Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBAMS:2024:1063

27 February 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rolnummer: C/13/742282 / HA ZA 23-1034

Vonnis in incident van 21 februari 2024

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

AB BEWINDVOERING B.V. QQ,

handelend in haar hoedanigheid van bewindvoerder van
[eiseres],

gevestigd te Almere,

eiseres in de hoofdzaak,

eiseres in het incident,

advocaat mr. A.J. van de Graaf te Amsterdam,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde in de hoofdzaak,

verweerder in het incident,

advocaat mr. H. Loonstein te Amsterdam.

De rechtbank noemt partijen hierna de bewindvoerder en [gedaagde] en de onder bewind gestelde [eiseres] .

De procedure

1.1.In het dossier zitten de stukken:

  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering, met producties,

  • de incidentele conclusie van antwoord, met een productie.

1.2.De rechtbank heeft bepaald dat zij vandaag vonnis geeft.

De feiten

2.1. [erflaatster] is op 24 juni 2019 te Amsterdam overleden. Zij wordt hierna erflaatster genoemd. Zij was de moeder van [eiseres] en [gedaagde] was haar partner.

2.2.Erflaatster heeft op 20 december 1996 een testament opgemaakt. Zij heeft daarin bepaald dat [gedaagde] haar enig erfgenaam is.

2.3.Deze rechtbank heeft in haar beschikking van 3 maart 2020 de goederen die [eiseres] (zullen) toebehoren onder bewind gesteld. Eiseres is in deze beschikking benoemd tot bewindvoerder.

2.4.Op 26 januari 2023 heeft de bewindvoerder aan [gedaagde] geschreven dat hij namens [eiseres] een beroep doet op haar legitieme portie. Daarnaast heeft de bewindvoerder [gedaagde] gevraagd om een aantal gegevens te verstrekken die nodig zijn om de omvang van de legitieme portie van [eiseres] vast te stellen.

Het geschil in de hoofdzaak

3.1.Kort samengevat vordert de bewindvoerder dat:

- [gedaagde] – voor het geval de rechtbank de incidentele vordering afwijst – informatie overlegt voor de vaststelling van de legitieme portie van [eiseres] ,

- de rechtbank aan de hand van deze informatie de hoogte van de legitieme portie van [eiseres] vaststelt,

- [gedaagde] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.

Het geschil in het incident

4.1.De bewindvoerder vordert dat [gedaagde] haar en de rechtbank de volgende informatie geeft:

1. een verifieerbaar overzicht van alle bezittingen en schulden van erflaatster op het

moment van haar overlijden, voor zover het schulden als bedoeld in art. 4:7 lid 1

onder a en b en onder f BW betreft;

2. alle onderbouwende stukken van de verschillende bedragen zoals opgegeven bij

het overzicht onder 1, inclusief een waardering van alle bezittingen;

3. een overzicht van alle betaal-, spaar- en/of beleggingsrekeningen van erflaatster in

Nederland en in het buitenland in de periode 2014 t/m overlijden, met vermelding

van de saldi op de overlijdensdatum;

4. kopieën van de bankafschriften van de betreffende betaal-, spaar- en/of

beleggingsrekeningen over de periode 2014 tot overlijden;

5. een opgave van alle schenkingen en giften die door erflaatster bij leven zijn

gedaan;

6. aangiften inkomstenbelasting 2014 t/m 2019, inclusief de daarop opgelegde

aanslagen;

7. aangifte erfbelasting, inclusief de daarop opgelegde aanslag;

8. een overzicht van alle lijfrentepolissen en/of levensverzekering en/of eventuele

uitgekeerde lijfrentes en levensverzekeringen, inclusief alle polissen en

correspondentie over de uitkering hiervan;

9. bewijsstukken (notariële afrekeningen) waaruit blijkt van verkoopopbrengsten van

eventuele tot de nalatenschap behorende onroerende zaken, alsmede een kopie

van de bankafschriften waaruit blijkt aan wie de (ver-) koopsom is voldaan;

10. in geval van een onderneming die in de nalatenschap valt, in beginsel de

jaarstukken van de drie jaren vóór overlijden;

11. polissen van uitvaartverzekeringen en de correspondentie over de uitkering

hiervan;

12. een afschrift van de akte huwelijkse voorwaarden voor zover opgemaakt;

13. alle overige informatie die van belang kan zijn voor de berekening van de legitieme

portie van [eiseres] .

