Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBDHA:2017:11845

boete

Rechtbank Den Haag 22 April 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBDHA:2017:11845 text/xml public 2025-04-22T11:55:04 2017-10-17 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Den Haag 2017-10-17 AWB - 17 _ 6228 Uitspraak Voorlopige voorziening NL Den Haag Bestuursrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2017:11845 text/html public 2025-04-22T11:54:19 2025-04-22 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBDHA:2017:11845 Rechtbank Den Haag , 17-10-2017 / AWB - 17 _ 6228
boete
Rechtbank DEN Haag
Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 17/6228 en 17/6229

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 oktober 2017 op het verzoek om voorlopige voorziening van
[verzoeker], verzoeker,
(gemachtigde: mr. M.I. Robichon-Lindenkamp),

tegen
De raad van bestuur van de kansspelautoriteit, verweerder,
(gemachtigde: mr. I.M. Zuurendonk).
Procesverloop
Bij besluit van 5 juli 2017 heeft verweerder aan verzoeker een boete opgelegd van € 270.000,- in verband met overtreding van artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet op de kansspelen (Wok) (hierna: het boetebesluit). Eveneens bij besluit van 5 juli 2017 heeft verweerder besloten om dit boetebesluit openbaar te maken (hierna: publicatiebesluit).

Tegen voormelde besluiten heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende schorsing van het boetebesluit (inclusief de betalingsverplichting) en het publicatiebesluit tot zes weken nadat een beslissing op het bezwaarschrift is genomen.

Bij e-mail van 5 september 2017 heeft verweerder desgevraagd medegedeeld dat niet zal worden overgegaan tot openbaarmaking van voormelde besluiten tot aan de uitspraak van de voorzieningenrechter. Voor zover in deze voorlopige voorziening ook andere verzoeken om opschorting zijn betrokken, zal verweerder ook daar de uitspraak afwachten.
Overwegingen
1. Op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter indien onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen.

Na kennis te hebben genomen van de stukken acht de voorzieningenrechter in dit geval termen aanwezig om van vorenbedoelde bevoegdheid gebruik te maken.

2. De voorzieningenrechter stelt vast dat het boetebesluit verzoeker alleen in zijn financiële belangen treft en dat ten aanzien van dit besluit niet is gebleken van een spoedeisend belang. Het verzoek het boetebesluit te schorsen wordt op deze grond afgewezen.

3. Over de gevraagde voorziening tegen de beoogde openbaarmaking overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

4. Verweerder heeft aan het publicatiebesluit het volgende ten grondslag gelegd. Verweerder hecht eraan boetebesluiten openbaar te maken vanwege het maatschappelijk belang om de consument te informeren over dan wel te waarschuwen voor bepaalde handelspraktijken van aanbieders van kansspelen zonder vergunning en de risico’s die consumenten daarbij lopen. Daarnaast beoogt verweerder transparantie te bieden met betrekking tot het functioneren van haar organisatie. Ten slotte is openbaarmaking van belang in verband met de preventieve werking naar andere ondernemingen en natuurlijke personen.

5. Verzoeker heeft (onder meer) gesteld dat het evenredigheidsbeginsel met zich brengt dat de nadelige gevolgen van (openbaarmaking van) de besluiten voor verzoeker niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met (de openbaarmaking van) de besluiten te dienen doelen. Openbaarmaking heeft voor verzoeker onomkeerbare gevolgen. Dit tast zijn eer en goede naam aan.

6. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het afwijzen van het onderhavige verzoek om een voorlopige voorziening tot gevolg zal hebben dat verweerder hangende de bezwaarprocedure al tot publicatie van het publicatie- en boetebesluit kan overgaan, waardoor een feitelijk onomkeerbare situatie ontstaat die verdere procedures over de publicatie van het besluit zinledig maakt.
6.1
De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat het belang van verzoeker gelegen is in het voorkomen van (imago)schade naar aanleiding van publicatie van het boetebesluit, zolang de bezwaarprocedure en de bestuurlijke heroverweging die deze impliceert, nog niet is afgerond.
6.2
De voorzieningenrechter is gezien het vorenstaande van oordeel dat de belangen van verweerder, om hangende de bezwaarprocedure(s) al tot publicatie over te mogen gaan, niet opwegen tegen de belangen van verzoeker, om gedurende deze procedure gevrijwaard te blijven van publicatie van het boetebesluit.
6.3
Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt derhalve toegewezen, in die zin dat verweerder het boete- en publicatiebesluit van 5 juli 2017 niet publiceert tot zes weken na de te nemen beslissing op het bezwaar tegen het boetebesluit van 5 juli 2017.

7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Gelet op het feit dat het hier gaat om samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit Proceskostenvergoeding bestuursrecht, stelt de voorzieningenrechter deze kosten voor de door de derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 495,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 495,- en wegingsfactor 1).

8. De voorzieningenrechter zal bovendien bepalen dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht dient te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter:

- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe, in die zin dat het besluit van 5 juli 2017 tot publicatie van het boete- en publicatiebesluit wordt geschorst tot zes weken na bekenmaking van de beslissing op bezwaar tegen dat boetebesluit;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 333,00 aan verzoeker te vergoeden;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 495,00 te betalen aan verzoeker.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Belhaj, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2017.

griffier voorzieningenrechter

Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.

Artikel delen