Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBDHA:2024:4415

28 March 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 24/1485


uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 maart 2024 in de zaak tussen


[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. A. Cav),

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: D. van der Klaauw).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag voor een bewonersparkeervergunning.

2. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 5 februari 2024 afgewezen. Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en een voorlopige voorziening gevraagd.

3. De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

5. Verzoeker heeft een aanvraag gedaan voor een bewonersparkeervergunning. Deze is door verweerder afgewezen omdat verzoeker beschikt over een parkeerplaats op eigen terrein (POET).n

Artikel 4.2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling parkeerregulering en parkeerbelastingen Den Haag 2022.

Verzoeker stelt zich op het standpunt dat verweerder hem dit niet had mogen tegenwerpen. Hij kan namelijk geen gebruik maken van de betreffende parkeerplaats in de parkeergarage, zijn voertuig is te hoog. Omdat hij het voertuig voor zijn werk gebruikt, is het aanschaffen van een ander, kleiner voertuig voor hem geen optie. In zijn woonwijk geldt overal betaald parkeren, waardoor verzoeker nu geen andere keuze heeft dan tegen betaling op straat te parkeren. Hij maakt daardoor al meer dan vier maanden onnodig hoge parkeerkosten. Verzoeker meent dat daarom sprake is van een spoedeisend belang. De parkeerkosten leiden tot veel stress, een aanzienlijk deel van zijn inkomen moet hiervoor worden aangewend. Dit terwijl voldoende financiële middelen vanwege de recente geboorte van zijn kind voor verzoeker van essentieel belang zijn. Daarbij valt een beslissing op het bezwaar niet op korte termijn te verwachten, aldus verzoeker.

6. De voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen, en is niet bedoeld om versneld een uitspraak in het bodemgeding te ontlokken. De voorzieningenrechter treft pas een voorziening als onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.n

Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.

Dit betekent dat sprake moet zijn van een situatie waarin – in dit geval – de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht omdat het onmogelijk zal zijn om de eventuele gevolgen van het besluit te herstellen.

7. Het feit dat verzoeker noodgedwongen op de openbare weg moet parkeren in zijn woonwijk is op zichzelf onvoldoende om een spoedeisend belang aan te nemen. Van onomkeerbare gevolgen door de afwijzing is de voorzieningenrechter niet gebleken. Onder omstandigheden kunnen parkeerkosten een financieel belang vormen. Verzoeker heeft echter niet met stukken onderbouwd dat de parkeerkosten tot een financiële noodsituatie leiden en dat hij de parkeergelden niet kan betalen in de periode totdat op zijn bezwaar is beslist. De conclusie is daarom dat er geen enkel spoedeisend belang is. In het geval dat verzoeker in bezwaar of beroep in het gelijk wordt gesteld, dan kan hij een verzoek om schadevergoeding doen.

8. Het ontbreken van een spoedeisend belang staat evenwel niet aan het treffen van een voorlopige voorziening in de weg als sprake is van een evident onrechtmatig besluit. Daarmee wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of de afwijzing van de bewonersparkeervergunning juist is en of het besluit in bezwaar in stand zal blijven. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hiervan in dit geval geen sprake.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af vanwege het ontbreken van spoedeisend belang. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. van den Nieuwendijk, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2024.

griffier

voorzieningenrechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Artikel delen