RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/1485
(gemachtigde: mr. A. Cav),
en
(gemachtigde: D. van der Klaauw).
1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag voor een bewonersparkeervergunning.
2. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 5 februari 2024 afgewezen. Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en een voorlopige voorziening gevraagd.
3. De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
4. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
5. Verzoeker heeft een aanvraag gedaan voor een bewonersparkeervergunning. Deze is door verweerder afgewezen omdat verzoeker beschikt over een parkeerplaats op eigen terrein (POET).n
Artikel 4.2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling parkeerregulering en parkeerbelastingen Den Haag 2022.
6. De voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen, en is niet bedoeld om versneld een uitspraak in het bodemgeding te ontlokken. De voorzieningenrechter treft pas een voorziening als onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.n
Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.
7. Het feit dat verzoeker noodgedwongen op de openbare weg moet parkeren in zijn woonwijk is op zichzelf onvoldoende om een spoedeisend belang aan te nemen. Van onomkeerbare gevolgen door de afwijzing is de voorzieningenrechter niet gebleken. Onder omstandigheden kunnen parkeerkosten een financieel belang vormen. Verzoeker heeft echter niet met stukken onderbouwd dat de parkeerkosten tot een financiële noodsituatie leiden en dat hij de parkeergelden niet kan betalen in de periode totdat op zijn bezwaar is beslist. De conclusie is daarom dat er geen enkel spoedeisend belang is. In het geval dat verzoeker in bezwaar of beroep in het gelijk wordt gesteld, dan kan hij een verzoek om schadevergoeding doen.
8. Het ontbreken van een spoedeisend belang staat evenwel niet aan het treffen van een voorlopige voorziening in de weg als sprake is van een evident onrechtmatig besluit. Daarmee wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of de afwijzing van de bewonersparkeervergunning juist is en of het besluit in bezwaar in stand zal blijven. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hiervan in dit geval geen sprake.
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af vanwege het ontbreken van spoedeisend belang. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. van den Nieuwendijk, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2024.
griffier |
voorzieningenrechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: