag gelegd.
14. Inzage in een aantal registraties bij de politie-eenheid Amsterdam is volledig geweigerd, omdat die registraties betrekking hebben op zaken die zijn doorgezonden naar het Openbaar Ministerie.
14. Inzage in onder andere e-mails, WhatsApp-berichten, audio- en video-opnames is volledig geweigerd, omdat het verzoek in zoverre buitensporig is.
Had het onderzoek op de zitting moeten worden geschorst?
14. Artikel 8:64, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de bestuursrechter het onderzoek op de zitting kan schorsen en daarbij kan bepalen dat het vooronderzoek wordt hervat.
14. Voor zover eiser op zitting heeft verzocht om in de gelegenheid te worden gesteld om zijn beroep nader te onderbouwen en alsnog een lijst met 45 aanknopingspunten te mogen overleggen, waaruit volgens hem blijkt dat er onvolledig inzage is geboden door verweerder, is dat verzoek afgestuit op de goede procesorde en een efficiënte behandeling van zaken. Hoewel het klopt, zoals eiser heeft gezegd, dat verweerder het verweerschrift laat heeft ingediend, was dat voor eiser geen goede reden om een aanvullende onderbouwing van zijn beroepsgronden niet al in een eerder stadium aan te leveren. Op 45 nieuwe punten kan verweerder niet zonder verder uitstel van de zaak goed reageren. Dat eiser dacht dat de rechtbank zich zou buigen over de vraag of een deskundige werd benoemd en dat hij daarna nog de gelegenheid zou krijgen punten aan te voeren, berust op een misvatting die voor zijn rekening en risico komt. Uitgangspunt is dat de zaak op de zitting zo volledig mogelijk wordt behandeld.
Had het onderzoek na de zitting moeten worden heropend?
14. Artikel 8:68, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de bestuursrechter, indien hij van oordeel is dat het onderzoek niet volledig is geweest, dat kan heropenen.
14. Op 20 april 2023 heeft de op zitting gehoorde getuige een nadere verklaring met bijlagen aan de rechtbank gemaild. De getuige is geen partij, zodat in beginsel geen stukken door hem kunnen worden ingediend.n
Zie artikel 8:58 van de Awb.
23. Eiser heeft de rechtbank met een e-mail van 14 mei 2023 verzocht het onderzoek te heropenen. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft eiser meldingsformulieren ingediend van het hoofd van de RIDn
Regionale inlichtingendienst. Team Openbare Orde Inlichtingen. Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.
De rechtbank heeft het verzoek van 14 mei 2023 afgewezen, omdat niet valt in te zien waarom de informatie niet eerder had kunnen worden ingediend. Dat eiser, zoals in overweging 20 ook overwogen, de informatie niet heeft ingediend omdat hij ervan uitging dat dit niet nodig was, was een keuze van eiser op grond van een enkele verwachting en de gevolgen daarvan moeten voor zijn rekening en risico komen.
24. Eiser heeft de rechtbank ook met een e-mail van 23 mei 2023 verzocht het onderzoek te heropenen. Ter onderbouwing van dat verzoek heeft eiser een brief van de burgemeester van Amsterdam van 21 maart 2023 ingediend. Daarin wordt een reactie gegeven op de gesprekken die de gemeente met eiser heeft gevoerd. In aanvulling daarop stelt eiser dat de burgemeester op grond van krantenberichten heeft besloten om een onderzoek in te stellen naar het dossier van eiser en dat een externe op dat onderzoek zal gaan toezien. Volgens eiser heeft de burgemeester hem verder laten weten dat zij van mening is dat hij ten onrechte is opgenomen in de zogeheten iPGA-rn
Integraal Persoonsgerichte aanpak radicalisering.
24.1.De rechtbank heeft ook in het verzoek van 23 mei 2023 geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen. De onderbouwing van het verzoek heeft geen betrekking op de wijze waarop de korpschef het verzoek van eiser om inzage in zijn politiegegevens heeft beoordeeld en kan daarom geen nieuw licht werpen op de beoordeling van het bestreden besluit.