4.2.De bewindvoerder stelt dat [eiseres] afstammeling is van erflaatster en daarom recht heeft op haar legitieme portie. Zij heeft (financiële) informatie nodig om de legitieme portie van [eiseres] te berekenen. De bewindvoerder heeft daarom belang bij de opgevraagde informatie. [gedaagde] beschikt als erfgenaam over die informatie. Hij heeft tot nu toe niet gereageerd op de verzoeken om de informatie te verstrekken. De bewindvoerder heeft daarom ook belang bij vaststelling van een dwangsom.

4.3. [gedaagde] voert verweer. Zijn conclusie is dat de rechtbank de vordering moet afwijzen en dat de bewindvoerder de kosten van de rechtszaak moet betalen.

De beoordeling

5.1.Artikel 4:78 lid 1 BW bepaalt dat een legitimaris die niet erfgenaam is, tegenover de erfgenamen aanspraak kan maken op alle informatie die hij voor de berekening van zijn legitieme portie nodig heeft. Als de legitimaris erom vraagt, moeten de erfgenamen hem die informatie geven.

5.2.De bewindvoerder heeft namens [eiseres] aanspraak gemaakt op de legitieme portie. Omdat alle goederen en toekomstige goederen van [eiseres] onder het bewind vallen, heeft de bewindvoerder recht op de informatie die zij nodig heeft om de legitieme portie van [eiseres] vast te stellen. [eiseres] is zelf geen erfgenaam omdat zij is onterfd door erflaatster. De bewindvoerder heeft daarom belang bij en recht op de gevorderde informatie. Anders dan [gedaagde] aanvoert, hoeft dit belang niet spoedeisend te zijn. Het gaat immers niet om een voorlopige voorziening. De bewindvoerder kan deze aanspraak geldend maken tegenover [gedaagde] , omdat [gedaagde] erfgenaam is van erflaatster en de erfenis zuiver heeft aanvaard. De bewindvoerder is dan ook ontvankelijk in haar vordering.

5.3. [gedaagde] voert aan dat zijn raadsman de informatie die hij op dit moment al heeft op 28 november 2023 aan de bewindvoerder heeft gezonden. Verder is hij bezig meer en andere informatie te verzamelen. Hij heeft de bank benaderd en moet nog afwachten of alle afschriften vanaf 2014 beschikbaar zijn. Wat betreft de bankafschriften voert hij ook aan dat de legitimaris niet het recht heeft op alle bankafschriften. Als daaruit van schenkingen en giften blijkt zal hij daarvan opgave doen. Datzelfde geldt voor wat onder 8 is gevorderd. De overige gevorderde informatie heeft hij niet en kan hij daarom niet overleggen. Verder is de gevraagde informatie zo algemeen geformuleerd dat hij niet weet wat de bewindvoerder ermee bedoelt, aldus [gedaagde] .

5.4.Uit de bewoordingen van artikel 4:78 BW kan worden afgeleid dat de te verstrekken informatie zo ruim mogelijk moet worden uitgelegd, maar dat het wel is beperkt tot de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de legitieme portie. De rechtbank zal tegen deze achtergrond hierna ingaan op de verschillende gevraagde documenten.

Overzichten van bezittingen, schulden en de rekeningen van erflaatster (1 t/m 3)

5.5.Voor het maken van de berekening van de legitieme portie van [eiseres] is nodig een overzicht van al haar schulden en bezittingen op het moment van haar overlijden, voor zoveel mogelijk voorzien van een onderbouwing. De bewindvoerder heeft [gedaagde] al ruim een jaar geleden hierom gevraagd en erflaatster is al ruim drie jaar geleden overleden. Inmiddels moet [gedaagde] dan ook in staat zijn een dergelijk overzicht te verstrekken. Ook dient [gedaagde] een overzicht te verstrekken van de betaal-, spaar- en/of beleggingsrekeningen van erflaatster, met opgave van de saldi op het moment van overlijden. De vorderingen onder 1 tot en met 3 zijn dan ook toewijsbaar.

Bankafschriften en giften/schenkingen (4 en 5)

5.6.Uit artikel 4:67 BW volgt dat voor de berekening van de omvang van de legitieme portie de door de erflater gedane giften worden ingekort. [gedaagde] is naar eigen zeggen (nog) niet bekend met giften/schenkingen van de erflaatster, maar is bereid daarover opheldering te verschaffen als hij de bankafschriften heeft ontvangen. De rechtbank gaat ervan uit dat [gedaagde] , zoals hij aanvoert, daadwerkelijk de bank (volgens hem is maar sprake van één bankrekening van erflaatster) heeft verzocht om hem afschriften over de gevraagde periode te verschaffen. Voor zover hij deze ontvangt zal hij deze aan de bewindvoerder dienen te verschaffen. De giften/schenkingen kunnen immers uit deze bankafschriften blijken en de bewindvoerder heeft een belang om ook zelf te kunnen nagaan of er giften/schenkingen zijn gedaan. De vorderingen onder 4 en 5 zullen daarom worden toegewezen. Mocht de bank niet alle gevraagde bescheiden aan [gedaagde] (kunnen) verstrekken zal [gedaagde] dit onderbouwd met bewijsstukken aan de bewindvoerder moeten aantonen.

