ECLI:NL:RBDHA:2025:7351
bewaring, vervolgberoep, art. 59 Vw, voortvarend handelen, ongegrond.
Rechtbank Den Haag 2 May 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:7351
text/xml
public
2025-05-02T17:00:26
2025-04-30
Raad voor de Rechtspraak
nl
Rechtbank Den Haag
2025-04-30
NL25.17930
Uitspraak
Eerste aanleg - enkelvoudig
NL
Arnhem
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:7351
text/html
public
2025-04-30T15:16:30
2025-05-02
Raad voor de Rechtspraak
nl
ECLI:NL:RBDHA:2025:7351 Rechtbank Den Haag , 30-04-2025 / NL25.17930
bewaring, vervolgberoep, art. 59 Vw, voortvarend handelen, ongegrond.
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.17930
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2025 in de zaak tussen
[eiser], v-nummer: [nummer], eiser
(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 5 maart 2025.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 24 maart 2025.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Ook heeft de minister de verslagen van de vertrekgesprekken van 4 maart 2025, 6 maart 2025, 14 maart 2025, 2 april 2025, 8 april 2025 en 9 april 2025 overgelegd.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 24 april 2025 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.
Overwegingen
Toetsingskader
1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. Uit de uitspraak van 24 maart 2024 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank alleen de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van het onderzoek, op 18 maart 2025.
Heeft de minister voldoende voortvarend gehandeld en is er voldoende zicht op uitzetting?
3. Eiser betoogt dat de minister niet voldoende voortvarend handelt. Ook betoogt eiser dat geen zicht op uitzetting bestaat binnen een redelijke termijn.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister voldoende voortvarend gehandeld. Op 6 maart 2025 heeft de minister een aanvraag om een laissez-passer ingediend bij de Libische autoriteiten. Op 10 april 2025 heeft de minister gerappelleerd bij de vertegenwoordiging van de Libische autoriteiten in Nederland. Op 2 april 2025, 8 april 2025 en op 9 april 2025 hebben vertrekgesprekken met eiser plaatsgevonden. Op 1 mei 2025 staat een presentatie van eiser bij de vertegenwoordiging van de Libische autoriteiten in Nederland gepland. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Libië ontbreekt. Dit heeft eiser ook niet nader onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
4. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E. Brokke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Rb Den Haag, zp Arnhem, 24 maart 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:5104.
ABRvS 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829