25. De omstandigheid dat de rechtbank een bestuurlijke lus toepast, zoals hieronder nog zal blijken, maakt de afweging niet anders. Het gaat bij een bestuurlijke lus om een overzichtelijk en beperkt uitstel, waarbij het geconstateerde gebrek binnen beperkte, van te voren bepaalde tijd te herstellen zou moeten kunnen zijn.
Had de korpschef afschriften moeten verstrekken?
25. Eiser betoogt dat de korpschef afschriften van zijn politiegegevens had moeten verstrekken. Eiser beroept zich daarbij op artikel 8 van het EVRMn
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
27. De rechtbank overweegt dat het verstrekkingenregime van de Wpg uitsluitend betrekking heeft op politiegegevens als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van die wet en niet op documenten waarin deze gegevens zijn vervat. Dat een document politiegegevens bevat, brengt niet met zich dat het document als zodanig onder de werking van de Wpg valt, ook voor zover dit document andere gegevens dan politiegegevens bevat.n
Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 27 september 2017, ECLI:NL:RVS:2010:BM4969.
28. Uit het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, dat onder meer is vastgelegd in artikel 8 van het EVRM, vloeit voort dat degene van wie persoonsgegevens worden verwerkt door de politie, in de gelegenheid moet worden gesteld tot kennisneming van die gegevens. Uit artikel 8 van het EVRM vloeit ook voort dat deze rechten niet absoluut van aard zijn, maar kunnen worden beperkt, als dit in een democratische rechtsorde noodzakelijk is. Dit brengt met zich dat een ieder in beginsel in de gelegenheid moet zijn om na te kunnen gaan of zijn gegevens worden verwerkt en, zo nodig, deze verwerking in rechte aan te vechten.n
Zie de uitspraak van de Afdeling van 10 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1109.
29. De beroepsgrond slaagt niet.
Mocht inzage in politiegegevens worden geweigerd?
29. Eiser betoogt dat de gehele en gedeeltelijke weigering van inzage in zijn politiegegevens onrechtmatig is. Daartoe stelt eiser dat informatie onjuist is en wordt achtergehouden.
29. De korpschef stelt zich op het standpunt dat inzage geweigerd moet worden op grond van artikel 27, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wpg. Een weigering is een noodzakelijke en evenredige maatregel ter vermijding van nadelige gevolgen voor de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen. De korpschef wil de mogelijkheid voorkomen dat toekomstige zaken kunnen worden geschaad. Volgens de korpschef worden de informatiepositie en/of de opsporingstactiek door inzage kenbaar waardoor de opsporingstaak kan worden belemmerd.
29. De rechtbank heeft kennis genomen van ongelakte stukken die de korpschef onder geheimhouding heeft ingediend. De rechtbank is gebleken dat in de gelakte stukken die eiser heeft ingezien ook persoonsgegevens van derden zijn weggelakt en gegevens die geen betrekking hebben op de politiegegevens van eiser. Voor zover eiser daartegen opkomt, overweegt de rechtbank dat die gegevens niet onder het bereik van artikel 25, eerste lid, van de Wpg vallen. De korpschef heeft daarom terecht geweigerd om inzage in die gegevens te geven.n
Toelichting: dit is de algemene overweging, zoals besproken in raadkamer.
33. De rechtbank overweegt verder dat het recht op inzage geen absoluut recht is. Het kan worden beperkt op grond van zwaarder wegende belangen, zoals het belang van derden. Daarbij dient het belang van de betrokkene bij inzage te worden afgewogen tegen het belang van de overheid om inzage te weigeren. Met de criteria van noodzakelijkheid en evenredigheid in de aanhef van het eerste lid van artikel 27 van de Wpg is dit tot uitdrukking gebracht.n
Zie de uitspraak van de Afdeling van 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2568 en Kamerstukken 2, 2017/18, 34 889, nr. 3, p. 80.