Aangiftes belastingen (6 en 7)

[gedaagde] betwist niet concreet dat hij de aangiftes en aanslagen dient te verstrekken. Volgens hem heeft zijn raadsman de belastingaangiftes over 2014 tot en met 2017 inmiddels aan de bewindvoerder gestuurd, met uitzondering van de belastingaangifte over 2017, waarover hij niet beschikt. De bewindvoerder heeft hierop nog niet kunnen reageren. De rechtbank zal daarom voor alle duidelijkheid de vorderingen 6 en 7 alsnog geheel toewijzen; voor zover [gedaagde] al stukken heeft verstrekt hoeft hij dat niet alsnog te doen.

Overige informatie 8 t/m 13

5.8.Wat betreft vordering 8 voert [gedaagde] aan dat hij ‘op dit moment’ niet bekend is met deze stukken. Daarover dient hij wel definitief opheldering te geven. Deze vordering zal daarom ook worden toegewezen, met dien verstande dat het te verstrekken overzicht ook kan inhouden dat deze stukken er niet zijn.

5.9.De vorderingen onder 9 tot en met 12 zijn niet toewijsbaar. [gedaagde] heeft aangevoerd dat er geen onroerende zaken, polissen en onderneming waren, zodat hij daarvan ook geen bewijsstukken kan verschaffen. Daarmee heeft hij al voldoende opgave gedaan. Van een huwelijk is verder geen sprake geweest, zodat hij ook geen afschrift van huwelijkse voorwaarden kan overleggen.

5.10.Vordering 13 tot slot is onvoldoende bepaald om te kunnen worden toegewezen.

Aan wie te verstrekken?

5.11. [gedaagde] dient de informatie aan de bewindvoerder te geven; niet aan de rechtbank. Het is vervolgens aan de bewindvoerder om haar vordering in de hoofdzaak te onderbouwen met een berekening van de legitieme portie, vergezeld van de relevante stukken.

Dwangsom

5.12.De rechtbank ziet in dit stadium geen aanleiding om de veroordelingen met een dwangsom te versterken. Dit kan anders worden als [gedaagde] de stukken niet verstrekt of zich onvoldoende inspant om deze te produceren.

Proceskosten

5.13. [gedaagde] krijgt overwegend ongelijk. Hij moet daarom de proceskosten van de bewindvoerder betalen. De kantonrechter stelt de kosten van de rechtszaak die de bewindvoerder heeft gemaakt vast op € 614,- (1 punt × tarief € 614,-) aan salaris advocaat plus 92,- aan nakosten.

De beslissing

De rechtbank

in het incident

6.1.veroordeelt [gedaagde] tot afgifte binnen één maand na dit vonnis aan de bewindvoerder van kopieën van de volgende stukken:

1. een verifieerbaar overzicht van alle bezittingen en schulden van erflaatster op het

moment van haar overlijden, voor zover het schulden als bedoeld in art. 4:7 lid 1

onder a en b en onder f BW betreft;

2. alle onderbouwende stukken van de verschillende bedragen zoals opgegeven bij

het overzicht onder 1, inclusief een waardering van alle bezittingen;

3. een overzicht van alle betaal-, spaar- en/of beleggingsrekeningen van erflaatster in

Nederland en in het buitenland in de periode 2014 t/m overlijden, met vermelding

van de saldi op de overlijdensdatum;

4. kopieën van de bankafschriften van de betreffende betaal-, spaar- en/of

beleggingsrekeningen over de periode 2014 tot overlijden;

5. een opgave van alle schenkingen en giften die door erflaatster bij leven zijn

gedaan;

6. aangiften inkomstenbelasting 2014 t/m 2019, inclusief de daarop opgelegde

aanslagen;

7. aangifte erfbelasting, inclusief de daarop opgelegde aanslag;

8. een overzicht van alle lijfrentepolissen en/of levensverzekering en/of eventuele

uitgekeerde lijfrentes en levensverzekeringen, inclusief alle polissen en

correspondentie over de uitkering hiervan;

6.2.veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van het incident van € 614,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet op tijd aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 92,- extra betalen, plus de kosten van betekening,

6.3.verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,

in de hoofdzaak

6.4.bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 3 april 2024 voor conclusie van antwoord.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.P. Pompe, rechter, bijgestaan door mr. D.K.W. Collins, en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2024.

Artikel delen