Weigering op grond van artikel 27, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wpg
- Mutatierapporten politie-eenheid Amsterdam
34. Inzage in de mutatierapporten van de politie-eenheid Amsterdam met de registratienummers 2020143358, 2020067889, 2020063912, 2020008630, 2020003247, 2019189989 en 2019152957 is gedeeltelijk geweigerd. Inzage in het mutatierapport van de politie-eenheid Amsterdam met het registratienummer 2020190331 is volledig geweigerd. De rechtbank is van oordeel dat de korpschef zich op het standpunt mocht stellen dat inzage ertoe zou kunnen leiden dat inzicht wordt verkregen in mogelijke onderzoeken die de politie in het kader van haar taakstelling verricht en in de onderzoeksstrategieën en methodieken die de politie daarbij hanteert. Eiser zou kunnen achterhalen welke informatie wordt verzameld en hoe deze informatie geïnterpreteerd en gewogen zal worden. Kennisneming van die informatie zou kunnen leiden tot nadelige gevolgen voor de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen.n
Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2593.
35. Maar voor zover in de mutatierapporten met de registratienummers 2020143358, 2020067889, 2020063912, 2020008630, 2020003247, 2019189989 en 2019152957 informatie is weggelakt die verband houdt met de CTER-code die aan eiser was toegekend, valt zonder nadere motivering niet in te zien waarom inzage in die informatie aan eiser geweigerd moet worden. Daarbij is van belang dat die mutatierapporten zijn opgemaakt in de periode vanaf 19 juli 2019 tot 9 juli 2020 en dat de rechtbank in haar uitspraak van 8 april 2021, met zaaknummer AMS 19/2518, heeft bepaald dat de korpschef de aanduiding CTER of CTER04 in de mutaties over eiser vanaf juni 2017 tot 1 maart 2019 moet verwijderen.
35. In het mutatierapport van de politie-eenheid Amsterdam met het registratienummer 2020003247 zijn bevindingen neergelegd over de begeleiding van een demonstratie. Over dit stuk is de rechtbank van oordeel dat zonder nadere concrete en specifieke motivering niet inzichtelijk is waarom inzage aan eiser geweigerd moet worden. Niet inzichtelijk is dat inzage te veel inzicht geeft in de informatiepositie en in bepaalde methodieken of onderzoeksstrategieën van de politie. Indien inzage nadelige gevolgen heeft voor de politiewerkzaamheden, moet de korpschef dat specifiek motiveren.n
Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2007.
- Mutatierapport politie-eenheid Oost-Nederland
37. In de geheime stukken ontbreekt het mutatierapport van de politie-eenheid Oost-Nederland met het registratienummer 2020015092. Omdat de rechtbank daarom niet heeft kunnen controleren of de korpschef een beroep mocht doen op de weigeringsgrond van artikel 27, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wpg, is niet inzichtelijk geworden of inzage gedeeltelijk mocht worden geweigerd.
- Gegevens van een document van de eenheid Amsterdam
37. Los van de mutatierapporten, bevatten de geheime stukken ook een document van de eenheid Amsterdam van 26 juli 2019 waarin in een tabelvorm, zoals de rechtbank begrijpt, als relevante informatie delen van verschillende mutatierapporten worden weergegeven. De rechtbank stelt vast dat dit document gezien de datum daarvan onder de reikwijdte van het Wpg-verzoek valt. Er zijn echter delen in dit document geheel weggelakt. Daardoor kan de rechtbank niet vaststellen om welke mutatierapporten het gaat en controleren of inzage had mogen worden geweigerd op grond van artikel 27, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wpg.
- Gegevens die naar het OM zijn gezonden
37. Op de zitting heeft de korpschef verklaard dat de gegevens die naar het Openbaar Ministerie zijn gezonden ook aanwezig zijn bij de politie. Omdat het om lopende onderzoeken gaat, moeten die gegevens volgens de korpschef op grond van artikel 27, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wpg worden geweigerd.
37. De rechtbank overweegt dat eiser niet heeft bestreden dat die gegevens betrekking hadden op lopende onderzoeken. De korpschef heeft aannemelijk gemaakt dat inzage in die gegevens tot nadelige gevolgen voor lopende onderzoeken kon leiden. Niet uitgesloten is dat inzage ertoe zou kunnen leiden dat lopende onderzoeken worden gefrustreerd. Ter vermijding van die gevolgen en omdat het om een noodzakelijke en evenredige maatregel gaat, heeft de korpschef het Wpg-verzoek in zoverre mogen afwijzen.
- Conclusie over artikel 27, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wpg
37. Gelet op de overwegingen 34-38 is het bestreden besluit in zoverre niet deugdelijk gemotiveerd.
Weigering op grond van artikel 27, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wpg
37. De korpschef stelt dat het verzoek, voor zover dat betrekking heeft op e-mails, WhatsApp-berichten, audio- en video-opnames en dergelijke, buitensporig is. De korpschef onderkent dat het verzoek niet met geringe tussenpozen is ingediend, zoals bedoeld in artikel 24a, vierde lid, van de Wpg. Maar de behandeling van het verzoek brengt een grote administratieve last met zich. De betreffende informatie is zo omvangrijk dat de behandeling enorm arbeidsintensief, tijdrovend en kostbaar is.
37. Gelet op de formulering van het Wpg-verzoek ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om te twijfelen aan deze motivering van de korpschef. De korpschef heeft zich op het standpunt mogen stellen dat de afwijzing van het verzoek een noodzakelijke en evenredige maatregel is. De beroepsgrond slaagt niet.
37. Overigens heeft de korpschef aan eiser te kennen gegeven dat hij een gespecificeerd verzoek kan indienen. Volgens de korpschef is een verzoek voldoende gespecificeerd als het namen en/of dienstnummers van verbalisanten bevat en proces-verbaalnummers of registratienummers.
Is het onderzoek naar politiegegevens zorgvuldig?
37. Eiser betoogt dat de zoekslag naar zijn politiegegevens niet volledig is geweest. Zo ontbreken bij de gegevens waarin hij inzage heeft gekregen onder meer gegevens uit het registratiesysteem Summ-IT. Ook ontbreken de gegevens die verwerkt zijn naar aanleiding van een Interpolsignalering. Daartoe wijst hij erop dat in de brieven van het Openbaar Ministerie van 5 oktober en 1 november 2021 is vermeld dat het bezwaar van eiser tegen een Interpolsignalering is doorgezonden naar de landelijke eenheid van de politie, die zich bezighoudt met Interpolsignaleringen. Daarnaast ontbreken zijn gegevens die de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) heeft gedeeld met de politie. Volgens eiser volgt dit uit een besluit van de NCTV van 10 juni 2021 op zijn verzoek om inzage in de persoonsgegevens die van hem worden verwerkt. Verder wijst eiser op een besluit van de korpschef van 21 oktober 2022 op een Wpg-verzoek van eiser, waaruit volgt dat er politiegegevens van eiser zijn gedeeld met buitenlandse instanties.
Beoordelingskader
37. Wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat bepaalde gegevens niet of niet meer onder hem berusten en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, is het in beginsel aan degene die om gegevens verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, bepaalde gegevens toch onder dat bestuursorgaan berusten.n
Zie de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:310.
Gegevens van eiser in systemen
47. Op de zitting heeft [naam 2] , juridisch medewerker van de privacydesk van de politie, toegelicht dat bij de behandeling van een verzoek om inzage een interne werkinstructie wordt gevolgd. In die werkinstructie wordt stapsgewijs beschreven welke handelingen moeten worden verricht vanaf de indiening van een verzoek tot en met de afsluiting van het dossier. In het politiesysteem BVI-IBn
Basisvoorziening Informatie-Integrale Bevraging. Basisvoorziening Handhaving.
48. De rechtbank overweegt dat de vorenstaande beschrijving van de werkwijze in hoofdlijnen overeenkomt met de werkinstructie voor de behandeling van Wpg-verzoeken, die de korpschef onder geheimhouding heeft ingediend. De rechtbank kan deze werkwijze volgen. De rechtbank tekent daarbij wel aan dat, indien de korpschef zich in een geval op het standpunt stelt dat aan een betrokkene geen mededelingen kan worden gedaan over de aanwezigheid van gegevens in Summ-IT, de korpschef niet achterwege mag laten om de rechtbank over de eventuele aanwezigheid van die gegevens te informeren om rechterlijke controle te allen tijde mogelijk te maken. In het voorliggende geval ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd, geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de zoekslag naar aanleiding van het Wpg-verzoek van eiser onvolledig is geweest.
Gegevens van eiser aan Interpol
48. Op de zitting heeft de korpschef toegelicht dat uit onderzoek bij onder andere Interpol niet gebleken is dat op de naam van eiser een Interpolsignalering stond. Van een Interpolsignalering moet namelijk een Europees arrestatiebevel en een zogeheten 'red notice' worden aangemaakt. Maar eiser was geen verdachte. De politie heeft geen gegevens van eiser ter beschikking gesteld aan Interpol en Interpol heeft ook geen gegevens van eiser in Nederland opgevraagd. Het feit dat er in het systeem waarin signaleringen geplaatst en bijgehouden worden 'Interpol Signalering' werd vermeld bij de gegevens van eiser, vindt zijn oorzaak in een interne systeemfout. Volgens de korpschef is er opdracht gegeven de fout te herstellen.
48. Gelet op deze toelichting heeft de korpschef aannemelijk gemaakt dat er geen gegevens van eiser met Interpol zijn gedeeld. Van het tegendeel is niet gebleken. Daarbij overweegt de rechtbank dat ook uit de brieven van het Openbaar Ministerie van 5 oktober en 1 november 2021 niet blijkt dat op naam van eiser een Interpolsignalering stond.
Gegevens van eiser van de NCTV
48. Met het besluit van 10 juni 2021 heeft de NCTV besloten op een inzageverzoek van eiser. In dat besluit is vermeld dat onder meer de nationale politie gegevens van eiser van de NCTV heeft ontvangen. Op de zitting heeft de korpschef verklaard dat er bij de politie geen gegevens boven water zijn gekomen. De korpschef gaat er daarom van uit dat de gegevens van eiser in nieuwsbrieven zijn gedeeld. Die nieuwsbrieven zijn niet meer te achterhalen. Volgens de korpschef worden persoonsgegevens in nieuwsbrieven bovendien niet door hem verwerkt.
48. Deze verklaring is naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf niet ongeloofwaardig. In wat eiser heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de zoekslag naar gegevens van eiser in zoverre onvolledig was.
Gegevens van eiser in SIENA-berichten
53. Eiser heeft de rechtbank gewezen op een besluit van de korpschef van 21 oktober 2022 op een Wpg-verzoek van eiser van 3 september 2019, waaruit volgt dat er politiegegevens van eiser zijn gedeeld met buitenlandse instanties. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
53. Eiser heeft in het Wpg-verzoek van 3 september 2019 specifiek verzocht om inzage in zijn gegevens die de politie met de Duitse politie heeft uitgewisseld. Met een besluit van de korpschef van 17 oktober 2019 is op dat verzoek besloten. Eiser heeft daarbij gedeeltelijk inzage gekregen in een zogeheten SIENA-bericht van 28 mei 2018. De politie heeft daarmee, via het LIRCn
Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum. Bundeskriminalamt.
55. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de korpschef het besluit van 21 oktober 2022 genomen. Daarin zijn de bevindingen neergelegd van een nader onderzoek naar de vraag of gegevens van eiser zijn gedeeld met buitenlandse instanties. De korpschef heeft onder meer de SIENA-berichten van 15 april 2019 met kenmerk 1346846-1-2, 27 mei 2020 met kenmerk 1346846-3-1, 27 mei 2020 met kenmerk 1346846-4-1, en 28 mei 2020 met kenmerk 1346846-4-2 achterhaald. Met die berichten is er contact geweest tussen de Nederlandse politie en het BKA en Europol over eiser.
55. Zoals op de zitting is besproken, ziet de rechtbank aanleiding om de Siena-berichten van 15 april 2019, 27 en 28 mei 2020 en de motivering van de korpschef daarover bij de beoordeling van het bestreden besluit van 1 februari 2021 te betrekken. Deze berichten, die pas na het Wpg-verzoek van 3 september 2019 tot stand zijn gekomen, vallen binnen de reikwijdte van het Wpg-verzoek van eiser van 27 oktober 2020. De rechtbank overweegt dat de korpschef op de zitting heeft gesteld dat er ten tijde van het bestreden besluit van 1 februari 2021 geen concreet aanknopingspunt was om na te gaan of er gegevens aanwezig waren bij het LIRC. Die stelling gaat er echter aan voorbij dat de korpschef verantwoordelijk is voor een volledige zoekslag. Omdat na een nader onderzoek alsnog SIENA-berichten met politiegegevens van eiser boven water zijn gekomen die onder de reikwijdte van het Wpg-verzoek van 27 oktober 2020 vallen, is de rechtbank van oordeel dat de zoekslag naar aanleiding van dat verzoek niet volledig was. Het bestreden besluit is daarom in zoverre niet zorgvuldig tot stand gekomen.
Conclusie over het onderzoek naar politiegegevens
55. Gelet op overweging 56 slaagt de beroepsgrond. Maar voor zover eiser stelt dat de zoekslag naar gegevens die met Duitse instanties en Europol zijn gedeeld nog steeds niet volledig is, oordeelt de rechtbank dat eiser die stelling niet heeft onderbouwd of aannemelijk heeft gemaakt.
Onderzoek door een onafhankelijke deskundige?
55. Tot slot verzoekt eiser de rechtbank een onafhankelijke deskundige te benoemen die een volledig overzicht verstrekt van zijn politiegegevens. Hij heeft daar zelf geen overzicht van en dat kan hij ook niet hebben, omdat de korpschef nalaat het complete dossier in te brengen bij de rechtbank, aldus eiser. Volgens eiser is gebleken dat er een omvangrijk dossier van hem is opgebouwd dat vol fouten staat. Hij wordt daardoor belemmerd in zijn vrijheid en in de uitoefening van zijn grondrechten. Zonder een volledig overzicht van zijn politiegegevens, kan hij zijn rechten op grond van de Wpg niet uitoefenen.
55. De rechtbank stelt vast dat eiser herhaaldelijk duidelijk heeft gemaakt hoe belangrijk hij het vindt dat er een onafhankelijke deskundige wordt benoemd die nader onderzoek doet naar zijn politiegegevens, zodat hij eindelijk gerust kan zijn dat die gegevens volledig zijn. Uit overwegingen 47-57 volgt echter dat eiser met wat hij binnen de door de rechtbank gestelde grenzen van de goede procesorde heeft aangevoerd, niet aannemelijk heeft gemaakt dat de zoekslag naar zijn politiegegevens naar aanleiding van zijn Wpg-verzoek van 27 oktober 2020 nu nog onvolledig is. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
Conclusie
55. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd.
55. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om de korpschef in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen.
55. Om het gebrek te herstellen, moet de korpschef:
- nader motiveren waarom informatie die verband houdt met de CTER-code die aan eiser was toegekend, is weggelakt in de mutatierapporten met de registratienummers 2020143358, 2020067889, 2020063912, 2020008630, 2020003247, 2019189989 en 2019152957;
- nader motiveren waarom in het mutatierapport van de politie-eenheid Amsterdam met het registratienummer 2020003247 delen zijn weggelakt met een beroep op de weigeringsgrond van artikel 27, eerste lid, onder b, van de Wpg.
Verder moet de korpschef met een beroep op artikel 8:29 van de Awb de volgende stukken aan de rechtbank overleggen:
- het mutatierapport van de politie-eenheid Oost-Nederland met het registratienummer 2020015092;
- de ongelakte versie van het document van de eenheid Amsterdam, als bedoeld in overweging 38.
55. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen de korpschef het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
55. De korpschef moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als de korpschef wel gebruik maakt van die gelegenheid en binnen de gegeven termijn een nader standpunt heeft kenbaar gemaakt en stukken heeft ingediend, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van de korpschef. In beide gevallen en in de situatie dat de korpschef de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
55. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.n
Zie de uitspraak van de Afdeling van 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:80.
66. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
66. Met deze tussenuitspraak is de procedure bij de rechtbank nog niet beëindigd. Om die reden komt de rechtbank in deze tussenuitspraak niet toe aan een bespreking van de beroepsgrond van eiser dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is overschreden. Deze beroepsgrond zal worden behandeld in de einduitspraak.
De rechtbank:
draagt de korpschef op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
stelt de korpschef in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Lauwaars, voorzitter, en mr. T.L. Fernig-Rocour en mr. K.S. Man, leden, in aanwezigheid van mr. I.G.A. Karregat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2023.
griffier |
voorzitter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. politiegegeven: elk persoonsgegeven dat wordt verwerkt in het kader van de uitvoering van de politietaak, bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Politiewet 2012, met uitzondering van:
– de uitvoering van wettelijke voorschriften anders dan de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften;
– de bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 opgedragen taken, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, onder 1° en artikel 4, eerste lid, onderdeel f, van de Politiewet 2012;
b. persoonsgegeven: alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;
[…]
Artikel 24a. (informatie aan de betrokkene)
[…]
4. In het geval van een kennelijk ongegrond of buitensporig verzoek, met name vanwege de geringe tussenpozen tussen opeenvolgende verzoeken, kan de verwerkingsverantwoordelijke weigeren gevolg te geven aan het verzoek.
Artikel 25. (recht op inzage)
1. De betrokkene heeft het recht om op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke binnen zes weken uitsluitsel te verkrijgen over de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om die persoonsgegevens in te zien en om informatie te verkrijgen over:
a. de doelen en de rechtsgrond van de verwerking;
b. de betrokken categorieën van politiegegevens;
c. de vraag of de deze persoon betreffende politiegegevens gedurende een periode van vier jaar voorafgaande aan het verzoek zijn verstrekt en over de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de gegevens zijn verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d. de voorziene periode van opslag of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e. het recht te verzoeken om rectificatie, vernietiging of afscherming van de verwerking van hem betreffende politiegegevens;
f. het recht een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens, en de contactgegevens van die autoriteit;
g. de herkomst, voor zover beschikbaar, van de verwerking van hem betreffende politiegegevens.
Artikel 27. (uitzonderingen)
1. Een verzoek als bedoeld in de artikelen 25, eerste lid, en 28, eerste en tweede lid, wordt afgewezen voor zover dit een noodzakelijke en evenredige maatregel is:
a. ter vermijding van belemmering van de gerechtelijke onderzoeken of procedures;
b. ter vermijding van nadelige gevolgen voor de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen;
c. ter bescherming van de openbare veiligheid;
d. ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden;
e. ter bescherming van de nationale veiligheid;
f. ingeval van een kennelijk ongegrond of buitensporig verzoek, als bedoeld in artikel 24a, vierde lid.
2. Een gehele of gedeeltelijke afwijzing van een verzoek als bedoeld in het eerste lid is schriftelijk en bevat de redenen voor de afwijzing.